2-279/5

2-279/5

Belgische Senaat

ZITTING 1999-2000

22 JUNI 2000


Wetsontwerp tot invoeging van een artikel 21ter in de Voorafgaande Titel van het Wetboek van strafvordering


Evocatieprocedure


AMENDEMENTEN

ingediend na de goedkeuring van het verslag


Nr. 3 VAN DE HEER VANDENBERGHE

Art. 2

Het voorgestelde artikel 21ter vervangen als volgt :

« Art. 21ter. ­ De vaststelling dat de redelijke termijn overschreden is, doet de strafvordering vervallen. »

Verantwoording

Dit ontwerp maakt het mogelijk dat een strafzaak verder wordt afgehandeld ook al wordt de redelijke termijn overschreden.

De overschrijding van de redelijke termijn dient echter te worden aangezien als de schending van een procedureregel, waarop als sanctie de staking van de vervolging dient te staan.

Volgende argumenten kunnen hiervoor worden ontwikkeld :

­ De redelijke termijn wenst te verhelpen aan de onzekerheid die voortvloeit uit het aanslepen van een onderzoek. Deze heeft aldus een finaliteit welke aansluit bij die van de verjaring. De redelijke termijn maakt als het ware een meer verfijnd deelgebied uit van het globale verjaringsconcept. (De Swaef, M., « De redelijke verjaringstermijn », in Liber Amicorum Marc Châtel, 1991, blz. 128).

De sanctie die wordt gesteld op de verjaring is het verval van de strafvordering. De overschrijding van de redelijke termijn, oftewel de vaststelling dat de strafvordering onredelijk lang heeft aangesleept, kan enkel dan ook maar op dezelfde wijze worden gesanctioneerd.

­ Artikel 12, tweede lid, van de Grondwet stelt dat niemand kan worden vervolgd dan in de gevallen die de wet bepaalt en in de vorm die zij voorschrijft. Hieruit volgt dat het openbaar ministerie artikel 6 van het EVRM, vermits dit directe werking heeft, dient te respecteren in de uitoefening van de strafvordering. Wanneer een feitenrechter bijgevolg vaststelt dat het openbaar ministerie iemand is blijven vervolgen ondanks dat de voorwaarden daartoe niet meer vervuld waren (ingevolge de overschrijding van de redelijke termijn), dan zal deze rechter (grond)wettelijk verplicht zijn het openbaar ministerie het recht te ontzeggen om de vervolging nog verder uit te oefenen. Bij overtreding van de wet kan het openbaar ministerie niet het recht van vervolging behouden, en dus niet meer vorderen dat iets strafbaar zou worden verklaard. Het verval van de strafvordering is aldan de enig mogelijke sanctie op de overschrijding van de redelijke termijn.

Nr. 4 VAN DE HEER VANDENBERGHE

(Eerste subsidiair amendement bij amendement nr. 3)

Art. 2

In het voorgestelde artikel 21ter, eerste lid, de woorden « het verval van de strafvordering of » toevoegen tussen de woorden « kan de rechter » en de woorden « de veroordeling bij eenvoudige schuldigverklaring ».

Verantwoording

Dit amendement sluit aan bij het vorige amendement, waarin werd aangegeven dat het verval van de strafvordering als sanctie op het overschrijden van de redelijke termijn in strafzaken de voorkeur dient te genieten boven de eenvoudige schuldigverklaring of de strafvermindering.

De overschrijding van de redelijke termijn dient steeds in concreto te worden beoordeeld aan de hand van de elementen uit het dossier. Dit maakt dat de overschrijding van de redelijke termijn niet in alle gevallen even flagrant of ernstig zal zijn. In die zin kan gepleit worden, voor zover men er niet mee akkoord kan gaan dat in alle gevallen het verval van de strafvordering als sanctie dient te gelden, dat er een gradatie wordt uitgewerkt ten aanzien van deze sanctionering. Deze is nu reeds voorzien in die zin dat de rechter ofwel de eenvoudige schuldigverklaring uitspreekt ofwel strafvermindering toekent.

Als het evenwel gaat om een zeer flagrant geval van overschrijding van de redelijke termijn, dan zou de eenvoudige schuldverklaring een nog te zware sanctie kunnen zijn voor de beklaagde. Wanneer de overschrijding van de redelijke termijn louter en alleen te wijten is aan uitermate grote laksheid vanwege de gerechtelijke instanties, dan moet met andere woorden het verval van de strafvordering als sanctie mogelijk blijven. In dat geval immers zou zelfs de grootst mogelijke strafvermindering of een loutere schuldigverklaring geen voldoende herstel kunnen bieden. (Verstraeten, R., Handboek Strafvordering, Antwerpen, Maklu, 1999, nr. 1435; Arnou, L., « Is er nog toekomst voor de onontvankelijkheid van de strafvordering als sanctie van het overschrijden van de redelijke termijn in strafzaken », AJT, 1995-1996, blz. 552).

Dit amendement strekt er dan ook toe het verval van de strafvordering eveneens als sanctiemogelijkheid open te laten. Er is immers geen principieel bezwaar om het verval van de strafvordering te weren als mogelijke sanctie naast de reeds voorziene sancties.

Nr. 5 VAN DE HEER VANDENBERGHE

(Tweede subsidiair amendement bij amendement nr. 3)

Art. 2

Het voorgestelde artikel 21ter vervangen als volgt :

« Art. 21ter. ­ Indien de duur van de strafvervolging de redelijke termijn overschrijdt, spreekt de rechter de veroordeling bij eenvoudige schuldigverklaring of een straf die lager kan zijn dan de wettelijke minimumstraf uit. »

Verantwoording

Zoals de tekst thans geformuleerd is, bestaat er voor de rechter, wanneer hij de overschrijding van de redelijke termijn vaststelt, geen verplichting om dit te sanctioneren. Het woord « kan » wijst er immers op dat de rechter vrij blijft om aan de overschrijding van de redelijke termijn geen gevolgen te verbinden.

Bij toepassing van artikel 13 EVRM heeft elke persoon recht op een daadwerkelijk rechtsherstel wanneer zijn bij dit Verdrag gewaarborgde rechten geschonden zijn. Hieruit volgt dat de overschrijding van de redelijke termijn niet zonder gevolgen mag gelaten worden.

De voorziene sanctie dient dan ook te gelden als een verplichting voor de rechter en niet als een vrijblijvende mogelijkheid. Het woord « kan » dient derhalve te worden geschrapt uit de voorgestelde tekst : éénmaal de rechter vaststelt dat de redelijke termijn is overschreden, dient hij daar een van de voorziene sancties aan te verbinden.

Hugo VANDENBERGHE.