2-65 | 2-65 |
De heer Frans Lozie (AGALEV). - Het concrete probleem dat ik wens aan te snijden, geeft aanleiding tot een meer algemene reflectie over de mogelijk gevolgen waaraan klokkenluiders zich blootstellen als zij uit hoofde van hun beroepsactiviteiten bepaalde wantoestanden aan het licht brengen.
Een inspecteur van Financiën bracht enkele jaren geleden een aantal onfrisse praktijken van het toenmalige ABOS aan het licht. Uiteindelijk werd hieromtrent in de Kamer een opvolgingscommissie opgericht onder het voorzitterschap van de heer Dirk Van der Maelen. De aanbevelingen van deze opvolgingscommissie lagen aan de basis van een volledige hervorming van het ABOS, een herstructurering die tot op vandaag nog steeds niet voltooid is. Men mag wel spreken van een revolutie bij de toenmalige ABOS-administratie.
De informatie die door deze ambtenaar werd aangebracht, was dus meer dan terecht. De feiten hebben dit aangetoond en zowel regering als parlement hebben hieraan het nodige gevolg gegeven.
Recent heeft betrokkene via een open brief aan zowel de heer Van der Maelen als aan zijn bevoegde minister Vande Lanotte laten weten dat zijn demarche uit het verleden hem zwaar wordt aangerekend door zijn hiërarchische overste en een aantal collega's.
Inspecteurs van Financiën worden uit hoofde van hun functie meestal tijdelijk geaccrediteerd bij andere diensten. In februari 1998 vernam betrokkene toevallig dat hij per ministerieel besluit van 2 april 1995 werd geaccrediteerd bij de diensten van de heer Urbain, de toenmalige minister van Buitenlandse Handel. Betrokkene vernam zijn accreditatie bij een andere dienst dus drie jaar na de feiten.
Zijn accreditatie bij de diensten van de heer Derycke, de toenmalige minister van Buitenlandse Zaken, werd ingetrokken per 15 januari 1996 en meegedeeld in 1998. Zijn accreditatie bij het ABOS werd ingetrokken per 1 april 1997 en meegedeeld in februari 1998. Dit kan op zijn minst een eigenaardige manier van werken worden genoemd.
Eind 1999 vernam de betrokkene dat hij per ministerieel besluit van 15 januari 1996 geaccrediteerd werd bij de diensten van de heer Pinxten, de toenmalige minister van KMO's. Ondanks herhaaldelijk verzoek ontving de betrokkene nooit kopie van de brief die hem op de hoogte had moeten brengen van dit ministerieel besluit. Men kan zich dus afvragen of die brief ooit heeft bestaan.
Op dit ogenblik is betrokkene per ministerieel besluit van 12 januari 1996 en met ingang van 15 januari 1996 geaccrediteerd bij de diensten van de heer Vandenbroucke, minister van Pensioenen. Ook deze accreditatie vernam hij pas veel later. Het gaat volgens de betrokkene zelf overigens om een zinledige accreditatie, vermits zijn opdracht geen enkele zin heeft. Bijkomend werd de betrokkene belast met de responsabilisering van de sociale parastatalen, een opdracht die bij hem al even zinloos overkomt. De betrokken ambtenaar voelt deze administratieve praktijken aan als schrijnend.
De vraag luidt dus op welke wijze klokkenluiders kunnen worden beschermd tegen de represailles van hun hiërarchische overheid. Met klokkenluiders bedoel ik ambtenaren die wantoestanden naar buiten brengen en zodoende een aantal collega's in verlegenheid brengen.
Vooral inspecteurs van Financiën kunnen met vermeende wantoestanden worden geconfronteerd. Bent u op de hoogte van de hierboven geciteerde problemen en welke concrete maatregelen hebt u hieromtrent reeds genomen?
Overweegt u specifiek voor de ambtenaren van de inspectie van Financiën beschermingsmaatregelen om te voorkomen dat klokkenluiders in hun werk en carrière worden benadeeld? Ik denk in dat verband vooral aan de inspecteurs die in allerlei departementen worden geaccrediteerd en daar vaak zaken vaststellen die niet door de beugel kunnen.
Welke sluitende garanties zijn er opdat ambtenaren die naar een andere dienst geaccrediteerd worden, hierin volle inspraak krijgen en hiervan ten minste onmiddellijk op de hoogte worden gesteld? Het kan niet dat een ambtenaar plots vaststelt dat hij in een andere dienst werkt.
Wordt er een onderzoek ingesteld naar de vermeende intimidatie van een of meerdere ambtenaren ten gevolge van de ABOS-affaire?
De grondige hervorming van de federale administratie is een prioriteit van deze regering. Maakt u van deze aangekondigde hervorming gebruik om uw inspecteurs een voldoende beschermend statuut te geven? Naast het algemene principe dat het spreekrecht van de ambtenaren moet kunnen worden gegarandeerd, zeker wanneer zij in eer en geweten bepaalde wantoestanden aanklagen, is er immers nood aan een specifieke beschermingsmaatregel voor de inspecteurs van Financiën.
De heer Johan Vande Lanotte, vice-eerste minister en minister van Begroting, Maatschappelijke Integratie en Sociale Economie. - We weten allen over wie het hier gaat. De heer Lozie stelt mij vragen over het statuut en de bescherming van de inspecteurs van financiën.
Het statuut van de inspecteur van financiën is een van de meest beschermde statuten. Ik verklaar mij nader.
Deze ambtenaren zijn vast benoemd. Ze hebben een aantrekkelijk loon en een vlakke loopbaan. Ze zijn dus niet afhankelijk van een of andere promotie, maar komen automatisch in hogere categorieën terecht. Een inspecteur wordt dus automatisch inspecteur-generaal. Deze elementen bieden al een stevige garantie voor zijn loopbaan.
Het advies van een inspecteur van Financiën kan onder geen enkel beding worden gewijzigd. In tegenstelling tot het parket, waar de regel geldt dat "la plume est serve et la parole est libre", is voor de inspecteurs van financiën "la parole libre". Geen enkele instantie in de hiërarchie van Financiën kan de opdracht geven een advies te wijzigen. De minister of ministers kunnen eventueel beslissen het advies niet te volgen.
Het tuchtreglement voorziet in een aantal garanties, al moet ik toegeven dat het statuut van de inspecteurs van Financiën nog niet volledig is uitgewerkt.
Ten slotte wil ik het hebben over de accreditatie. Bij de beoordeling van deze specifieke aangelegenheid is het op dit vlak dat het schoentje wringt. De betrokken persoon heeft een drievoudige taak in de sociale sector. In de eerste plaats verstrekt hij advies over de pensioenen in de openbare sector. Dit is geen geringe taak, die soms aanleiding kan geven tot hoog oplopende emoties. Voorts is hij de regeringscommissaris van een van de grootste parastatalen, namelijk de RVA. Ten slotte heeft hij de opdracht gekregen nota's te schrijven en studiewerk te verrichten over de responsabilisering van de sociale parastatalen.
Als politieke verantwoordelijke verklaar ik uitdrukkelijk dat ik deze drie taken uitermate belangrijk vind. Tot mijn spijt moet ik vaststellen dat de betrokkene hierover een andere mening is toegedaan. Deze houding is onaanvaardbaar. Ik ben degene die moet uitmaken of deze taken al dan niet belangrijk zijn. Het is niet correct openlijk te verklaren dat dit werk niet de moeite loont. Het benieuwt mij te weten wat de publieke opinie hiervan denkt.
Een inspecteur van Financiën hoeft niet te wachten op een vraag om advies. Heel wat inspecteurs brengen advies uit zonder dat hierom wordt verzocht. Sommige inspecteurs van Financiën hebben adviezen geformuleerd aangaande de politiehervorming, bijvoorbeeld over de pensioenproblematiek van de politiehervorming. Hoewel ik de betrokkene hierom niet had verzocht en hij hiertoe niet verplicht is, had hij net zo goed zijn advies kunnen verlenen. Het stoort mij dat hij dit werk onbelangrijk acht.
Ik heb geen zin uit te weiden over het verleden omdat ik niet verantwoordelijk ben voor de beslissingen die door mijn voorgangers werden genomen.
De minister van Sociale Zaken is reeds maanden bezig met de problematiek van de responsabilisering. Bovendien kan men niet beweren dat de openbare pensioenen niet belangrijk zijn of dat de functie van regeringscommissaris van de RVA te verwaarlozen is. In feite zijn deze drie taken te omvangrijk voor een enkele persoon, op voorwaarde dat ze met enthousiasme en toewijding worden uitgevoerd. Ik herhaal dat ik het op dit vlak niet eens ben met de betrokkene. Dit stoort mij omdat het gaat om een onafhankelijk statuut met een grote autonomie en veel garanties. Het impliceert anderzijds dat de opdrachten die de minister van Begroting geeft, met de nodige ernst en zin voor initiatief worden uitgeoefend, aangepast aan een statuut dat zeker niet slecht wordt vergoed.
Minister Van den Bossche heeft reeds aangekondigd dat wij maatregelen zullen nemen om personen te beschermen die misbruiken aan het licht brengen. Deze beschermingsmaatregelen zullen voor iedereen gelden, dus ook voor de inspecteurs van Financiën. Anderzijds moet elke ambtenaar aanvaarden dat politieke overwegingen moeten worden gerespecteerd.
De heer Frans Lozie (AGALEV). - Ik dank de minister voor het antwoord. Het spreekt vanzelf dat de verduidelijkingen rond het statuut en de prerogatieven van de inspecteurs interessant zijn. Ik wil er uiteraard op aandringen dat het tuchtreglement zo snel mogelijk zou worden afgewerkt. Dat is niet onbelangrijk, vooral omdat in de relaties tussen de betrokkene en zijn hiërarchie de kleine lettertjes van het tuchtreglement vrij belangrijk zijn. Indien een hiërarchisch overste een stok zoekt om iemand te slaan, kan dit vaak via de tuchtprocedure of de mogelijkheid tot evaluatie via verslagen.
Ten tweede stel ik vast dat er een meningsverschil is over de kwalitatieve inschatting van de opdracht van de betrokkene. Ik hoop dat men daar tot een rechtstreeks gesprek kan komen, zoals dat in elk normaal bedrijf of normale administratie zo zou moeten zijn, teneinde betrokkene niet alleen objectief een volwaardige activiteit te geven, maar hem subjectief ook het gevoel te geven dat hij voor het werk waarvoor hij aangesteld is, geapprecieerd kan worden.
- L'incident est clos.