2-74

2-74

Sénat de Belgique

Annales parlementaires

JEUDI 26 OCTOBRE 2000 - SÉANCE DE L'APRÈS-MIDI

(Suite)

Question orale de M. Vincent Van Quickenborne au ministre des Télécommunications et des Entreprises et Participations publiques sur «l'avenir du secteur de la télécommunication» (n° 2-350)

De heer Vincent Van Quickenborne (VU-ID). - De regering heeft de afgelopen weken heel wat beloften gedaan. Hierbij werd één belangrijk thema over het hoofd gezien: de toekomst van de telecomsector in ons land. Meer dan een jaar lang heerst er op alle regeringsbanken volledige stilte. Intussen weten we dat de regering met tienjarenplannen werkt. Hopelijk geldt dit niet voor de telecomsector. Ondertussen vaart de consument er slecht bij.

Mijn eerste vraag gaat over de relatie tussen de minister, enerzijds, en de actoren van de telecomsector, anderzijds. Velen vragen zich af of de minister wel degelijk alle actoren van de sector bij de discussie betrekt en niet enkele actoren begunstigt ten nadele van andere. Zo heb ik in de pers kunnen lezen dat de minister de alternatieve operatoren van de telecomsector minder dan 24 uur op voorhand voor een vergadering op zijn kabinet uitnodigt. Blijkbaar brengt het kabinet eerst de pers op de hoogte over een dergelijke vergadering en dan pas de sector en het Parlement. Kan de minister dit toelichten?

Een tweede punt is het Belgacomdossier. De minister had beloofd vóór het einde van 1999 een beslissing te nemen. Ondertussen heb ik de heer John Goosssens, de grote baas, in de pers horen verklaren dat hij het dossier volledig in eigen handen heeft. Blijkbaar speelt de meerderheidsaandeelhouder, in casu de Belgische Staat, niet langer een rol bij de beslissing over de toekomst van het bedrijf.

Het dossier heeft dus vertraging opgelopen. Had de minister dit gepland en is hij gelukkig met het feit dat dit dossier zo lang blijft aanslepen? Welke aspecten van het dossier heeft hij de afgelopen weken behandeld? Zal weldra tot een beursgang worden beslist? Brengt het mogelijk vertrek van een aandeelhouder, het Amerikaanse SBC, geen ernstige verandering teweeg in het aandeelhouderschap van Belgacom? Is het verlies van de knowhow die dat bedrijf levert, geen nadeel voor Belgacom?

Mijn laatste vraag gaat over het UMTS-dossier. De minister heeft een aantal beslissingen genomen. Toch is het debat niet stilgevallen. Er hebben in tegendeel onverwachte gebeurtenissen plaatsgevonden. Een aantal veilingen heeft weinig opgebracht. Bovendien blijkt nu dat de minister een aantal aspecten van dit dossier, zoals de site sharing en de roaming, aan het Parlement moet voorleggen. Blijkbaar zal dit in een programmawet worden geregeld. Ik dacht dat we deze zomer hadden beslist dat dergelijke fundamentele kwesties niet langer in een dergelijke wet konden worden behandeld.

Ziet de minister in de tegenvallende resultaten van veilingen in Nederland en Italië, de val van de telecomaandelen en het afhaken en aarzelen van bedrijven als Telenet en Telefonica (Suez) geen reden om toch voor een andere strategie in het UMTS-dossier te opteren?

De heer Rik Daems, minister van Telecommunicatie en Overheidsbedrijven en Participaties. - Ik zal het eerst hebben over het telecomdossier in zijn algemeenheid. Vervolgens zal ik even stilstaan bij de actoren. Ten derde zal ik een antwoord geven over de vraag naar wat er nu met Belgacom moet gebeuren en ten slotte zal ik ingaan op de UMTS-licenties.

De heer Van Quickenborne stelt terecht dat de regering met meerjarenplannen werkt. Dat is ook logisch: investeren in een bedrijf is hetzelfde als investeren in een beleid. In zijn federale beleidsverklaring heeft de eerste minister zes kernelementen voor de volgende jaren naar voren geschoven. Een daarvan was de ontwikkeling van de informatiesamenleving in het algemeen en het opstellen van een project inzake elektronische overheid in het bijzonder. Samen met de ministers Piqué, Van Den Bossche, Verwilghen en Duquesne heb ik een plan uitgewerkt, het zogenaamde vijfsterrenplan, waarin op basis van vijf verschillende elementen de ontwikkeling van de informatiesamenleving wordt uitgestippeld.

De daarvoor benodigde middelen zijn vastgelegd. De regering heeft mijn voorstel om de opbrengsten van de veiling van de UMTS-licenties geheel of gedeeltelijk via de intrestwinsten en na schuldafbouw in de telecommunicatiesector te investeren aanvaard. Twee derden van die winsten zullen in de informatiesamenleving worden geherinvesteerd en een één derde in de mobiliteit. Iedereen weet echter dat communicatie en mobiliteit steeds meer met elkaar verweven geraken. Dit zien we bijvoorbeeld in de link tussen mobiliteit en telewerk.

Het gaat om een investering van ongeveer 10 miljard, over vijf jaar gespreid, afhankelijk van de opbrengsten van de veiling. Daarnaast komen er ook middelen van de Federale Participatiemaatschappij voor het deel "elektronische overheid". De Federale Participatiemaatschappij investeert in een publiek-privaat bedrijf, waarin onder meer De Post en bedrijven uit de informatie- en technologiesector een belangrijke rol zullen vervullen.

Het is mijn bedoeling om dit vijfsterrenplan zowel in de Kamer als in de Senaat in de bevoegde commissies voor te stellen. Vorige week heb ik de operatoren op mijn kabinet uitgenodigd. Ook zij zullen, net als de consumentenorganisaties, bij dit plan worden betrokken. Ik ben immers van mening dat de actoren op de markt zelf het best weten hoe de markt zich optimaal kan ontwikkelen. Zij kunnen mij dan ook zeggen welk van de vijf prioriteiten eerst moet worden gerealiseerd.

Hiermee heb ik meteen een antwoord gegeven op de vraag over de betrokken actoren. Wie dacht dat de politieke wereld grote gevoelens kan losweken, moet eens naar de telecomwereld kijken. De geruchtenstroom op de economische pagina's is even fantasierijk als op de politieke pagina's. Dit was een van de grootste verrassingen waarmee ik sinds mijn aantreden werd geconfronteerd.

De operatoren hebben vorige week op mijn kabinet de stand van zaken bij de liberalisering toegelicht. Ze hebben beloofd binnen een maand voorstellen voor een verdere liberalisering in te dienen.

Hierbij gaat het zowel om grote dossiers, zoals unbundling of the local loop, als om kleinere dossiers, zoals de carrier select en de precarrier select, de zonale gesprekken en de vermindering met 20% voor de interconnectietarieven.

Gisteren nog werd het ontwerp van programmawet door de Ministerraad goedgekeurd. Hierin zijn bepaalde aspecten opgenomen, waaronder site sharing, dat een andere regeling kende dan wat werd vooropgesteld in het koninklijk besluit met betrekking tot wireless loop. Dit dossier werd even uitgesteld teneinde met dezelfde regels dezelfde markt te kunnen bespelen.

Natuurlijk was het niet gemakkelijk. Onze keuze voor de veilingprocedure was immers niet naar de zin van de drie bestaande operatoren, die, zoals in een beperkt aantal andere landen, op een beauty contest hoopten, ervan uitgaande dat de zittende operator daarin wel de licentie toegewezen zou krijgen. Dat zou echter een inbreuk betekenen op de correcte en niet-partijdige toekenning van de licenties. Overigens leidden deze beauty contests in de landen waarin ze georganiseerd werden, tot de meest verregaande rechtszaken, waarvan ik de uitkomst niet kan voorspellen. Alleszins bestond het vermoeden dat bij een beauty contest heel wat problemen zouden rijzen, omdat men de toewijzing van een schaars goed met een enorm hoge potentiële waarde nu eenmaal niet op een ondoorzichtige manier kan doen.

Dit aspect, en niet het financiële, is dan ook de reden waarom ik voor een veiling heb geopteerd. Een veiling is een transparant proces waarbij niemand kan beweren dat iemand bij de toewijzing van de licenties wordt bevoordeeld of benadeeld. Anticiperend op een andere vraag kan ik meteen meedelen dat dit ook de reden is waarom de betalingen voor de vorige licenties niet in aanmerking kunnen worden genomen. Met het oog op het vermijden van deloyale concurrentie of deloyale behandeling in een procedure van attributie van een schaars goed heeft Europa immers bepaalde regels opgesteld.

De aspecten roaming en site sharing zijn in de programmawet opgenomen omdat zowel de Inspectie van Financiën als mijn consultants hebben opgemerkt dat ik op juridisch vlak absoluut zeker moet zijn, omdat bedrijven snel naar de rechtbank gaan als het om zoveel geld gaat, in een poging schadevergoedingen te bekomen die tot enorme bedragen kunnen oplopen.

In een advies heeft de Raad van State opgemerkt dat het niet absoluut zeker is dat roaming en een deelaspect van site sharing, meer bepaald het constitueren tegen betaling door de operatoren van een databank van de plaats van de masten, bij koninklijk besluit kunnen worden geregeld. Aangezien ik een van de onderdelen toch in een wet moest gieten heb ik, om absoluut zeker te zijn, er daarom voor geopteerd in de wet ook alle aspecten van roaming en site sharing op te nemen. De wet is immers niet aanvechtbaar als ze door het Parlement is goedgekeurd.

Beide aspecten zijn ook opgenomen in de programmawet omdat ze eveneens een financieel onderdeel bevatten, meer bepaald de investeringen die als gevolg van de opbrengst van de veiling via de minderintrest voortvloeien naar het vijfsterrenproject inzake informatiesamenleving en mobiliteit.

Deze maatregelen zullen tegen het einde van het jaar gepubliceerd zijn, uiteraard na goedkeuring door het Parlement, al dan niet met wijzigingen.

De spreker heeft het over tegenvallende resultaten van de veilingen en noemt me traag. Momenteel hebben maar een beperkt aantal landen de toewijzing gedaan. Drie ervan zijn iets meer bekend: Nederland, Groot-Brittannië en Duitsland. In de pers heb ik vernomen dat Italië overweegt de procedure al dan niet te herbeginnen. Duitsland en Groot-Brittannië boekten succes, vermits de opbrengst er zoveel groter is dan aanvankelijk begroot. Nederland wordt beschouwd als zijnde geen succes, omdat de opbrengst minder is dan verwacht.

Het is dus een kwestie van verwachtingspatronen. Zoals u weet: perception is reality. Dat geldt zeker in de politiek en bij de publieke opinie.

In Italië zien we hetzelfde: de verkoop brengt gewoon minder op dan verwacht. We moeten dus afwachten of het in België een succes wordt of niet.

Zijn we traag? De meeste landen moeten nog komen: Zwitserland, Oostenrijk, Ierland, Portugal, Zweden, Noorwegen, noem maar op.

Is het succes van de voorbije veilingen, die de middelen van de markt hebben weggezogen, een probleem? Het was sowieso een probleem, aangezien de twee grootste markten, Duitsland en Groot-Brittannië, hoe dan ook altijd vóór België hun veiling hadden gehouden. We konden niet verwachten dat ons land eerst was geweest. Dit is dus eigenlijk een non issue. Of de andere veilingen een invloed hebben op de attributie en de waarde van de attributie zullen we dus nooit weten. Ik heb de opbrengst altijd zeer conservatief op 40 tot 60 miljard geraamd. Dat lijkt me voor deze schaarse goederen een redelijke prijs. Ligt de opbrengst hoger, des te beter. Komen we op dat bedrag uit, dan zijn we tevreden, als de licenties maar op een correcte, transparante wijze worden toegewezen. Voor zover ik zie is een transparante toewijzing, zonder discussie en de daarbij horende rechtszaken, enkel mogelijk door het organiseren van een volledig open veiling waarbij iedereen gelijk is voor de wet.

Haken bedrijven in dit proces af? Ik weet niet hoe ik dat moet interpreteren. Vandaag zijn niet alle gegevens duidelijk. Binnenkort zijn ze dat wel, want de komende dagen worden de elementen van het koninklijk besluit en de programmawet gepubliceerd, subject to modification uiteraard, want het Parlement moet een aantal zaken nog behandelen. Het proces zal dus zeer transparant zijn.

Formeel gezien is er vandaag nog geen enkele kandidaat, aangezien de kandidaatstelling nog niet open is. We weten alleen dat toen de zeer hoge prijzen in Groot-Brittannië werden gehaald, tien of elf bedrijven zo'n veiling wel zagen zitten. Als enkele daarvan vandaag afhaken, lijkt die beslissing me veel minder ingegeven te zijn door het concept van de veiling en de inhoud ervan, dan wel door een investeringsbeleid dat onafhankelijk van de procedure en de inhoud van de veiling is uitgewerkt. We moeten dus gewoon afwachten tot de procedure effectief loopt, vooral ook omdat zovele landen samen met of na ons hun licenties veilen.

Belgacom is een ander verhaal. Dit is een dossier dat met de nodige omzichtigheid moet worden behandeld. Wie de telecommarkt volgt, zal het met me eens zijn dat we beter kiezen voor een goede strategische operatie, die op langere termijn altijd de waarde maximaliseert, dan voor een operatie op korte termijn die hoe dan ook risicovol is. Kijk maar naar de beursgangen die moesten worden uitgesteld en die een feit zouden zijn geweest indien we een beursgang van Belgacom hadden gehad. We hadden van bij aanvang meer dan genoeg indicaties om, gezien de volatiliteit van de markt, op korte termijn niet naar de beurs te gaan, behalve wanneer een beursgang zou kaderen in een strategische operatie. Dat is altijd mijn doelstelling geweest en zal dat ook blijven. Kiezen voor een strategische operatie betekent dat we in een veranderend landschap nu eenmaal de betere kansen moeten grijpen. In dat opzicht zitten we perfect op dezelfde golflengte als ADSB, de andere partner in het bedrijf, die 50% van de aandelen min één heeft en waarin SBC, de overnemers van Ameritech, zitten. Op het ogenblik onderzoeken we, zoals dat hoort in de telecommarkt, een aantal opties om op een bepaald ogenblik een strategische operatie uit te voeren die de waarde maximaliseert, maar vooral ook andere aspecten, zoals de telecomactiviteit in het centrum van Europa, als een belangrijk gegeven naar voren schuift. Als puur financiële maximalisatie de doelstelling was, dan moesten we niet naar de beurs gaan. Dan zouden we het bedrijf in vier stukken moeten hakken, de mobilofonie en het internet verkopen, hopen dat de data nog iets opbrengen en `wiring' failliet laten gaan. Zo zou een Amerikaanse geldwolf, die alleen naar de centen kijkt, het doen, maar dat is duidelijk niet mijn strategie. Ik kies voor een strategische operatie die zowel de aandeelhouders, als de stakeholders, als het personeel, als het land voordeel biedt.

Ik ben niet gebonden door de tijd.

De heer Vincent Van Quickenborne (VU-ID). - De minister heeft het wel over de omzichtigheid waarmee het Belgacomdossier moet worden behandeld, maar waarom heeft hij dan een timing geïntroduceerd? Hij zegde zelf dat hij vóór eind 1999 een beslissing zou nemen. Hij heeft inmiddels blijkbaar zijn les geleerd. Intussen is de telecommarkt veranderd. Een jaar geleden waren er misschien interessantere opties dan nu.

Volgens mij is de betrokkenheid van de telecomactoren toch niet zo groot. Ik vind het nogal eigenaardig dat de uitnodigingen minder dan 24 uur vóór de vergadering zijn toegekomen. Ik neem aan dat hij een aantal beslissingen heeft genomen onder druk van de telecomsector. Een aantal parlementsleden uit de meerderheid en de oppositie heeft geprotesteerd tegen het nieuwe tariefplan van Belgacom en er komen ongetwijfeld nog protestacties. Wij hebben de indruk dat de minister vooral opkomt voor Belgacom en de andere actoren in de kou laat staan. Dat is een slechte zaak voor de consument, want een maximale concurrentie is ideaal.

Ik wil ook nog even terugkomen op de UMTS-veiling. De Belgische mobilofoonmarkt is heel speciaal. Er zijn, in tegenstelling tot andere landen, twee dominante operatoren. De regering heeft beslist een van de twee of misschien allebei te laten domineren, zodat er voor sommige transacties op basis van een kostenstructuur moet worden gewerkt. Deze markt is echter zo verschillend van andere markten. Dat moet de minister er toch toe aanzetten een speciale procedure te ontwikkelen. Ik vrees dat er, precies door onze monopoliemarkt, weinig kandidaten zullen zijn om een bod uit te brengen op de vier licenties, zeker op de vierde, waarvan de marktpenetratie immers klein zal zijn. Ik prefereer een vast tarief in een hybride systeem boven een tarief waar men maximaal laat bieden met het risico dat het resultaat wel eens zou kunnen tegenvallen.

Mijn laatste opmerking betreft de discussie over de programmawet. De minister wil een aantal aspecten in die wet regelen. Als er iets bij wet wordt geregeld, dan heeft het Parlement een inbreng. Ik vind het nogal schaamteloos dat de minister een wetsontwerp indient bij het Parlement, maar er a priori van uitgaat dat er niet veel zal worden gewijzigd. Het Parlement is er om over wetsontwerpen en wetsvoorstellen te discussiëren. Als de minister dit als een noodzakelijk kwaad ervaart...

M. le président. - Selon le règlement, une question orale et sa réponse doivent durer cinq minutes au maximum.

De heer Vincent Van Quickenborne (VU-ID). - Ik vraag al maandenlang een debat over deze problematiek. Ofwel nemen we onze instelling ernstig ofwel niet.

De heer Rik Daems, minister van Telecommunicatie en Overheidsbedrijven en Participaties. - Ik wacht op een uitnodiging voor een debat. Ik ben overigens altijd bereid om tijdens elk debat de zaken gedetailleerd te bespreken. U kunt mij toch niet verwijten dat ik de inbreng van het Parlement niet naar waarde schat. De uiteindelijke inhoud is inderdaad het prerogatief van het Parlement, maar de regering dient het ontwerp in.