2-65 | 2-65 |
De heer Vincent Van Quickenborne (VU-ID). - "58 Chinezen vinden een afschuwelijke verstikkingsdood", "Vol, afficheert Hotel Europa". Ziedaar twee recente krantenkoppen die typerend zijn voor een van de politieke debatten in de toekomst.
De immigratieproblematiek was ook een van de hoofdthema's van de Europese Top in Feira in Portugal. De dood van 58 Chinezen werd er schokkend genoemd, maar tegelijkertijd bleef men geloven in de filosie van het IJzeren Gordijn en werd gezegd dat het Fort Europa moet worden versterkt, omdat het de enige manier is om potentiële migranten de risico's te doen inzien van samenwerking met de criminelen die de mensenhandel controleren. Met andere woorden de attitude van Europa blijft xenofoob.
Nochtans zijn er landen die positiever aankijken tegenover immigranten, zoals de Verenigde Staten, Canada, Australië en Nieuw-Zeeland. Ze kunnen als belangrijke wegbereiders worden gezien. Ook Duitsland is onlangs van houding veranderd. Kanselier Schröder heeft onlangs beslist 20.000 softwarespecialisten vanuit de hele wereld aan te trekken. Indische informaticaspecialisten lieten al weten niet geïnteresseerd te zijn. Ze willen naar de VS.
Gelukkig kan Europa gemakkelijk talent overtappen uit het oosten. Nu reeds draait een stukje van onze grijze economie op tijdelijke werkkrachten uit Polen, Slowakije, Hongarije en Estland. Als deze landen volwaardige EU-leden worden, zal die stroom aangroeien. Maar waarschijnlijk zullen weinig Oost-Europeanen zich hier komen vestigen. Ze zullen wel met wekenlang "werktoerisme" het thuisfront financieel ondersteunen.
De voorbije jaren nam de migratie naar de meeste EU-landen af. Om de werkende bevolking de komende 50 jaar op peil te houden, heeft de Europese Unie volgens de berekeningen van de Verenigde Naties een jaarlijkse instroom van 4.100 migranten per 1.000.000 inwoners nodig. Voor ons land komt dat dus neer op ruwweg 41.000 migranten per jaar. Vandaag bedraagt het Belgische migratiesaldo minder dan 10.000.
Het is ook niet louter een kwestie van aantallen. Uit een recente studie over de Amerikaanse staat Massachusetts blijkt dat de migrantenbevolking er bijzonder veel patenten op haar naam heeft. De meeste migranten werken hard, willen hogerop en geven meer dan de lokale bevolking de voorkeur aan welvaart- en jobcreërende bedrijven.
Ook België zou er goed aan doen dat soort nieuwe Belgen te verwelkomen. De Vlaamse regering heeft een half miljard vrijgemaakt om 1.500 anderstalige migranten in te burgeren. In heel wat sectoren is er een groeiend tekort aan hoog- en laaggeschoolde werknemers. Ik weet wel dat we ons in de eerste plaats moeten richten tot de werkloze migranten van de tweede en de derde generatie, maar tegelijkertijd weten we ook dat niet elke werkloze tot een ICT-specialist kan worden omgeturnd. Er zijn terzake verschillende studies gemaakt. Zo wijst de studie van International Data Corporation uit dat we over twee jaar zullen worden geconfronteerd met een tekort van 35.000 informaticaspecialisten. Willen onze spitssectoren competitief blijven dan moeten ze de vrijheid hebben om de beste mensen ook uit andere landen aan te trekken.
In het debat omtrent het migratiebeleid dat we hier een paar maanden geleden in de plenaire vergadering hebben gevoerd is ook gewezen op de de noodzaak om de migratiestop te herzien op basis van het arbeidstekort in ons land. Rekening houdend met het voorrapport van de Verenigde Naties over de denataliteit en de vervangingsimmigratie, stelde de Senaatscommissie in haar rapport voor deze problematiek te onderzoeken zowel op Belgisch, als op Europees, als op mondiaal vlak. Het Belgische voorzitterschap van de EU dat België in de tweede helft van 2001 zal waarnemen leek voor de commissie het moment om een internationale conferentie hierover te organiseren
Het VN-rapport "Replacement migration: is it a solution to declining and ageing populations?" van maart 2000 kondigt voor het jaar 2050 voor de geïndustrialiseerde landen een aanzienlijke afname van de bevolking aan en enorme vergrijzing. En zelfs als de nataliteit in komende decennia plots sterk zou toenemen zal dat weinig veranderen aan die vooruitzichten.
De wet betreffende de tewerkstelling van buitenlandse arbeidskrachten die vorig jaar tot stand kwam en die van toepassing is op niet-Belgische werknemers en op de werkgevers, kan een oplossing bieden. De wet steunt op een systeem van arbeidskaarten en arbeidsvergunningen om een arbeidsimmigratiebeleid te voeren.
Als principe geldt dat een werkgever geen buitenlandse arbeidskracht mag tewerkstellen zonder over een vergunning te beschikken. Er zijn wel bijzonder veel uitzonderingen. Wanneer een vergunning nodig is, moet die altijd worden aangevraagd vooraleer de buitenlandse werknemer in ons land is.
Tot nog toe heeft de Belgische regering in dit belangrijke debat nog geen standpunt ingenomen, in tegenstelling tot Duitsland, dat onlangs besliste 20 000 buitenlandse werknemers aan te trekken. Ook in het migratiedebat zijn het tekort op de arbeidsmarkt en de migratiestop niet expliciet ter sprake gekomen.
Volgende vragen kunnen een basis vormen van het debat. Wil de regering de immigratiestop van het midden van de jaren `70 handhaven? Is ze eventueel bereid deze te doorbreken? Zo ja, op welke manier en langs welke kanalen? Zo nee, hoe denkt ze de groeiende instroom van de in hoofdzaak economische vluchtelingen tegen te houden?
Wat denkt de minister van volgende stelling: "Europa en België hebben nood aan een beleid van open, maar gecontroleerde immigratie"? Gaat de regering hiermee akkoord, en zo ja, welke zijn de concrete instrumenten om zo een beleid te ontwikkelen?
Wat is de houding van de minister ten opzichte van het Duitse plan om 20.000 migranten aan te trekken? Acht hij een gelijkaardig initiatief ook mogelijk in ons land? Is hij zich bewust van de enorme arbeidstekorten in ons land, niet alleen in de informaticasector, maar ook in andere sectoren?
Hoewel ik besef dat de volgende vraag veeleer voor de minister van Werkgelegenheid is bestemd, wil ik ze toch stellen. Welke plannen heeft de minister om de krapte op de arbeidsmarkt op te vangen? Hoe wil hij de paradox op de arbeidsmarkt, met enerzijds een groot aantal vacatures en anderzijds een belangrijke stille reserve van werklozen, aanpakken? Denkt hij dat het zal volstaan een beroep te doen op werklozen uit ons land?
Meent de minister dat de wet van vorig jaar die de regels vastlegt in verband met de tewerkstelling van buitenlandse arbeidskrachten een voldoende accuraat instrument is om de vacatures snel en efficiënt op te vullen? Is het criterium van "het niet vinden binnen een redelijke termijn" geen te stroef instrument?
Pol Hauspie, Vlaams bedrijfsleider en een van de medestichters van Lernout & Hauspie, bekend voor zijn spraaktechnologie, doet in zijn bedrijf geregeld een beroep op buitenlandse arbeidskrachten. Hij vertelde mij volgend verhaal. Een van zijn arbeidskrachten, een hooggeschoolde informaticus uit Rusland, overwoog om zijn verblijf in België te beëindigen omdat hij er niet in slaagde een verblijfsvergunning te krijgen voor zijn vrouw en kinderen. Het zou een jaar duren vooraleer er een beslissing dienaangaande kon worden genomen. Deze anekdote illustreert wat er schort aan het immigratiebeleid.
Het migratiedebat wordt het debat van de toekomst. Het zal een breuklijn trekken tussen de partijen. Ik hoop dat de minister samen met mij aan de goede kant zal staan.
De heer Antoine Duquesne, minister van Binnenlandse Zaken. - De politiek van de regering bestaat niet in een immigratiestop. We voeren veeleer een politiek van gecontroleerde immigratie.
Elke dag worden er immers visa uitgereikt, wordt er gezinshereniging toegestaan en worden aanvragen tot vestiging aanvaard, om niet te spreken van de lopende regularisatieprocedure. De verblijfstitels worden steeds verleend na controle en individueel onderzoek door de diensten die de aanvragen onderzoeken.
Deze gecontroleerde immigratiepolitiek moet worden voortgezet in samenwerking met de andere landen van de Europese Unie. Daarbij moet een grotere harmonisatie worden nagestreefd.
La Commission européenne fera d'ailleurs une communication à ce sujet à la fin de l'année.
La Belgique prépare actuellement, en collaboration avec la Commission européenne et l'Organisation Internationale pour les Migrations, une conférence sur l'immigration qui s'inspirera des enseignements tirés des conclusions du Sommet de Tampere. Cette conférence se tiendra sous la présidence belge l'année prochaine et abordera les questions que vous soulevez. En effet, il y a des problèmes d'ordre répressif par rapport aux contrôles aux frontières ou à la lutte contre la traite des êtres humains. Il y a des problèmes d'harmonisation des conditions d'accueil et des procédures d'asile, mais il faut aussi aborder très franchement le problème global de l'immigration et voir, de manière solidaire, ce qui est acceptable en Europe, dans quelles mesures et à quelles conditions.
Il faut effectivement éviter les slogans réducteurs et les solutions simplistes : l'immigration est une question complexe qui nécessite une étude approfondie et nous entendons apporter notre contribution à l'occasion de la présidence belge.
Comme vous l'indiquez à juste titre, le permis de travail n'est en principe accordé que lorsqu'il n'est pas possible de trouver, dans un délai raisonnable, de travailleur adéquat parmi ceux se trouvant sur le marché du travail belge.
Il existe néanmoins des dérogations à cette règle, auxquelles vous ne faites pas référence. Une dérogation importante consiste en ce que l'on ne tient pas compte de la situation du marché du travail pour l'octroi d'un permis de travail lorsqu'il s'agit de personnel hautement qualifié. La condition est que ces personnes aient un salaire annuel d'au moins 1.147.000 francs. Cela représente, en tenant compte de la prime de fin d'année et du pécule de vacances, un salaire mensuel brut de 85.000 francs. Si l'on dépasse ce plafond, le permis de travail peut être délivré pour un maximum de quatre ans, sans analyse du marché belge de l'emploi.
En outre, la condition selon laquelle il doit s'agir de ressortissants d'un pays avec lequel la Belgique a conclu un accord ou une convention internationale ne s'applique pas à ces travailleurs. De telles embauches peuvent donc se faire avec des ressortissants de n'importe quel pays.
Ce plafond salarial a encore été diminué l'année dernière. Celui-ci est à présent inférieur à ce qu'un employeur paie habituellement à un jeune ayant une qualification semblable qu'il va chercher sur les bancs scolaires. On peut donc aisément dire pour un tel personnel que la Belgique est un pays aux frontières ouvertes. Néanmoins, cela est apparemment méconnu.
Quant aux délais qui sont parfois nécessaires en Belgique pour la délivrance de visas, je suis conscient du problème. C'est pourquoi je ne me contente pas de réformer la procédure d'asile et de mener à bien l'opération de régularisation. La réorganisation du service des visas est un autre de mes objectifs. Il entre dans mes intentions de décentraliser davantage la délivrance de ces visas via les postes diplomatiques, avec informatisation des services, même si c'est le ministre de l'Intérieur qui reste en définitive compétent pour l'accès au territoire. Cette autre réforme devrait être achevée avant la fin de l'année, je l'espère dès le mois d'octobre.
De heer Vincent Van Quickenborne (VU-ID). - Ik dank de minister voor zijn antwoord. Ik wil nog even stilstaan bij de fundamentele vaststelling dat we te maken hebben met enerzijds een enorme vergrijzing en anderzijds met tekorten op de arbeidsmarkt. Ik heb een aantal cijfers gegeven in verband met de problemen in de informaticasector. Maar ook in andere sectoren zijn er steeds meer knelpuntvacatures. Uit het antwoord leid ik af dat de minister een oplossing ziet. De minister verwijst naar de uitzonderingen in de wet op de tewerkstelling van buitenlandse arbeidskrachten en meer bepaald naar het individueel onderzoek voor elk dossier. Ik verwacht daar niet zoveel van en geloof meer in contingentering, waarbij via quota de tekorten op de arbeidsmarkt worden opgevuld. Een aantal meerderheidspartijen staan achter dat idee, maar de regering is daar geen voorstander van. Er is meer nodig dan het efficiënt toepassen van de wet. Er moet een fundamentele stap gedaan worden in het doorbreken van de immigratiestop.
Een tweede opmerking betreft het Duitse plan om migranten aan te trekken. Zal de regering dat ook doen voor een aantal sectoren of verwijst ze weer naar de wet die vorig jaar is goedgekeurd.
M. Antoine Duquesne, ministre de l'Intérieur. - Il s'agit d'un problème complexe qu'il faut étudier avec sérieux et pour lequel les décisions doivent être prises au niveau européen. La dimension nationale est en effet insuffisante pour appréhender l'ensemble de la problématique de l'immigration.
En voulant compenser un déficit démographique, il faut cependant éviter d'aggraver la situation des comptes dans notre pays. S'il s'agit de recevoir chez nous des personnes non actives, on ne fera qu'accentuer les déséquilibrés dénoncés.
Si par contre, on prévoit des conditions pour avoir accès à notre territoire, notamment en exigeant certaines qualifications comme c'est le cas dans certains pays, il ne faut pas perdre de vue le déséquilibre que cela peut causer dans certains pays d'origine qui ont précisément besoin de qualifications et d'encadrement pour faire face à leur situation de sous-développement. Il n'y a certainement aucune objection de principe à rechercher des formules comme celle-là mais il faut le faire dans une approche d'ensemble.
Vous avez fait référence à d'autres pays. J'ai eu l'occasion de rencontrer le ministre australien ainsi que le ministre canadien de l'immigration. Il ressort de ces contacts que le problème est autrement compliqué que d'accorder simplement des quotas. Il faut donc certainement se livrer à une réflexion en profondeur. Cette préoccupation est d'ailleurs partagée par une grande partie de mes collègues au niveau européen, ce qui devrait permettre une discussion plus franche et plus détendue.
Il ne faut pas oublier un autre aspect des choses, celui du codéveloppement entre les pays européens et les pays d'origine, ni le problème de l'accueil et de l'insertion dans de bonne conditions de ceux que nous sommes prêts à accepter sur notre territoire. Je n'ai vraiment aucune objection de principe mais je souhaite que tout cela fasse l'objet d'une réflexion sérieuse et je considère que les décisions doivent être prises ensemble, au niveau européen.
- L'incident est clos.