2-41

2-41

Belgische Senaat

Parlementaire handelingen

WOENSDAG 3 MEI 2000 - NAMIDDAGVERGADERING

(Vervolg)

Vraag om uitleg van de heer Vincent Van Quickenborne aan de minister van Binnenlandse Zaken over «arbitraire arrestaties bij de Blijde Intrede in Gent» (nr. 2-105)

De heer Vincent Van Quickenborne (VU-ID). - Het springt toch in het oog dat in dit gremium weinig of geen interesse valt te bespeuren voor een zo belangrijk onderwerp als het Koningshuis, en dit zelfs na de stellingname van onze geliefde collega Jean-Marie Dedecker, die vandaag eveneens afwezig is.

Deze vraag om uitleg is al verschillende malen uitgesteld en dreigt enigszins achterhaald te zijn. Nu het debat rond het Koningshuis door de interventies van Jean-Marie De Decker en van Tobback junior aan het oplaaien is, hoop ik toch dat ook de Senaat er de aandacht aan besteedt die een voor onze democratie zo belangrijk thema verdient.

Op 1 maart jongstleden werd de zoveelste Blijde Intrede georganiseerd, deze keer in de provinciehoofdplaats van Oost-Vlaanderen. Bij deze intrede werden talloze veiligheidsmaatregelen getroffen. Zo bleken de verloven van rijkswacht en politie te zijn ingetrokken en volgens bepaalde bronnen zouden alle gerechtelijke onderzoeken in het Gentse voor een dag zijn stilgelegd om zich volledig te kunnen toeleggen op dit evenement.

Iedereen heeft op de televisie en ook in de kranten kunnen vaststellen dat een honderdtal mensen werden opgepakt, verdacht van al dan niet vermeende republikeinse sympathieën. De arbitraire interventies van de gerechtelijke diensten roepen heel wat vragen op.

Het zeer arbitraire karakter van de arrestaties springt in het oog. Er werden zelfs mensen opgepakt vanwege hun gele jas, terwijl die mensen precies uit sympathie voor het Koningshuis aanwezig waren. Men is er dus blijkbaar wel met de botte bijl doorgegaan. Welke criteria hanteren de ordediensten om iemand administratief en preventief op te pakken? Bepaalt de minister die criteria uit hoofde van zijn bevoegdheid voor de ordehandhaving over het hele grondgebied of zijn de plaatselijke diensten daarvoor bevoegd?

De politieverordening die door de stad Gent op 21 februari werd uitgevaardigd, legde zeer verregaande beperkingen op aan de vrije meningsuiting. Ik mag verhopen dat het in ons land mogelijk blijft om in het publiek vragen of twijfels te formuleren bij instellingen als het Koningshuis en daaromtrent desgevallend manifestaties te organiseren. De belofte om de vrije meningsuiting te eerbiedigen, werd duidelijk niet geëerbiedigd. Stond de Gentse politieverordening misschien boven één van de rechten gewaarborgd door de Grondwet?

Een laatste vraag betreft de bevoegdheden van de leden van de Koninklijke Familie. De Grondwet legt op gedetailleerde wijze de bevoegdheden van de Koning vast, maar de bevoegdheden van zijn nazaten zijn heel wat minder duidelijk. Onlangs was er het incident met onze toekomstige collega die zich nog vóór zijn eedaflegging publiek heeft geuit. Naar aanleiding van de Blijde Intrede te Gent zou ook prins Filip persoonlijk zijn tussenbeide gekomen in het bepalen van de houding ten aanzien van de tegenmanifestanten. Kan de prins dit binnen de hem door de Grondwet toegemeten bewegingsruimte?

Ik verwacht een precies antwoord op deze vragen zodat de Belgische burgers er zich kunnen van verzekeren dat het recht op vrije meningsuiting in hun land gewaarborgd blijft, ook als zij menen het democratisch karakter van de monarchie te moeten bevragen.

De heer Roeland Raes (VL. BLOK). - Ik wens mij aan te sluiten bij de vraag om uitleg van de heer Van Quickenborne.

Bij het bezoek van prins Filip en prinses Mathilde aan Gent werden uiteraard passende voorzorgsmaatregelen genomen. Dat is normaal. De toepassing ervan ging echter alle perken te buiten. Alles werd in het werk gesteld om te voorkomen dat de modale burger in de nabijheid van het prinsenpaar zou geraken. Reeds vóór de aankomst van het prinsenpaar werden tientallen aanhoudingen verricht, vaak op de meest arbitraire wijze. Niet alleen de mensen met een gele jas, maar zelfs een groep Franstalige royalistische studenten werd opgepakt, misschien omdat hun, nochtans traditionele, hoofddeksels verdacht overkwamen.

De Gentse politie verklaarde aan de pers dat de regering de opdracht had gegeven bepaalde personen aan te houden zodra ze zich vertoonden. Dit zou gebeurd zijn aan de hand van een namenlijst. Op het televisienieuws was te zien hoe volksvertegenwoordiger Guido Tastenhoye twintig minuten vóór de aankomst van het prinsenpaar als een gevaarlijke terrorist werd opgepakt. Dit parlementslid had uiteraard nog helemaal niets ondernomen en werd aangehouden omdat zijn naam op een lijst stond.

Het politieoptreden in Gent was meer dan louter ordehandhaving. Men was er duidelijk op uit elke uiting van republikeins gevoelen in de kiem te smoren. Het is in dit land nochtans volkomen legitiem zich republikein te voelen en dit op een geweldloze manier te tonen.

Bestaan er zwarte lijsten van personen die bij gelegenheden zoals deze moeten worden bespied en aangehouden? Hoe verklaart de minister de aanhouding van een parlementslid dat alleen als toeschouwer aanwezig was? Kan de vrije uiting van republikeinse gevoelens in de toekomst nog worden gewaarborgd?

M. Antoine Duquesne, ministre de l'Intérieur. - Les questions posées par les deux intervenants sont identiques aux nombreuses questions posées à la Chambre des représentants par des membres de leurs groupes politiques respectifs. J'ai répondu à ces multiples interrogations de manière tout à fait circonstanciée. Bis repetita placent.

La liberté d'expression est garantie dans notre pays. Cependant, des mesures relatives au maintien de l'ordre sont parfois nécessaires pour permettre le déroulement paisible d'un événement. Dans ce contexte, il est parfaitement possible d'exprimer son opinion sans perturber l'ordre public. Cette sage philosophie est d'ailleurs commune à bon nombre de Belges.

En ce qui concerne l'appréciation de l'opportunité de procéder, ou non, à des arrestations administratives, il s'agit de la compétence de l'autorité locale, c'est-à-dire du bourgmestre.

Plus particulièrement, en ce qui concerne les directives aux services de police en vue de garantir le maintien et le rétablissement de l'ordre public, le bourgmestre intervient dans le cadre de l'article 134 de la nouvelle loi communale. C'est lui qui donne les directives aux services de police, afin de garantir le respect de l'ordre public.

En tant que bourgmestre, il est également responsable de la manière dont est organisé le service d'ordre.

Je n'ai donc, en tant que ministre de l'Intérieur, pas la compétence d'intervenir au niveau local dans le cadre du maintien de l'ordre public, si ce n'est à titre tout à fait subsidiaire.

L'article 19 de la Constitution précise que la liberté d'expression est garantie.

Cependant, lorsque la liberté d'expression s'exerce sur la voie publique, elle est soumise aux lois et règlements de police. Lorsqu'il l'estime opportun du point de vue de l'ordre public et conformément aux lois et règlements, et notamment l'article 134, § 1 de la nouvelle loi communale, le bourgmestre peut, lorsque l'urgence le requiert, prendre une ordonnance limitant l'exercice de cette liberté, afin de garantir la sécurité et la tranquillité publiques. C'est ainsi que le bourgmestre de Gand a pris une ordonnance le 21 février 2000.

Je ne ferai pas de commentaires au sujet de la troisième question, comme il est de tradition. Je dirai simplement que les bourgmestres et le ministre de l'Intérieur n'ont pas besoin de demandes émanant de qui que ce soit pour ce qu'ils doivent faire en matière de sécurité et de tranquillité publiques.

De heer Vincent Van Quickenborne (VU-ID). - Ik dank de minister voor zijn antwoord. Wij blijven deze vragen herhalen wegens de noodzaak het taboe rond dit instituut in hoofde van de regering en een aantal parlementsleden te zien sneuvelen. In Nederland is een opening gemaakt. In dit land is een debat daarover nauwelijks mogelijk. De regering is hardhorig. Daarom moeten onze vragen blijven herhalen. Het gaat immers over het fundamentele recht op vrije meningsuiting. De minister zegt terecht dat deze vrijheid haar grenzen kent. Eén van de grenzen is dat de openbare orde niet mag worden verstoord. Ik hoop dat de minister het met mij eens is dat een deel van de mensen die werden opgepakt de orde niet hebben verstoord, zeker niet degenenen die werden opgepakt vóór de aankomst van het prinselijk paar. Ordeverstoring betekent dat in de groep van mensen waarin de ordeverstoorder in kwestie aanwezig is een bepaald gevoel van onveiligheid ontstaat of dat er een bepaald risico op incidenten met een ernstige afloop ontstaat. In hoofde van vele mensen die zijn opgepakt, bestond helemaal niet de intentie om de orde te verstoren. Alleen het feit er te staan, was voor de politie blijkbaar voldoende om op te treden. Dat gaat zeer ver en wijst op een zeer defensieve houding van de regering. De regering schermt met het argument dat de lokale overheid bevoegd is, maar uiteindelijk is het de minister van Binnenlandse Zaken die bij overtreding van artikel 19 van de grondwet de lokale overheden terecht kan wijzen. Ik hoop dat de minister er bij een volgend koninklijk bezoek niet voor zal terugdeinzen het recht van vrije meningsuiting nauwlettender in het oog te houden en iedereen de kans zal geven zijn of haar mening te uiten. Dat zeg ik als rechtgeaarde democraat.

- Het incident is gesloten.