2-31

2-31

Belgische Senaat

Parlementaire handelingen

DONDERDAG 2 MAART 2000 - OCHTENDVERGADERING

(Vervolg)

Vraag om uitleg van mevrouw Erika Thijs aan de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken over «de situatie in Rwanda» (nr. 2-91)

Mevrouw Erika Thijs (CVP). - De rondetafelconferentie over Centraal-Afrika van enkele weken geleden in het Egmontpaleis was zeer boeiend en interessant. Ik ben het met de vice-eerste minister eens dat wij veel te lang afwezig zijn gebleven in Afrika.

Ondanks de tegenkantingen van onze toenmalige coalitiepartner hebben wij als christen-democraten in het verleden zo veel mogelijk contacten gelegd en hulp georganiseerd in Afrika. Wij hebben vol overtuiging meegewerkt aan de conferentie, in de hoop dat de visie en de houding van België ten opzichte van Centraal-Afrika op deze rondetafel duidelijk zouden worden en dat de geplande inspanningen hierbij naar voren zouden worden gebracht.

Vandaag blijkt echter dat wij bij de neus zijn genomen. Tijdens de rondetafelconferentie lekte uit dat de vice-eerste minister van plan is om samen met de eerste minister en met minister Flahaut op 7 april eerstkomend naar Rwanda te reizen om de gebeurtenissen van enkele jaren geleden te herdenken en om er enkele mensen te ontmoeten. Verschillende aanwezigen op de conferentie hebben er echter op gewezen dat het niet verstandig is de reis tot slechts één land te beperken. Sommige landen zouden dit bezoek immers foutief kunnen interpreteren, met als gevolg dat de veiligheid van de Belgen ter plaatse in het gedrang kan komen.

Op maandagavond maakt de eerste minister officieel bekend dat hij samen met de minister van Buitenlandse Zaken en met minister Flahaut op 7 april naar Rwanda zal gaan. Enkele dagen later reageert staatssecretaris Boutmans in de Gazet van Antwerpen met een kritische noot en maakt de bedenking die op de rondetafel werd geformuleerd, namelijk dat er te eenzijdig wordt gereageerd. Daarnaast verklaart hij dat er over deze reis niets in de Ministerraad werd beslist.

Dezelfde dag publiceert De Standaard een zeer kritisch opiniestuk van professor Reyntjens met betrekking tot het eenzijdige karakter van het bezoek. 's Avonds kondigt de vice-eerste minister in Het Schaduwkabinet op VTM totaal onverwacht aan dat hij drie landen zal bezoeken, namelijk Congo, Zimbabwe en Oeganda. Hij begint zijn verklaring met: "Wij hebben beslist", maar corrigeert onmiddellijk daarop met : "Ik heb beslist". De datum van de reis wordt echter nog niet meegedeeld.

De volgende dag, 24 februari, kondigt hij in de plenaire vergadering aan dat hij tijdens zijn reis aan Centraal-Afrika vier landen zal aandoen: Congo, Zimbabwe, Oeganda en Angola. Hij voegt eraan toe dat dit een beslissing is van de Ministerraad.

De vice-eerste minister begrijpt ongetwijfeld dat een parlementslid dit een eigenaardige manier van beslissen vindt. Gaat het uiteindelijk om een Centraal-Afrika à la carte? Is dit wel een juiste benaderingswijze?

Wij zijn ten zeerste ontgoocheld over de wijze waarop er met de conclusies van de rondetafelconferentie werd omgesprongen. Op het einde van vorige week ontving ik een omslag met de conclusies, die ik gedurende twee dagen kon bestuderen vooraleer zij in de commissievergadering van maandagnamiddag zouden worden besproken. Deze werkwijze is ongehoord. Onze agenda van maandagnamiddag is immers altijd enorm zwaar.

Tijdens de rondetafelconferentie werd opgemerkt dat er rekening moet worden gehouden met de visie van de Afrikanen zelf. Zij hebben echter niet de minste inspraak gehad. Voorts is het vreemd dat de minister van Financiën, noch de staatssecretaris voor Ontwikkelingssamenwerking, noch de staatssecretaris voor Buitenlandse Handel enige inspraak hebben gehad.

De vice-eerste minister heeft dus aangekondigd dat hij naar Rwanda zal gaan. Hij weet wellicht dat volgens de Wereldbank vandaag nog steeds 43% van de Rwandese begroting aan defensie wordt besteed. Hij weet dat de mensenrechtenorganisaties niet mals zijn voor het regime in Kigali. Hij weet dat de VN-Veiligheidsraad erop aangedrongen heeft om leden van de veiligheidstroepen te straffen die zich schuldig hebben gemaakt en zich schuldig blijven maken aan moordpartijen. Er wachten nog steeds 130.000 gevangenen op hun proces.

Ofwel evolueert Rwanda naar een autoritaire, door militairen geleide staat die gekenmerkt wordt door repressie, machtsmisbruik en politieke uitsluiting, ofwel wordt er werk gemaakt van de uitvoering van de akkoorden van Lusaka, gericht op de opbouw van het land, verzoening en respect voor de mensenrechten en vooral ook op de deelname van de bevolking aan de besluitvorming. We staan voor de keuze.

Zoals ook tijdens de rondetafelconferentie werd gesteld, moet er op eieren worden gelopen. Aan een operatie over eieren lopen moet een goede voorbereiding en consultatie voorafgaan, er moet worden afgetast met wie en op welke manier contact kan worden opgenomen.

Daarom wil ik enkele vragen formuleren met betrekking tot Rwanda.

Zal er op 7 april enkel en alleen een herdenking worden gehouden, of heeft de vice-eerste minister ook ontmoetingen gepland? Wie zal de vice-eerste minister in voorkomend geval ontmoeten? Wie zal hem daarbij vergezellen? Hoe ziet het reisschema eruit?

Waarom werd deze reis reeds aangekondigd op 1 februari en werd er over de andere bezoeken op dat ogenblik niets gezegd? Wanneer werd de beslissing genomen om naar Kongo, Zimbabwe en Oeganda te gaan? Is de vice-eerste minister van plan om ook Burundi te bezoeken? Hoe zullen deze bezoeken verlopen? Hoe verliep de voorbereiding van deze reizen?

Heeft de minister hierover van gedachten gewisseld met zijn Europese collega's, die in dezen toch een standpunt hebben ingenomen? Welke criteria zal de vice-eerste minister hanteren om te beslissen tot het intensiveren van de samenwerking van ons land met Rwanda en met de andere landen? In welke mate zal België de doelstellingen van het gemeenschappelijk standpunt van de Europese Unie inzake Rwanda koppelen aan de hulpprogramma's?

Tot op vandaag heeft de vice-eerste minister nooit de schendingen van de mensenrechten in Rwanda afgekeurd. De vice-eerste minister heeft zojuist verklaard dat hij graag deelneemt aan een debat in het Parlement, maar misschien niet aan een debat over deze problematiek.

De heer Louis Michel, vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken. - Aan een eerlijk debat in het Parlement neem ik inderdaad graag deel.

Mevrouw Erika Thijs (CVP). - Akkoord, mijnheer de vice-eerste minister, aan een eerlijk debat wil u wel deelnemen, maar over deze problematiek is in de Senaat nog geen enkele discussie gevoerd!

Misschien kunnen we beter de kans grijpen vóór de vice-eerste minister naar Afrika reist. Waarom moet dit op een drafje worden afgehaspeld? Waarom mag hierover geen grondig debat worden gevoerd?

Door een conferentie te organiseren waarmee de vice-eerste minister achteraf toch geen rekening houdt, zijn we geen stap verder.

De heer Louis Michel, vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken. - U hebt de gelegenheid gehad om aan de rondetafelconferentie deel te nemen, waar zeer grondige debatten werden gevoerd.

Mevrouw Erika Thijs (CVP). - Mijnheer de vice-eerste minister, ik heb aan de conferentie deelgenomen. Ik ben er meer aanwezig geweest dan u zelf. Ik heb er aandachtig naar al de specialisten geluisterd en ik geef toe dat dit zeer interessant was. Maar waarom moesten de conclusies op een drafje worden genomen? Eigenlijk komen de conclusies neer op een samenvatting van wat de specialisten daar hebben gezegd.

De heer Louis Michel, vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken. - Mevrouw Thijs, dat is niet waar. Ik raad u aan de conclusies eens te lezen.

Mevrouw Erika Thijs (CVP). - Ik heb ze gelezen.

De heer Louis Michel, vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken. - Misschien, maar dan wel door een verkeerde bril.

Mevrouw Erika Thijs (CVP). - Ik heb er zelfs opmerkingen bij geformuleerd.

De heer Louis Michel, vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken. - Mevrouw, u moet intellectueel eerlijk blijven.

Mevrouw Erika Thijs (CVP). - Ik heb mijn opmerkingen zelfs schriftelijk overgezonden aan de secretaris van de rondetafelconferentie.

De heer Louis Michel, vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken. - Dat neemt niet weg dat u met uw verklaring alleen staat.

Mevrouw Erika Thijs (CVP). - Mijnheer de voorzitter, tot daar mijn vraag aan de minister van Buitenlandse Zaken.

De heer Louis Michel, vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken. - In mijn ongeveer twintigjarige parlementaire carrière heb ik het zelden meegemaakt dat een vraag om uitleg niet ging over het onderwerp dan in het verzoek stond vermeld.

Mevrouw Erika Thijs (CVP). - Mijn vraag heeft er wel mee te maken.

De heer Louis Michel, vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken. - De vraag om uitleg heeft absoluut niets te maken met de tekst die werd ingediend.

Mevrouw Erika Thijs (CVP). - Toch wel.

De heer Louis Michel, vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken. - Mevrouw Thijs is hier opgetreden als een onderzoeksrechter.

De eerste minister, de minister van Buitenlandse Zaken en de minister van Defensie zullen een symbolisch geladen bezoek aan Rwanda brengen om hulde te brengen de slachtoffers van de genocide en de soldaten die daar op een ellendige manier zijn gestorven om verschillende redenenen en oorzaken waarover ik vandaag geen ethisch oordeel wil vellen.

Ik zal dus ook naar Congo, gaan waar ik verschillende autoriteiten zal ontmoeten, onder andere president Kabila. Met hem zal ik het hebben over het inter-Congolees debat. Ik zal ook andere personen ontmoeten, onder meer leden van de oppositie en de burgermaatschappij. Daarna ga ik naar Zimbabwe, Oeganda en Angola, waar ik gesprekken zal voeren met de autoriteiten. In dat laatste land zal ongetwijfeld over de diamant worden gesproken.

Vervolgens gaan we naar Kigali, alwaar ik wederom verschillende autoriteiten zal ontmoeten. Ik zal proberen hen ervan te overtuigen om een nieuwe houding aan te nemen teneinde een kentering in de goede richting teweeg te brengen. Het Centraal-Afrikaans probleem is zeer ingewikkeld en er zijn verschillende belangen mee gemoeid. Alleen een regionale oplossing kan vruchten afwerpen. België heeft besloten om mee te helpen zoeken naar een oplossing in deze streek, die voor ons van heel groot belang is.

Dan kom ik bij de Afrikaanse week waarop ik een veertigtal experts heb ontmoet, die bijna allemaal deskundig waren. Net als aan mevrouw Thijs hebben ze me veel bijgebracht. Ik heb ondervonden dat tegenover de mening van een expert een tegenovergestelde mening van een andere expert staat, zodat er uit hun verklaringen moeilijk eenduidige conclusies kunnen worden getrokken. Toen ik gisteren de conclusies voorlegde, heb ik eraan toegevoegd dat het om politieke conclusies ging waarvoor ik namens de regering de verantwoordelijkheid op mij neem.

Die conclusies stemmen niet helemaal overeen met de verklaringen van de verschillende experts, wat niet wil zeggen dat wij geen rekening hebben gehouden met sommige van hun opmerkingen die soms gewettigd en honorabel zijn. Maar uiteraard kan ik geen rekening houden, al was het maar uit diplomatisch oogpunt, met bijvoorbeeld een eenzijdige pro-Hutu-opinie van een witte pater, ook al is die verstandig en een expert. Sommige van zijn opmerkingen heb ik wel goed onthouden en zijn goed voor mijn achtergrondkennis van het probleem.

Op 12 maart vertrekken we naar Congo en we keren terug op 20 maart. We vertrekken al zo vroeg omdat we vernomen hebben dat Congo en Afrika op de agenda staan van de Europese Raad Algemene Zaken. We zullen onze reis dus hebben afgerond voor de Europese topontmoetingen die voor 2, 3 en 4 april zijn gepland.

Ziedaar mijn antwoord aan mevrouw Thijs op haar vraag om uitleg, die ik ontgoochelend vond.

Mevrouw Erika Thijs (CVP). -Ik ben het ermee eens dat niet alle conclusies kunnen worden opgenomen. Dat hebben we trouwens niet gevraagd. Ik vraag me wel af waarom niet alle ministers die bij dat beleid betrokken zijn, hieraan kunnen deelnemen. Heeft bijvoorbeeld de staatssecretaris voor Ontwikkelingssamenwerking eraan meegewerkt?

De heer Louis Michel, vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken. - Mevrouw Thijs, u weet dat staatssecretaris Boutmans werd uitgenodigd. Zijn kabinetschef was daar de hele week. Al die conclusies zijn tot stand gekomen in samenwerking met personen van alle strekkingen, ook van de oppositie. Het zou goed zijn dat sommige politieke partijen ophouden met het voortdurend insinueren van conflicten tussen de heer Boutmans en mezelf. De heer Boutmans is mijn vriend geworden, u mag gerust zijn.

Mevrouw Erika Thijs (CVP). - Dat doet ons plezier.

De heer Louis Michel, vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken. - De CVP is daar niet tevreden mee. Dat weet ik.

Mevrouw Erika Thijs (CVP). - Toch wel, wij vragen niets liever. Dat komt immers het beleid ten goede.

De heer Louis Michel, vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken. - Ik ben erg op die man gesteld.

- Het incident is gesloten.