2-11

2-11

Belgische Senaat

Parlementaire handelingen

WOENSDAG 10 NOVEMBER 1999 - NAMIDDAGVERGADERING

(Vervolg)

Mondelinge vraag van de heer Patrik Vankrunkelsven aan de minister van Binnenlandse Zaken over «de noodplannen voor de nucleaire installaties» (nr. 2-29)

De voorzitter. - De heer Reynders, minister van Financiën, antwoordt namens de heer Duquesne, minister van Binnenlandse Zaken.

De heer Patrik Vankrunkelsven (VU-ID). - Het incident in de uraniumfabriek in Japan heeft bij velen heel wat vragen opgeroepen. Door een menselijke fout werd een te grote hoeveelheid uranium 235 toegevoegd, wat een kettingreactie veroorzaakte, men zou kunnen zeggen het begin van een atoomexplosie.

Er zijn trouwens al vaker kettingreacties geweest met uranium 235. Het gevaar is dus bekend. Het stemt dan ook tot nadenken dat zo'n ongeluk nog steeds kan gebeuren.

Dit om aan te tonen dat nucleaire installaties niet zo veilig zijn als ons altijd wordt voorgehouden. In mijn streek, de Kempen, zijn er nogal wat nucleaire installaties.

Bij incidenten worden de zwakke punten van de noodplannen duidelijk. Er moet dan een keuze worden gemaakt tussen menselijke schade en grootschalige maatregelen met grote economische gevolgen.

Onlangs werd er op een studiedag in Mol in dit verband een aantal vragen gesteld. Hoe kan bij een ongeval de situatie realistisch worden beoordeeld terwijl de gegevens waarover men beschikt onvolledig en onzeker zijn? Hoe kan het oordeel van de sociaal en economisch betrokkenen en de tijd die nodig is om een consensus te bereiken, worden verzoend met de noodzaak om de meest aangepaste maatregelen te nemen?

Ik wil de minister de volgende concrete vragen stellen.

De deskundigen vragen meer meetapparatuur om zich te kunnen baseren op correcte gegevens en meer oefening om de nodige vaardigheden te kunnen verwerven. Welke maatregelen zullen hieromtrent worden genomen?

Kernongevallen krijgen vaak een internationale dimensie. De risicogrens bij een kernongeval is nochtans voor elk land verschillend en elk land hanteert een ander stralingsniveau bij interventies. Werden of worden op dit punt grensoverschrijdende initiatieven genomen?

Bij noodplannen gaat het dus steeds om een delicaat afwegen tussen de risico's van een te vroege interventie en de gevaren van een te lang afwachten. Deskundigen vinden het noodzakelijk een cel op te richten die zich alleen bezighoudt met noodplannen. Op welke manier zal de minister hieraan tegemoetkomen?

De heer Didier Reynders, minister van Financiën. - Minister Duquesne heeft me gevraagd volgend antwoord voor te lezen:

«De heer Vankrunkelsven verwijst in zijn mondelinge vraag naar het recente voorval in het Japanse Tokai Mura. Ik kan hem geruststellen en bevestigen dat dergelijke installaties voor het opwerken van splijtstoffen in ons land niet aanwezig zijn.

Overeenkomstig het Noodplan voor nucleaire risico's voor het Belgisch grondgebied is de Meetcel belast met het vergaren van informatie over omgevingsbesmetting. Dat gebeurt via metingen. Die Meetcel werkt onder leiding van de Dienst voor Bescherming tegen Ioniserende Stralingen, samen met de wetenschappelijke instelling Louis Pasteur, het SCK in Mol en het IRE in Fleurus. In de bijlage 5 bij bovenvermeld Noodplan is een inventaris opgenomen van de apparatuur voor besmettingscontrole.

In verband met de vraag naar bijkomende meetapparatuur vestig ik er de aandacht op dat meetgegevens steeds een beeld geven van de voorbije evolutie, maar de toekomstige evolutie van de straling en besmetting niet kunnen voorspellen. Hiervoor zijn deskundigen nodig die de situatie en de beschikbare gegevens beoordelen en op basis van mogelijke scenario's de verdere evolutie proberen in te schatten om vervolgens maatregelen voor te stellen. Dat vergt training die onder meer gegeven wordt tijdens de jaarlijkse oefeningen in nucleaire sites. Deze oefeningen worden georganiseerd op initiatief van de Algemene Directie van de Civiele Bescherming in samenwerking met de exploitant. Binnenkort wordt in Mol een dergelijke oefening georganiseerd. Hierbij is precies het deelaspect van de Meetcel een van de aandachtspunten.

In dat kader wordt in de beslissingscel onder mijn leiding of die van mijn afgevaardigde, de emergency director, eveneens het afwegen ingeoefend van de voorgestelde interventie en beschermingsmaatregelen enerzijds en de economische gevolgen van deze maatregelen anderzijds.

België heeft met het International Atomic Energy Agency conventies ondertekend over de notificatie van nucleaire incidenten en de hulpverlening bij nucleaire ongevallen. Ook in de Europese Gemeenschap bestaat een regeling voor snelle uitwisseling van informatie in geval van stralingsgevaar. Voor beide instanties vormt het Crisis- en Coördinatiecentrum van de regering het permanent Belgisch contactpunt. Ook in dat kader worden internationale oefeningen georganiseerd.

De grenzen voor het bepalen van interventiemaatregelen kunnen inderdaad van land tot land verschillen afhankelijk van het risico die de installatie voor de omgeving vormt. Heeft de kerncentrale bijvoorbeeld een enkele of dubbele overkapping? De dosisniveaus voor het bepalen van de verschillende interventie- en beschermingsmaatregelen voor de bevolking - bijvoorbeeld schuilen of evacueren - zijn evenwel gebaseerd op internationale aanbevelingen die in principe in alle landen gelijklopend zijn.

In mijn administratie houdt de Algemene Dienst van de Civiele Bescherming, meer bepaald de dienst Operaties, zich bezig met de noodplanning. Om de operaties op het terrein optimaal te kunnen coördineren en zo een maximale bescherming van de bevolking te garanderen worden regelmatig controles en evaluaties uitgevoerd.»

De heer Patrik Vankrunkelsven (VU-ID). - Ik heb geen duidelijk antwoord gekregen op mijn vragen over de meetapparatuur en de hoeveelheid meetpunten. Die schijnen niet te voldoen aan de internationale overeenkomsten. Ik zal er bij staatssecretaris Deleuze op aandringen daar de nodige aandacht aan te besteden.