2-59 | 2-59 |
De voorzitter. - De heer Antoine Duquesne, minister van Binnenlandse Zaken, antwoordt namens de heer Louis Michel, vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken.
De heer Michiel Maertens (AGALEV). - Door een administratief foutje is de oude tekst van mijn vraag, die dateert van enkele weken geleden, op de administratie toegekomen. De reis waarvan sprake is ondertussen afgelast. De problematiek blijft echter dezelfde. Sinds 52 jaar leven vijf miljoen Palestijnse vluchtelingen in verschillende kampen ver weg van hun eigen huizen. Al 110 keer werd VN-resolutie 194/III met eenparigheid van stemmen, op Israël na, door de VN goedgekeurd. Naar aanleiding van dat afgelaste bezoek aan Israël en de Palestijnse gebieden, lijkt het ons aangewezen om de aandacht van de minister te vragen voor dit probleem waarvoor een manifeste Israëlische onwil bestaat om het op te lossen. Dit is nochtans een van de basiselementen om te komen tot een duurzame vrede in de regio.
In september aanstaande zal over de Palestijnse situatie de allerlaatste internationale verklaring worden afgelegd, waardoor de problematiek definitief zou moeten opgelost zijn. Alles wijst er nochtans op dat, net zoals in de Oslo-akkoorden, het lot van de vluchtelingen weer niet aan de orde zal komen, omdat Israël daartoe nog steeds niet bereid is. Daarom kan er geen sprake zijn van een duurzaam vredesakkoord in het Midden-Oosten, en zal de nu groeiende spanning weer verder oplopen. De VN-resolutie 194/III stipuleert nochtans uitdrukkelijk dat de Palestijnse vluchtelingen recht hebben op terugkeer en op volledige bescherming en bijstand, zoals alle vluchtelingen waar ook ter wereld. Dit is de enige, maar dan ook enige voorwaarde om tot een duurzame vrede in het Midden-Oosten te komen. Wij wensen daarover eerstdaags ook een resolutie neer te leggen in de Senaat, en daartoe de spoedbehandeling te vragen in het licht van de afgelaste reis en de verklaring van september.
Graag vernam ik van de minister welke stappen de Belgische regering zal ondernemen om de toepassing van de resolutie 194/III onder de aandacht te brengen op Europees en op internationaal vlak. Welke concrete voorstellen zal de minister doen en, als hij dat niet doet, welke zijn daarvoor dan de concrete redenen?
M. Antoine Duquesne, ministre de l'Intérieur. - La solution convenable du problème des réfugiés palestiniens revêt une importance capitale pour l'établissement d'une paix véritable au Moyen-Orient. Il s'agit toutefois d'une question très complexe et assortie d'une haute charge émotionnelle. Cette question comporte d'ailleurs une dimension régionale, puisque les réfugiés palestiniens ont trouvé refuge en Jordanie, au Liban, en Syrie et en Cisjordanie-Gaza.
Depuis 1948, un nombre impressionnant de résolutions de l'ONU, en relation directe ou indirecte avec la situation des réfugiés palestiniens, y compris la résolution 242, a en effet été adopté. La résolution 194/III de l'assemblée générale de l'ONU du 11 décembre 1948 a établi le droit au retour des Palestiniens en affirmant, en son article 11, que les réfugiés désireux de réintégrer leur foyer et de vivre en paix avec leurs voisins devraient être autorisés à le faire à la date la plus rapprochée possible et que des compensations devraient être payées pour la propriété de ceux qui choisiraient de ne pas retourner, ainsi que pour les pertes et dommages aux propriétés qui, selon les principes du droit international, devraient être compensés.
La Conférence de Madrid, qui a lancé à la fin de l'année 1991 le processus de paix, a établi qu'un des cinq groupes de travail du volet multilatéral des négociations de paix s'occupe de la question des réfugiés palestiniens. Malheureusement, celui-ci, tout en faisant _uvre utile, n'a pas pu s'engager dans les aspects les plus politiques de la question. Les accords d'Oslo qui traitent spécifiquement des pourparlers de paix israélo-palestiniens ont renvoyé la solution de ce problème complexe aux négociations dites « finales » entre Israël et Palestiniens. Ces négociations en vue d'un règlement permanent du statut des Palestiniens ont malheureusement pris un retard énorme et n'ont pas permis jusqu'ici de déboucher sur des bases d'entente suffisantes pour dégager dans un accord cadre les grandes lignes des solutions qui feraient partie d'un accord global définitif dont l'échéance est prévue le 13 septembre 2000.
La mise en _uvre d'un règlement définitif de la question des réfugiés palestiniens postulera l'implication active de la communauté internationale. Cette dernière assume une responsabilité morale dans la résolution d'une des crises de réfugiés les plus tragiques de la période postérieure à la seconde guerre mondiale, que ce soit par le biais de l'assistance financière ou par d'autres formes d'aide. Quel que soit l'attachement de l'Union européenne ou de la Belgique aux principes du droit international, les parties concernées et leurs peuples auront à faire preuve de réalisme et de pragmatisme politique, sans toutefois que ce pragmatisme ne se substitue aux principes du droit international. À la suite des recommandations du Conseil européen de Luxembourg en décembre 1997, l'Union européenne a créé un groupe de travail informel chargé de formuler des suggestions aux parties pour la résolution de cette question. La Belgique participe à cet exercice qui s'avère toutefois assez difficile tant que les parties elles-mêmes dans le cadre d'un règlement définitif n'auront pas établi les paramètres des solutions convenues sur cette question. En effet, l'étude même de facteurs apparemment techniques peut être ressentie par les parties comme une tentative d'interférence dans les négociations directes.
Enfin, le ministre rappelle que la Belgique verse chaque année une contribution volontaire au budget ordinaire de l'UNRWA qui s'élève, pour l'année 2000, à 24 millions de francs belges.
De heer Michiel Maertens (AGALEV). - Als reactie op het antwoord van de minister veroorloof ik mij de woorden van Shakespeare te gebruiken : "Words, words, words".
Het gaat hier niet alleen om het Belgische standpunt, maar om het standpunt van de hele wereldgemeenschap en zeker om dat van de Europese Unie. Er wordt niet naar een echte oplossing gezocht. Men noemt dit pragmatisme. De Palestijnen interpreteren dit als is er voor hen geen thuiskomst mogelijk.
Er kan voor het Midden-Oosten geen definitieve oplossing worden gevonden zolang het probleem van de Palestijnen niet is opgelost.
De Verenigde Naties vergoeden in Zimbabwe de blanke boeren die van hun erf worden verjaagd, maar miljoenen Palestijnen verkeren in dezelfde situatie en blijven in de kou staan. Er wordt dus wel degelijk met twee maten en twee gewichten gewerkt. De Belgische regering moet duidelijk maken dat dit niet kan. Eerlijkheid en niets anders, is de basis van vrede.
M. Antoine Duquesne, ministre de l'Intérieur. - Je transmettrai votre message.