2-30

2-30

Sénat de Belgique

Annales parlementaires

JEUDI 24 FÉVRIER 2000 - SÉANCE DE L'APRÈS-MIDI

(Suite)

Demande d'explications de Mme Sabine de Bethune au ministre de la Justice sur «l'application de la loi contre le harcèlement» (n° 2-86)

Mevrouw Sabine de Bethune (CVP). - Stalking is niet langer een onbekend fenomeen. We verstaan onder stalking het obsessief achtervolgen, lastigvallen of terroriseren van een persoon. Het slachtoffer wordt het leven onmogelijk gemaakt. De stalker wil controle over het slachtoffer en stelt alles in het werk om zijn of haar leven voortdurend te kunnen verstoren.

Uitweiden over alle vormen van stalking zou ons te ver leiden. Precieze cijfers over het aantal gevallen van stalking in België ontbreken, tenzij de minister daarover vandaag meer informatie geeft.

Uit een rondvraag bij organisaties die zich met de problematiek bezighouden, blijkt dat veel mensen met stalking te maken krijgen en het aantal meldingen en telefoontjes is dan ook navenant.

Uit een Amerikaans onderzoek blijkt dat één vrouw op 20 in haar leven slachtoffer wordt van stalking. Zowel mannen als vrouwen kunnen evenwel ofwel slachtoffer ofwel dader van stalking zijn. In 75% à 80% van de gevallen zijn de mannen echter dader en de vrouwen slachtoffer. Hiermee kunnen de genderstudies worden gestoffeerd.

Het herhaaldelijk achtervolgen, bespieden en belagen wordt door het slachtoffer in eerste instantie als hinderlijk ervaren, vervolgens als verontrustend en uiteindelijk als kwellend. Het leven van het slachtoffer wordt door de stalker voortdurend verstoord en door de veelheid en de intensiteit wordt het vrijwel onmogelijk voor het slachtoffer om een normaal leven te leiden, zowel door haar- of hemzelf als door het gezin. Door de voortdurende confrontatie met de ondermijnende activiteiten van de stalker, die een constante dreiging vormen, komt het slachtoffer met haar of zijn gezin na verloop van tijd in een steeds groter isolement en daardoor vaak ook in belangrijke financiële moeilijkheden.

Voorzover ik weet, kunnen slachtoffers van stalking terecht bij diensten voor slachtofferhulp. Kan de minister dit misschien bevestigen?

Een aantal diensten hebben projecten rond stalking lopen, zoals bijvoorbeeld het project Stalking van de C.A.W. De Brug. Recent werden er ook organisaties voor de opvang van stalkingslachtoffers opgericht, zoals bijvoorbeeld de Stichting Anti-Stalking, waarbij iedereen terechtkan voor opvang, begeleiding, tips en advies. Voorlopig werken deze organisaties met vrijwilligers en moeten ze het stellen zonder overheidssubsidies, wat een bron van problemen is.

Met de wet van 30 oktober 1998 werd een artikel 422bis in het Strafwetboek opgenomen waardoor stalking een afzonderlijk misdrijf is geworden. Dankzij deze wetgeving beschikt het slachtoffer nu over meer mogelijkheden tot vervolging van de dader dan voorheen. De bepalingen van het artikel zijn zeer ruim zodat alles wat de rust op een ernstige manier verstoort, in principe als strafbaar gedrag kan worden gekwalificeerd. Er wordt geen bijzonder opzet of schuld vereist in hoofde van de dader.

Aangezien het gaat om een klachtmisdrijf, kan er enkel vervolging worden ingesteld nadat het slachtoffer van stalking klacht heeft ingediend. Hier wringt echter het schoentje. Vorige week trok de Stichting Anti-Stalking aan de alarmbel, want één jaar na de inwerkingtreding van de anti-stalkingwet zouden er slechts 9 stalkers effectief zijn veroordeeld. Kan de minister deze cijfers bevestigen?

In diezelfde periode werden er wel ongeveer 370 klachten geregistreerd. In de 9 gevallen waarin een veroordeling werd uitgesproken, zou het parket telkens pas in actie zijn geschoten nadat het slachtoffer zich burgerlijke partij had gesteld. De burgerlijkepartijstelling impliceert het betalen van een borgsom die naargelang het gerechtelijke arrondissement schommelt van 3000 tot 50000 frank. Ik weet niet welk beleid de minister op grond van de richtlijnen van het college van procureurs-generaal voert, maar zo luidt de informatie die de betrokken organisaties ons hebben verschaft. Ik moet in ieder geval concluderen dat er nog geen sprake is van een ernstig, eenvormig vervolgingsbeleid. Bij het verzamelen van de bewijslast kunnen er natuurlijk problemen rijzen, maar ik vraag me toch af of de mentaliteit en de interesse niet het hoofdprobleem vormen. Wordt stalking wel ernstig genomen?

De centrale vraag blijft echter die van het vervolgingsbeleid van de minister en van het college van procureurs-generaal.

Bovendien blijkt er nog veel onwetendheid te bestaan bij de diensten die in aanraking komen met slachtoffers van stalking. Sommige lokale politie- en rijkswachtdiensten hebben reeds een speciale vorming georganiseerd rond deze problematiek. Dit gebeurt echter eerder uitzonderlijk. Er is nood aan een veralgemeende sensibiliserings- en informatiecampagne van de politie- en rijkswachtdiensten, ook van de gerechtelijke politie. Met een dergelijke campagne kunnen de diensten beter vertrouwd worden gemaakt met de problematiek en met de mogelijke beschermings- en hulpverleningsmaatregelen.

De opvang van stalkingslachtoffers moet verbeteren. Een van de meest frequente problemen is dat slachtoffers telkens weer bij andere hulpverleners terechtkomen, wat een belangrijke handicap is. Ik pleit ervoor dat er in elke politie- en rijkswachtdienst minstens één persoon wordt opgeleid om zich bezig te houden met deze problematiek en om de slachtoffers op deskundige wijze op te vangen.

Daarnaast is er vooral nood aan een mentaliteitswijziging bij de gerechtelijke instanties, bij politie en rijkswacht en misschien zelfs bij de administratie van Justitie. Stalking mag niet langer worden afgedaan als een licht misdrijf. De kwelling wordt immers veroorzaakt door de herhaling van de handeling, die het leven van het slachtoffer op de duur totaal verwoest. De problematiek moet in alle gerechtelijke arrondissementen op een eenvormige en ernstige manier worden aangepakt. De minister kan hiervoor zorgen in het kader van zijn coördinerend beleid en van het veiligheidsplan.

Graag had ik van de minister vernomen of hij de cijfers kan bevestigen die de Stichting Anti-Stalking heeft gepubliceerd. Hoeveel personen hebben er in 1999 een klacht ingediend? Welk gevolg werd hieraan gegeven? In hoeveel gevallen was er in 1999 sprake van klacht met burgerlijkepartijstelling bij de onderzoeksrechter? Welk gevolg werd hieraan gegeven?

De Stichting Anti-Stalking maakt gewag van een zeer uiteenlopende aanpak van stalking door de verschillende parketten. Kan de minister dit bevestigen en hoe verklaart hij dit? Is hij van plan dienaangaande maatregelen te nemen?

Is er sprake van een algemene vorming en voorlichting van politiediensten en parketten over de problematiek van stalking?

Welke maatregelen zal de minister nemen om politiediensten en parketten te overtuigen van de ernst van de problematiek en om hen ertoe aan te zetten een consequent vervolgingsbeleid te voeren?

Ik beschik niet over concrete cijfers met betrekking tot dit probleem in België. Kan de minister mij deze cijfers bezorgen? Indien dit niet het geval is, is hij dan van plan een systeem te ontwikkelen om deze cijfers te verzamelen en wetenschappelijk onderzoek inzake dit fenomeen op te starten of te ondersteunen?

De heer Marc Verwilghen, minister van Justitie. - Mevrouw de Bethune heeft heel pertinente vragen gesteld met betrekking tot stalking. Aangezien het om een vrij recent fenomeen gaat, beschikken wij nog niet over voldoende gegevens met betrekking tot het aantal zaken dat wordt behandeld, de gerechtelijke uitspraken en de eventuele administratieve seponeringen.

Ik heb de verschillende parketten verzocht mij hun cijfergegevens over stalking te bezorgen. Zoals gewoonlijk zijn de gegevens van het ene parket nauwkeuriger of uitgebreider dan van het andere. Zo verstrekten sommige parketten mij een gedetailleerd overzicht van de oorzaak van seponering en een overzicht van wat er is gebeurd met de niet-geseponeerde zaken. Andere parketten bezorgden mij meer algemene gegevens. Ik wil de Senaat een litanie van cijfers besparen en zal mijn antwoord dan ook beperken tot het meedelen van het aantal dossiers per parket, het aantal klachten met burgerlijkepartijstelling en het aantal geseponeerde zaken. Ik zal mevrouw de Bethune een dossier overhandigen met meer precieze informatie van de parketten, onder meer over de zaken die nog in onderzoek zijn en de oorzaken van administratieve seponering.

Van het parket van Veurne kreeg ik geen antwoord. Uit een telefonisch contact bleek dat het parket aldaar op het ogenblik geen cijfers kan overhandigen, maar dat in het arrondissement al drie stalkingzaken tot een vonnis hebben geleid. Zo dadelijk zal ik mevrouw de Bethune het dossier met alle informatie overhandigen.

Wat de tweede vraag betreft, leid ik uit de gegevens die mij door de parketten werden bezorgd, niet af dat er bijzondere afwijkingen tussen de diverse parketten bestaan. Ik zeg dat onder voorbehoud aangezien ik slechts over een korte tijd beschikte om de gegevens voor het antwoord te laten opzoeken en de parketten nog niet in staat zijn om gedetailleerde informatie te geven. Wel geven de cijfers waarover ik nu beschik, aan dat de cijfers van de Stichting Anti-Stalking moeten worden gerelativeerd.

Ten derde bestaat er geen specifieke politiële vorming of onderrichting omtrent stalking. Het fenomeen wordt in de politiescholen wel besproken tijdens de aanvullende vorming slachtofferonthaal en bejegening van slachtoffers van fysiek en seksueel geweld. Ook wordt het fenomeen behandeld in het Handboek politiediensten. We moeten niet alleen tijdens de vorming van onze politiemensen, maar ook tijdens de bijscholing oog hebben voor het fenomeen.

Ten vierde blijkt uit de gegevens en cijfers van de parketten niet dat de problematiek wordt verwaarloosd, wat op het eerste gezicht zou kunnen worden gedacht.

Ten slotte gaat het om een vrij recent fenomeen, zodat er weinig cijfers over bestaan. Wel is het zo dat de parketten de gegevens over stalking sinds januari 1999 bijhouden onder de nieuwe preventiecode 53D. Ik heb het college van procureurs-generaal gevraagd mij een aantal richtlijnen te bezorgen, zodat een uniform beleid kan worden uitgewerkt voor de vervolging en de afhandeling van de burgerlijkepartijstelling. Uit de cijfers blijkt dat dit laatste slechts heel uitzonderlijk voorkomt: in Antwerpen zijn er in 134 zaken zes burgerlijkepartijstellingen, in Gent twee op 152 zaken. Zeker de waarborgsom die aan de onderzoeksrechter moet worden betaald, zou overal gelijk moeten zijn. Zodra het college van procureurs-generaal mij die gegevens bezorgt, zal ik het geachte lid informeren.

Mevrouw Sabine de Bethune (CVP). - Ik begrijp dat het nog geen twee jaar na de goedkeuring van een wet moeilijk is om een correcte evaluatie te geven. Ik kijk met belangstelling uit naar de richtlijnen van het college van procureurs-generaal. Heeft de minister er enig idee van wanneer die beschikbaar zullen zijn?

De heer Marc Verwilghen, minister van Justitie. - Na de publicatie vorige week van de gegevens van de Stichting Anti-Stalking, heb ik onmiddellijk contact opgenomen met het college van procureurs-generaal. Ik verwacht een antwoord voor het einde van de maand.

- L'incident est clos.