2-3 | 2-3 |
De voorzitter. - Aan de orde is het onderzoek van de geloofsbrieven van de nieuwe leden, van de gecoöpteerde senatoren alsmede van de senatoren-opvolgers aan wie de Senaat uitstel had verleend om hun verkiesbaarheid te bewijzen.
Het woord is aan mevrouw Leduc om voorlezing te doen van het verslag van de commissie voor het Onderzoek van de Geloofsbrieven.
Mevrouw Jeannine Leduc (VLD), rapporteur. - Uw commissie heeft de geloofsbrieven onderzocht van mevrouw Van Riet, de heer Geens en de heer Destexhe, senatoren-opvolgers die in aanmerking komen om de heren Verwilghen, Verhofstadt en Michel te vervangen overeenkomstig artikel 50 van de Grondwet en artikel 1bis van de wet van 6 augustus 1931.
Ze heeft vervolgens de geloofsbrieven onderzocht van de dames Kaçar en Cornet d'Elzius, senatoren-opvolgers die in aanmerking komen om respectievelijk mevrouw Vogels en de heer Hasquin te vervangen overeenkomstig artikel 1bis van de wet van 6 augustus 1931.
Aangezien de geloofsbrieven van deze opvolgers op 1 juli jongstleden door onze assemblee geldig verklaard zijn, heeft uw commissie het niet nodig geacht een bijkomend onderzoek te verrichten.
Bijgevolg heeft ze de eer mevrouw Van Riet, de heer Geens en de heer Destexhe enerzijds en de dames Kaçar en Cornet d'Elzius anderzijds toe te laten als lid van de Senaat.
Anderzijds heeft de commissie kennis genomen van de aanwijzingen op 13 juli 1999 door de Agalev-fractie van de Vlaamse Raad en door de PRL-FDF-MCC-fractie van de Franse Gemeenschapsraad, overeenkomstig artikel 211, §7, van het Kieswetboek, om te voorzien in de vervanging van mevrouw Dua enerzijds en van de heer Miller, ontslagnemend, anderzijds.
Het gaat respectievelijk om de heer Malcorps en de heer De Decker.
De commissie acht de procedure van het onderzoek van de geloofsbrieven overbodig aangezien dit onderzoek reeds verricht is door de bevoegde assemblee.
Uw commissie stelt dan ook voor de heer Malcorps en de heer De Decker toe te laten als lid van de Senaat.
Bovendien moest uw commissie de geloofsbrieven van de gecoöpteerde senatoren onderzoeken.
Ze heeft kennis genomen van de lijsten die de fracties overeenkomstig artikel 220, §3, van het Kieswetboek aan de griffier van de Senaat gezonden hebben.
Aangewezen zijn:
Overeenkomstig artikel 67, §1, 6°, van de Grondwet:
- voor de Agalev-fractie: de heer Maertens;
- voor de SP-fractie: mevrouw Lindekens;
- voor de VLD-fractie: mevrouw Kestelyn-Sierens en de heer Remans;
- voor de Vlaams Blok-fractie: de heer Creyelman;
- voor de CVP-fractie: mevrouw De Schamphelaere.
Overeenkomstig artikel 67, §1, 7°, van de Grondwet:
- voor de PS-fractie: mevrouw Laloy en de heer Santkin;
- voor de PRL-FDF-MCC-fractie: de heer Malmendier;
- voor de PSC-fractie: mevrouw Nyssens.
Uw commissie heeft vastgesteld dat het aantal namen voor elke lijst overeenstemt met het aantal toegekende zetels.
Bovendien hebben de gekozenen bewezen dat ze voldoen aan de door de Grondwet gestelde verkiesbaarheidsvoorwaarden.
Uw commissie heeft dan ook de eer voor te stellen de voornoemde tien personen toe te laten als lid van de Senaat.
Ten slotte had de Senaat tijdens zijn vergadering van 1 juli jongstleden op voorstel van de commissie voor het Onderzoek van de Geloofsbrieven besloten een uitstel van zeven dagen te verlenen aan de heer Van Bouchaute, mevrouw Colombie-Wenmeekers en de heer Cammarata, senatoren-opvolgers die op 13 juni 1999 verkozen zijn en die op die datum het bewijs van hun verkiesbaarheid nog niet geleverd hadden.
Uw commissie heeft de dossiers van deze verkozenen heden opnieuw onderzocht en heeft vastgesteld dat ze voldoen aan al de door de Grondwet gestelde verkiesbaarheidsvoorwaarden.
Uw commissie stelt dan ook voor de geloofsbrieven van deze personen als senatoren-opvolgers geldig te verklaren.
De heer Hugo Vandenberghe (CVP). - Het verwondert mij dat in het verslag niet wordt verwezen naar artikel 67, § 2 van de Grondwet. Dit artikel bepaalt dat één van de Nederlandstalige senatoren zijn domicilie in Brussel-Hoofdstad moet hebben. Deze bepaling werd eenvoudigweg niet onderzocht. Men heeft de reden waarom er niet aan moet worden tegemoetgekomen, ook niet geformuleerd. Het is bijzonder onzorgvuldig van de commissie dat zij een grondwetsbepaling zomaar terzijde schuift en niet eens motiveert waarom ze niet wordt nageleefd. Ik zou daarvoor graag een verklaring krijgen.
De voorzitter. - Mijnheer Vandenberghe, aangezien u daar ook aanwezig was, weet u dat ik daarnet de fractieleiders van alle partijen in een officieuze vergadering bij elkaar heb geroepen om het verloop van de vergadering van vanmiddag te bespreken. Ik stel vast dat op dat ogenblik niemand dit probleem heeft opgeworpen.
Bovendien weet u zeer goed dat de diensten het onderzoek van de geloofsbrieven op zich nemen en de vergadering van de commissie voor het Onderzoek van de Geloofsbrieven grondig voorbereiden. Deze commissie heeft zojuist in het bureau van de griffier vergaderd.
Op uw vraag werd reeds bij een vorige gelegenheid een antwoord gegeven. U kent dus net zo goed als ik het antwoord, namelijk dat men het alleen kan betreuren dat geen Nederlandstalige senator zijn woonplaats in Brussel-Hoofdstad heeft. Iedereen is zich daarvan bewust, maar in de Grondwet is geen enkele sanctie opgenomen voor de niet-naleving van deze bepaling. In de Grondwet of in een of andere uitvoeringswet, die wijze senatoren of kamerleden hebben opgesteld, staat ook nergens vermeld wie zich moet opofferen om aan deze bepaling te kunnen voldoen.
Deze discussie werd eveneens gevoerd bij een vorige samenstellingsvergadering van de Senaat. Ik wil niet dat men de diensten op dit punt iets verwijt. Zij hebben mijn aandacht daarop gevestigd.
Bovendien heb ik hier bij mij de Handelingen van 1 juli. Daarin lees ik op pagina 6: "Bovendien heeft uw commissie vastgesteld dat aan het voorschrift van artikel 67, § 2, eerste lid van de Grondwet nog niet is voldaan aangezien geen enkele senator gekozen door het Nederlandse kiescollege op de dag van zijn verkiezing zijn woonplaats in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad had."
De heer Hugo Vandenberghe (CVP). - Nog niet!
De voorzitter. - Natuurlijk, maar we hebben er wel de aandacht op gevestigd. Wat kan de commissie voor het Onderzoek van de Geloofsbrieven meer doen dan vaststellen dat er nog altijd niet aan deze bepaling is voldaan?
De heer Hugo Vandenberghe (CVP). - Het minste dat een commissie voor het Onderzoek van de Geloofsbrieven kan doen is nagaan of alle grondwetsartikelen zijn gerespecteerd. In welk land komen wij terecht als aan de ene kant de overheid al haar beslissingen uitvoerig moet motiveren en aan de andere kant de Senaat zomaar beslist geen rekening te houden met een van de artikelen van de Grondwet, zonder daarvan zelfs maar gewag te maken in het verslag van de commissie voor het Onderzoek van de Geloofsbrieven. Dat is toch niet ernstig!
De voorzitter. - Ik ben het met dit standpunt niet eens. Ikzelf en al de leden van de commissie zijn zich ten volle bewust van het probleem maar achten het weinig zinvol hierover te blijven jammeren, aangezien niemand weet op welke manier het kan worden opgelost. Ik wil best samen met u aan de klaagmuur gaan staan, mijnheer Vandenberghe, en mij tot de Voorzienigheid wenden in de hoop dat zij ons een oplossing aanreikt. De vorige grondwetgever heeft daar alleszins niet voor gezorgd. Hopelijk doet de volgende dat wel. Als toekomstig lid van de commissie voor de Institutionele Hervormingen engageer ik mij persoonlijk om dit probleem samen met u uit de wereld te helpen.
Omdat de oppositie altijd het laatste woord heeft, geef ik u alsnog de gelegenheid om hierop te reageren.
De heer Hugo Vandenberghe (CVP). - De meerderheid heeft het laatste woord alleen bij de stemming, mijnheer de voorzitter. Daar komt het per slot van rekening op aan.
De CVP-fractie blijft bij haar oorspronkelijk standpunt en vraagt derhalve een afzonderlijke stemming over het deel van het verslag dat handelt over de geloofsbrieven van de gecoöpteerde senatoren. Wij willen de goedkeuring van de geloofsbrieven van de andere senatoren die vandaag de eed afleggen helemaal niet betwisten.
De voorzitter. - Voor de goede orde en om aan de vraag van de heer Vandenberghe tegemoet te komen, breng ik nu de besluiten van het verslag betreffende de gecoöpteerde senatoren in stemming.
- De besluiten van het verslag betreffende de gecoöpteerde senatoren worden aangenomen bij zitten en opstaan.
- De besluiten van het verslag betreffende de nieuwe leden en de senatoren-opvolgers worden eenparig aangenomen bij zitten en opstaan.
De voorzitter. - Ik verzoek de leden wier geloofsbrieven geldig zijn verklaard, de grondwettelijke eed af te leggen.
- Mevrouw Iris Van Riet en de heer André Geens leggen de eed af in het Nederlands, de heer Alain Destexhe legt de eed af in het Frans, mevrouw Meryem Kaçar legt de eed af in het Nederlands, mevrouw Christine Cornet d'Elzius legt de eed af in het Frans, de heer Johan Malcorps legt de eed af in het Nederlands, de heer Armand De Decker legt de eed achtereenvolgens af in het Frans en in het Nederlands, de heer Michiel Maertens, mevrouw Kathy Lindekens, mevrouw Mimi Kestelyn-Sierens, de heer Jan Remans, de heer Frank Creyelman en mevrouw Mia De Schamphelaere leggen de eed af in het Nederlands, mevrouw Marie-José Laloy, de heren Jacques Santkin en Jean-Pierre Malmendier leggen de eed af in het Frans, mevrouw Clotilde Nyssens legt de eed achtereenvolgens af in het Frans en in het Nederlands.
Ik geef deze leden akte van hun eedaflegging en verklaar hen aangesteld in hun functie van senator. (Applaus)