2-61

2-61

Sénat de Belgique

Annales parlementaires

JEUDI 6 JUILLET 2000 - SÉANCE DE L'APRÈS-MIDI

(Suite)

Questions orales

Question orale de M. Vincent Van Quickenborne à la vice-première ministre et ministre de l'Emploi sur «le travail intérimaire dans le secteur de la construction» (n° 2-316)

M. le président. - M. André Flahaut, ministre de la Défense, répondra au nom de Mme Laurette Onkelinx, vice-première ministre et ministre de l'Emploi.

De heer Vincent Van Quickenborne (VU-ID). - Mijnheer de voorzitter, dit is reeds de tweede maal dat minister Onkelinx een vraag van mij door een van haar collega's-minister laat beantwoorden. Ik hoop dat dit geen gewoonte wordt.

Uitzendarbeid zit sinds enkele maanden sterk in de lift. De redenen hiervoor zijn legio: uitzendarbeid biedt een flexibele oplossing om vraag en aanbod op elkaar af te stemmen en zorgt ervoor dat nieuwe intreders op de arbeidsmarkt een bewuste keuze kunnen maken en dat werkzoekenden makkelijker kunnen herintreden op de arbeidsmarkt. Het nieuwe invoeginterimstatuut dat we gisteren nog in de commissie voor de Sociale Aangelegenheden bespraken, erkent dit trouwens.

Ondanks al deze voordelen is het voor de bouwsector in België nog steeds verboden uitzendkrachten in te schakelen. Destijds, in 1977, werd het gevaar van koppelbazerij aangevoerd als voornaamste reden, maar intussen blijkt dat Nederland, Frankrijk en Groot-Brittannië een dergelijk verbod niet kennen.

Gisteren trok de bouwsector nogmaals aan de alarmbel. De reden hiervoor ligt voor de hand: de paradox van de arbeidsmarkt manifesteert zich ook hier ten volle. Het aantal werkzoekende bouwvakkers is vorig jaar gedaald van 7 000 naar 6 000, terwijl de vacatures bij de VDAB zijn gestegen van 6 400 naar 7 300. In totaal zouden er 10 000 vacatures zijn. Door een beroep te doen op uitzendkrachten hoopt men die toch nog te kunnen invullen.

Op welke manier wil de minister het groeiend tekort aan arbeidskrachten oplossen in de bouwsector en in talrijke andere sectoren? Ook in Zaventem blijven er een 1 400 plaatsen onbezet; in Gent ondervindt een nieuwe fabriek moeilijkheden om arbeiders te vinden; de informaticasector blijft met tekorten kampen.

Is de minister bereid het verbod voor de bouwsector om uitzendkrachten in te schakelen op te heffen? Zo ja, binnen welke termijn en onder welke voorwaarden? Zo nee, welke zijn de reden voor het behoud van het verbod? Kan de koppelbazerij niet op een andere manier bestreden worden?

Mijn laatste vraag betreft een kwestie die ook door de bouwsector zelf werd aangekaart. De sector stelt voor om de maximale werktijd van 38 uur te verhogen voor jonge werknemers en in ruil ouderen deeltijdse uitloopbanen aan te bieden. Welke houding neemt de minister aan tegenover dit voorstel? Welke maatregelen wil de minister nemen om drie `vergeten' groepen - migranten, vrouwen en ouderen - terug aan het werk te krijgen?

De heer André Flahaut, minister van Landsverdediging. - Ik lees het antwoord van collega Onkelinx.

"In een aantal gevallen is uitzendarbeid inderdaad verboden in het bouwbedrijf. Dat verbod geldt bijvoorbeeld voor de werklieden die vallen onder de bevoegdheid van het paritair comité van het bouwbedrijf.

De verbodsbepaling is opgenomen in artikel 18 van de collectieve arbeidsovereenkomst nummer 36 van 27 november 1981 houdende conservatoire maatregelen betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers.

Het zijn de sociale partners die dit verbod in hun instrumentarium hebben opgenomen. Zij moeten dan ook het initiatief nemen om het op te heffen. Indien ze een gedeeltelijke opheffing wensen, kunnen ze het paritair comité van het bouwbedrijf vragen hiertoe een voorstel te formuleren. In dat geval kan de minister dat voorstel overnemen en krachtens artikel 23 van de wet van 24 juli 1987 betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers een reglementair koninklijk besluit daartoe uitvaardigen.

Wat de arbeidsduur van jonge werknemers betreft, herinner ik eraan dat deze is vastgelegd in de bepalingen van de arbeidswet, in het koninklijk besluit nummer 213 van 26 september 1983 betreffende de arbeidsduur in de ondernemingen die onder het paritair comité voor het bouwbedrijf ressorteren, en in de collectieve arbeidsovereenkomsten die hetzij op sectoraal vlak hetzij op ondernemingsvlak worden gesloten. Ook de Europese regelgeving speelt een rol. Uiteraard moeten deze juridische instrumenten, die precies tot doel hebben de arbeidstijd te regelen, strikt worden nageleefd."

De heer Vincent Van Quickenborne (VU-ID). - Aangezien ik minister Flahaut over deze materie bezwaarlijk verder kan ondervragen, geef ik ten behoeve van het verslag dan maar enkele opmerkingen.

De minister verwijst naar het sociaal overleg en naar het bevoegd paritair comité, van wie ze een voorstel verwacht om het verbod op te heffen. Uiteraard kunnen de sociale partners altijd zelf initiatieven nemen, maar toch stel ik vast dat de regering in andere dossiers dit maar al te gretig zelf doet. Kijk maar naar de programmawet. Ik kan me alleszins niet van de indruk ontdoen dat de regering met twee maten en twee gewichten werkt en dat de regering alleen naar de sociale partners verwijst, als het haar goed uitkomt.

Ik had ook gevraagd hoe de regering het groeiend tekort aan arbeidskrachten, onder meer in de bouwsector, denkt op te lossen. Welke instrumenten biedt ze daarvoor aan? In het buitenland kent men het systeem van green cards of doet men een beroep op arbeidskrachten uit het buitenland. Duitsland lost zijn tekort aan informatici bijvoorbeeld op door deze mensen in India te zoeken. Ik heb op dit deel van mijn vraag geen antwoord gehoord. Kan de minister mij daarop nog een zij het misschien algemeen antwoord verschaffen? Anders zal ik deze kwestie op een ander forum ter sprake brengen.

De heer André Flahaut, minister van Landsverdediging. - Daar kan ik niet op antwoorden. Deze materie valt niet onder mijn bevoegdheid.