2-34 | 2-34 |
De heer Jurgen Ceder (VL. BLOK). - Een "dringende nota" van De Post van 25 februari 2000 bestaat uit twee bladzijden waarvan 1 bladzijde met de titel "Black List" van verantwoordelijke uitgevers waarvan het drukwerk als "automatisch verdacht" moet worden beschouwd. De nota is rondgestuurd aan alle postmeesters en bevat 32 namen waaronder zowat alle Vlaams Blok-parlementsleden. Ikzelf sta niet op de lijst, waardoor mijn aanzien binnen de partij danig is aangetast.
Uit een recent voorval in Sint-Niklaas blijkt dat de nota effectief wordt gebruikt om te weigeren Vlaams Blok-drukwerk te bedelen. In Oudenaarde werd deze week een zending "onder voorbehoud" aangenomen. In Geraardsbergen werd een deel van de drukwerken regulier bedeeld en een ander deel pas met vertraging en na raadpleging van het Centrum voor gelijkheid van kansen en racismebestrijding van de heer Leman. Ook in Niel en Aalst werd het drukwerk met ernstige vertraging verspreid. Deze vertragingen zijn allemaal het gevolg van die dringende nota.
Wie is de opsteller van de concrete zwarte lijst van 32 namen? De lijst is een afdruk uit een computerbestand. Wie is de houder ervan? Welke zijn de beweegredenen om een lijst aan te leggen van Vlaams Blok-parlementsleden? Welke rol speelt het Centrum van pater Leman bij de samenstelling van deze lijst? Wanneer werd de nota met de zwarte lijst naar de postmeesters gestuurd? Hebben de postmeesters reeds een nota ontvangen die zegt dat deze nota met de zwarte lijst niet langer mag worden toegepast? Zo ja, wanneer? Zo neen, zal de minister aan De Post opdracht geven om de nota met de zwarte lijst van 25 februari 2000, nadrukkelijk niet van toepassing te verklaren en te laten vernietigen? Wanneer zal hij dat doen?
De heer Rik Daems, minister van Telecommunicatie en Overheidsbedrijven en Participaties. - Ik zal hetzelfde antwoord geven als in de Kamer over hetzelfde onderwerp. Het gaat niet op een persoon of een vereniging zo maar van racisme te beschuldigen. De postmeesters die een te verspreiden zending in ontvangst nemen, moeten wel nagaan of de wet op de racismebestrijding van 1981 wordt overtreden. Als dat het geval is dan moet, krachtens een nieuwe circulaire van 6 maart, een exemplaar van de zending worden bezorgd aan een speciale postdienst die ze naar het Centrum voor gelijkheid van kansen en racismebestrijding doorstuurt, dat dan nagaat of de wet van 1981 wordt overtreden.
Als dat laatste het geval is, wordt de zending niet verspreid en worden het betaalde geld en de geleverde exemplaren ter beschikking gehouden van degene die de verspreiding wenste te doen. In Sint Niklaas hebben de Post en het Centrum voor gelijkheid van kansen en racismebestrijding een exemplaar bezorgd aan de gerechtelijke overheden, wat normaal is als het om een wetsovertreding gaat.
Er bestaat inderdaad een lijst met namen, maar ik weet niet wie de houder is van die lijst. Zodra ik op de hoogte was van vermelde feiten, heb ik contact genomen met de afgevaardigd bestuurder van de Post die reeds had uitgemaakt dat er een overtreding was. Met andere woorden ik kon moeilijk optreden op basis van een vooronderstelling.
Er bestaat dus een procedure, maar die is niet van toepassing op verenigingen of personen, wel op bepaalde handelingen. Deze procedure werd in Sint Niklaas toegepast. Zowel de Post als het Centrum Leman hebben een exemplaar van de zending aan de gerechtelijke instanties overhandigd. Die moeten oordelen of er sprake is van een daad van racisme. Ik wens deze procedure te volgen omdat ze tot rechtspraak leidt. De gerechtelijke autoriteiten moeten bepalen hoe ruim het toepassingsgebied van de wet van 1981 is.
De heer Jurgen Ceder (VL. BLOK). - Het antwoord van de minister voldoet mij niet helemaal. Ik kan wel aannemen dat hij niet weet wie de lijst heeft opgesteld, maar niet dat hij dat niet te weten kan komen. Hij kan de ondertekenaars van de brief altijd vragen waar zij die lijst vandaan hebben gehaald. Ik verwacht daarop dus nog een reactie. Ik heb trouwens het vermoeden dat de lijst door het Centrum voor gelijkheid van kansen en racismebestrijding is opgesteld. Hij bevat immers namen van personen die geregeld optreden als verantwoordelijk uitgever voor publicaties van het Vlaams Blok. Ik kan alleen maar veronderstellen dat die lijsten in de controlecentrum van pater Leman systematisch worden aangevuld.
Inmiddels blijkt dat de nota van De Post, in afwachting dat ze ongeldig is verklaard, al wel is toegepast, en niet alleen in Sint-Niklaas, zoals in de oorspronkelijke tekst van mijn vraag was vermeld. Ik beschik intussen over gegevens waaruit blijkt dat dit ook gebeurde in Oudenaarde, Geraardsbergen, Niel en Aalst, wat ik daarstraks ook heb gezegd.
Hoe zal de minister de geleden schade vergoeden? In Niel bijvoorbeeld werd de aankondiging van een politieke meeting rondgedeeld de dag na de bewuste meeting. Wij hebben hiervoor een kort geding aangespannen en ik raad de minister aan vrijwillig tot schadeloosstelling over te gaan. Wie kan er trouwens verantwoordelijk worden gesteld voor de schade die De Post heeft veroorzaakt?
De heer Rik Daems, minister van Telecommunicatie en Overheidsbedrijven en Participaties. - Het antwoord op die vraag is eenvoudig. Wanneer de publicatie niet kan worden bedeeld, gelet op de procedure die in De Post wordt gevolgd, worden de centen en de te verzenden stukken teruggegeven en wordt een exemplaar van de zending overhandigd aan de gerechtelijke instanties Wanneer de publicatie wel normaal kan worden bedeeld en er daarbij een fout wordt gemaakt, zoals de heer Ceder vermeldt, volgt De Post de normale commerciële procedure die daarop van toepassing is. Wanneer bepaalde publicaties niet worden uitgereikt op de datum die in het contract is vermeld, is het logisch dat er een contractuele schadevergoeding wordt uitbetaald. Dat heeft niets te maken met de aard of de inhoud van de publicaties, maar alles met een correcte uitvoering van de dienst waarvoor betaald werd.