2-59 | 2-59 |
Mevrouw Sabine de Bethune (CVP). - Slechts ongeveer één procent van de tewerkgestelden bij de brandweer, zijn vrouwen. Daarvoor zijn er belangrijke redenen, onder meer de zware fysieke taken die met deze job gepaard gaan, het moeizaam integreren van vrouwen in de mannencultuur, de vraag naar typische mannelijke diploma's zoals mechanica en elektronica, de vrij recente openstelling van die job voor vrouwen, de moeilijke combinatie met een sociaal- en gezinsleven.
De Raad voor gelijke kansen voor mannen en vrouwen heeft bij alle brandweerkorpsen een enquête gehouden over de aanwezigheid van vrouwen binnen hun diensten. Dat heeft een vrij interessant beeld gegeven van de aanwezigheid van vrouwen bij de brandweer en van de moeilijkheden die zij er ondervinden.
Op basis van deze peiling heeft de raad, op zeven april jongstleden, een advies uitgebracht over de ondervertegenwoordiging van vrouwen bij de brandweerkorpsen. Ik heb deze enquête gebruikt als basis voor mijn vraag om uitleg, omdat ik geen weet heb van ander onderzoek in verband met deze problematiek. De enquête werd naar 250 Belgische brandweerkorpsen gestuurd; 130 korpsoversten, dus meer dan vijftig procent, hebben geantwoord.
Uit de enquête blijkt ook dat op een totaal van 16.342 brandweerlui er slechts 154 vrouwen zijn, dus één procent. Een ander belangrijk gegeven is dat amper één brandweerkorps op twee, vrouwen tewerkstelt. In de helft van de brandweerkorpsen zijn tot op vandaag dus geen vrouwen tewerkgesteld. Deze cijfers inspireren mij om de minister een aantal vragen te stellen.
Uit de hierboven aangehaalde cijfers blijkt dat de aanwezigheid van vrouwen bij de brandweer nog lang geen vanzelfsprekendheid is, om het eufimistisch uit te drukken. Vanuit het oogpunt dat de brandweer, als openbare dienst, de weerspiegeling moet zijn van de samenleving in haar geheel, moeten dringend concrete maatregelen worden genomen teneinde op alle niveaus en in alle diensten een evenwichtige aanwezigheid van vrouwen te bekomen. Het is helemaal niet mijn bedoeling om te pleiten voor een fifty-fifty-verhouding. Mensen moet de kans worden gegeven om het beroep uit te oefenen dat ze graag en goed kunnen uitoefenen. Uit de grote ondervertegenwoordiging blijkt dat er drempels bestaan voor vrouwen. Dit kan niet meer in de éénentwintigste eeuw. Graag vernam ik de mening van de minister over de stelling dat openbare diensten tot op zekere hoogte een weerspiegeling van de samenleving moeten zijn. Zou een grotere vertegenwoordiging van vrouwen bij de brandweer ook niet de kwaliteit van de dienstverlening ten goede komen? De politiediensten staan een heel stuk verder met de aanwerving van vrouwen, hoewel daar ook nog grote inspanningen moeten worden geleverd. Uit hun ervaring blijkt alleszins dat een evenwichtiger verhouding tussen vrouwen en mannen, een positieve invloed heeft op de kwaliteit van de dienstverlening en op de sfeer binnen het korps.
Hoe verklaart de minister het geringe aantal vrouwen bij de brandweerdiensten? Beschikt de minister over studiemateriaal dat wij niet kennen?
Welke beleidsmaatregelen zal hij nemen om hierin verandering te brengen?
Denkt de minister niet dat de proeven inzake lichamelijke geschiktheid aangepast moeten worden voor vrouwen? Niet dat de proeven anders moeten zijn voor vrouwen dan voor mannen: de aanwervingsproeven moeten sekseneutraal worden gemaakt. Dat is enkele jaren geleden gebeurd bij de politiediensten, waar de fysieke proeven werden aangepast opdat ze niet discriminerend zouden zijn voor het ene of het andere geslacht.
Uit de studie blijkt dat de stagecommissies bijna uitsluitend zijn samengesteld uit mannen. In slechts 14 van de 103 stagecommissies vindt men één of meerdere vrouwen terug. In 89 commissies is dus geen enkele vrouw aanwezig. Dit beantwoordt niet meer aan de realiteit.
Acht de minister het niet aangewezen dat voor de samenstelling van deze commissies de tweederderegel, waarbij ten hoogste 2/3 van de leden van organen van hetzelfde geslacht mogen zijn, zou worden toegepast? Voor andere niveaus is de regering deze regel genegen, er kan dus geen probleem rijzen.
Zal de minister maatregelen nemen om het gezins- en beroepsleven van het brandweerpersoneel beter op elkaar af te stemmen?
Dit is toch een prioriteit in onze moderne samenleving.
Welke mogelijkheden bestaan nu reeds om deeltijds te werken, ouderschapsverlof of loopbaanonderbreking te nemen?
Ik vermoed dat deze rechten bij de brandweer onvoldoende gewaarborgd zijn. Een en ander stemt niet overeen met de moderne tewerkstellingscultuur voor zowel vrouwen als mannen.
Op de vraag of er binnen het korps een reglementering werd opgesteld om het personeel te beschermen tegen ongewenste intimiteiten op het werk, antwoordden 108 korpsen op de 130 dat dit niet het geval was. Dat valt ten zeerste te betreuren, te meer daar de openbare diensten een voorbeeldrol hebben te vervullen op dat vlak. De kaderwet kwam reeds jaren geleden tot stand. Het zou goed zijn dat zij ook wordt toegepast bij de brandweer en de gemeentepolitie.
Uit de studie blijkt ook dat slechts 29% van de brandweerkazernes, 28 op 130, zijn uitgerust met afzonderlijke voorzieningen als verkleedruimtes, toiletten en douches, voor vrouwelijk personeel. Dit is een flagrante overtreding van het ARAB. Hoe wil men nu bij de brandweer vrouwen aanwerven wanneer zij niet over de aangepaste infrastructuur kunnen beschikken?
Welke maatregelen zal de minister nemen om dit te corrigeren?
Ik kijk met spanning uit naar de toelichting bij de beleidsintenties van de minister.
M. Antoine Duquesne, ministre de l'Intérieur. - Je suis tout à fait favorable à la promotion des femmes sapeurs-pompiers, pour autant qu'elles le souhaitent et qu'elles en aient les aptitudes, compte tenu spécialement des problèmes de sécurité qui sont liés à ce métier. L'intervention des services d'incendie se caractérise, en effet, par la rapidité et exige une disponibilité permanente et immédiate. Traditionnellement, le travail du sapeur-pompier est un travail très lourd. Jusqu'à la fin du 19ème siècle, les échelles étaient transportées, soit par chariot, soit à la main. À cette époque, le déploiement des échelles se faisait encore à la main. Grâce au développement technologique, une partie du travail lourd a été reprise par du matériel moderne tel que les autopompes, les auto - échelles, les auto - élévateurs, les tuyaux à haute pression et le matériel hydraulique. Toutefois, la charge physique reste considérable. L'équipement réglementaire de protection individuelle constitué par la tenue d'intervention et l'appareillage respiratoire, pèse entre vingt et vingt-cinq kilos suivant les matériaux utilisés. Cet équipement est obligatoirement porté pendant toute la durée de l'intervention. Les ciseaux - ou écarteur hydraulique - pèsent trente-cinq kilos. La manipulation de ce matériel exige d'ailleurs deux personnes. Un tuyau de refoulement avec une section de 70 millimètres et une pièce de raccordement pèse dix kilos. Son déploiement exige que l'on puisse le tenir à une main.
Je cite ces exemples pour vous montrer que les épreuves sportives imposées lors du recrutement n'ont pas pour but d'éliminer ou de décourager les candidats à une fonction de sapeur-pompier, mais de disposer de personnel opérationnel qui supporte ce lourd travail physique, sans mettre sa propre santé ou sa propre sécurité en danger.
Cela n'empêche cependant pas que les épreuves sportives telles qu'organisées actuellement soient susceptibles de critiques. Les sapeurs-pompiers eux-mêmes, en grande majorité de sexe masculin, plaident aussi pour une révision de ces épreuves sportives en fonction, notamment, des missions et de l'âge. Une étude sérieuse, à caractère scientifique, me paraît tout à fait indiquée à cet égard.
J'en viens au recrutement par le conseil communal. Les conseils communaux sont ce qu'ils sont. Les femmes y sont heureusement mieux loties que dans les corps de sapeurs-pompiers.
Quant aux commissions de stages qui ont pour mission d'évaluer les prestations quotidiennes des sapeurs-pompiers stagiaires, il va de soi qu'elles sont composées de membres du service d'incendie. Faute de femmes dans le service, il n'y en a pas non plus, bien entendu, dans la commission de stages. C'est une réalité que je ne puis changer par l'envoi d'une circulaire ministérielle. Les sapeurs-pompiers professionnels ont la qualité de personnel communal et ils jouissent donc de tous les avantages prévus par ce statut. La majorité de ce personnel professionnel observe un régime de travail en continu, c'est-à-dire 24 heures de travail et 48 heures de repos ou un régime comparable. Dans le premier cas, le sapeur-pompier qui le désire est à la disposition de sa famille 48 heures d'affilée. Vous avez raison de dire que très peu de sapeurs -pompiers prennent des pauses - carrières ou des congés pour des raisons familiales, ou travaillent dans un régime de prestations réduites. En tout cas, l'application de ces mesures signifierait une augmentation considérable du coût de la protection contre l'incendie. En effet, afin d'assurer à tout moment un premier départ standardisé, du personnel supplémentaire devrait être engagé.
Chaque sapeur-pompier, qu'il soit professionnel ou volontaire, doit disposer d'un équipement de protection individuel. Le coût de celui-ci atteint facilement 100.000 francs. Une veste et un pantalon coûtent 20.000 francs, l'appareil respiratoire avec masque 40.000 francs, une ceinture 5.000 francs, un bon casque 12.000 francs, une bonne paire de bottes 8.000 francs. Ajoutez-y une tenue de travail en coton et vous atteignez à peu près 100.000 francs.
De plus, chaque pompier doit être formé. L'évaluation de cette formation est plus difficile, ce qui fait que je ne dispose pas à cet égard de chiffres détaillés. Je veux, en tout cas, vous indiquer par ces quelques exemples l'implication financière de certaines propositions formulées.
L'expérience du terrain est, en outre, une condition essentielle pour la qualité de l'intervention. C'est la raison pour laquelle les possibilités de prestations réduites sont peu communes dans les services de pompiers.
En ce qui concerne le harcèlement sexuel, un cas précis m'a été rapporté. Les victimes étaient toutes de sexe masculin. En tout cas, la réglementation en vigueur impose déjà d'établir un règlement d'ordre intérieur qui reprend les obligations et les droits de chacun, ainsi qu'un régime disciplinaire. Il appartient, bien sûr, aux communes de prévoir toutes les mesures nécessaires.
En ce qui concerne les installations sanitaires séparées dans les casernes, vous avez raison. Je vais voir ce que je pourrais faire dans les limites de mes compétences.
Pour conclure, je voudrais ajouter que les tâches et missions d'un service d'incendie moderne ne se limitent plus à la seule extinction du feu. Il existe tout un spectre de tâches nouvelles et beaucoup plus étendues, par exemple, des missions de prévention. Le management même du service joue un rôle de plus en plus important. Il me semble que là, les femmes pourraient davantage déployer leurs talents. En tout cas, dans le cadre de la réforme des services de la sécurité civile, je prêterai une attention toute particulière aux mesures qui favorisent l'engagement de femmes dans les services d'incendie.
Je voudrais dire, malgré tout, que tout homme n'est pas apte à devenir sapeur-pompier, tant sur le plan mental que physique, et que cela est vrai aussi pour les femmes. Lors de l'organisation du service d'incendie et lors du recrutement du personnel opérationnel, deux priorités doivent impérativement être respectées : la sécurité de la population et la sécurité de l'équipe intervenante. Du point de vue des conditions physiques, il ne peut y avoir de maillon faible dans la chaîne, que ce soit un homme ou une femme. C'est ce souci qui, je le crois, doit nous guider.
Si vous désirez plus de détails en ce qui concerne le cas de harcèlement sexuel dont toute une équipe d'hommes a apparemment été victime, je suis prêt à vous les donner.
Mevrouw Sabine de Bethune (CVP). -Het verheugt mij de minister te horen bevestigen dat hij geen vooroordelen heeft tegen de aanwezigheid van vrouwen in de brandweerkorpsen, maar daaraan twijfel ik niet.
Ik deel zijn mening dat een moderne brandweerdienst een diversiteit aan talenten vereist, waardoor de vrouwen in de toekomst meer kansen kunnen krijgen..
Ik noteer dat de minister zich engageert om, in het kader van de hervorming van de civiele bescherming, specifiek aandacht te besteden aan een grotere aanwerving van en gelijke kansen voor vrouwen bij de brandweer. Ik pleit er voor die beleidsintenties te concretiseren in een genderbeleidsnota. De minister weet dat er een belangrijke senaatsdelegatie naar New York is geweest voor de Peking+5-conferentie van de Verenigde Naties. Vice-eerste minister Onkelinx heeft ons medegedeeld dat de regering zich engageert om een mainstreamingsbeleid te voeren. Dat betekent dat de minister in zijn eigen departement systematisch meer aandacht zal moeten hebben voor gelijke kansen voor vrouwen en mannen.
In de mainstreaming gendernota van Binnenlandse Zaken kan gerust een hoofdstuk worden besteed aan een grotere aanwezigheid van vrouwen bij de brandweer.
Wat betreft de fysieke proeven is er bij de politie een grote know-how opgebouwd. Ik ben ervan overtuigd dat die ook voor de brandweer kan worden gebruikt om zowel vrouwen als mannen tegemoet te komen. Het is correct dat mannen meer fysieke kracht hebben dan vrouwen, maar het is statistisch bewezen dat vrouwen veel soepeler zijn dan mannen. Dat heeft zijn belang in het geheel van de brandweeroperaties. Bovendien, en gelukkig, wordt het gebruikte materiaal steeds lichter.
Ik wil nog een bedenking maken bij de aanwezigheid van vrouwen in de stagecommissies. Het is waar dat vrouwen niet vertegenwoordigd zijn bij het deskundig personeel dat specifiek over brandweeraangelegenheden kan oordelen. Als er in die commissies naar een zekere diversiteit wordt gestreefd, kunnen er aanvullende competenties voor vrouwen worden gevonden. Dat kan in de commissies een heel nieuwe sfeer creëren, een andere cultuur invoeren en de kwaliteit ervan verhogen.
Ik wil even blijven stilstaan bij het aspect gezin en arbeid. De minister legt terecht de nadruk op de nood aan beschikbaarheid van het personeel wanneer het over veiligheid gaat. Ik vestig er toch even de aandacht op dat hetzelfde geldt voor ziekenhuizen, voor de dienst 100, voor de dringende opvang in ziekenhuizen, enzovoort, en dat vrouwelijke artsen en verpleegsters in die diensten zeer sterk vertegenwoordigd zijn. Zij slagen er wel in hun beroep met hun gezin te combineren, precies omdat er in de organisatie van het werk aan dat aspect aandacht wordt besteed. Diezelfde cultuur kan bij de brandweer perfect worden ingevoerd, maar dan moet de wil er zijn om rekening te houden met de familiale toestand van eenieder. Ik weet wel dat dit geld zal kosten, maar ik vind dit geen geldig bezwaar. We gaan immers naar een samenleving waarin we bereid moeten zijn om een prijs te betalen voor de harmonie tussen gezins- en beroepsactiviteiten. Wanneer die prijs niet op de werkvloer wordt betaald, moet hij in het gezin worden betaald, want er is altijd iemand die betaalt voor de combinatie gezin en arbeid. In de emancipatorische visie op de arbeidsmarkt is het normaal dat die kost voor een deel solidair door de hele samenleving wordt gedragen.
Tot slot pleit ik voor een mentaliteitsverandering in het algemeen. Een grotere aanwezigheid van vrouwen kan de brandweerdiensten alleen maar ten goede komen, maar ik heb begrepen dat de minister hiervoor open staat en ik kijk uit naar zijn concrete voorstellen dienaangaande.
- L'incident est clos.