2-22 | 2-22 |
De heer Frans Lozie (AGALEV). - In tegenstelling tot wat ik gewend ben, zal ik in mijn vraag om uitleg namen noemen. Ze werden reeds uitvoerig in de pers geciteerd en zijn dus gemeengoed geworden.
Reeds in de herfst van 1996 namen verschillende getuigen, die doorgaans anoniem wensten te blijven, contact op met de onderzoeksrechter van Neufchâteau met informatie over seksueel misbruik van kinderen door Nihoul zelf en personen uit zijn kennissenkring.
Zo ontstonden de X-dossiers, die werden toegewezen aan een equipe rijkswachters te Brussel. Deze groep stond onder leiding van de heer De Baets en onder supervisie van de heer Duterme. Reeds in het voorjaar van 1997 rezen problemen tussen deze twee personen. De Parlementaire Ondezoekscommissie, die toen door de huidige minister van Justitie werd voorgezeten, werd hierover ingelicht.
De heer Duterme heeft verschillende keren een herlezing bevolen van de PV's, die het resultaat waren van de X-verhoren. Een lezing werd in augustus 1997 door de onderzoeksrechter van Neufchâteau, de heer Langlois, formeel gelegitimeerd. Het resultaat werd systematisch uitgesteld zolang de Parlementaire onderzoekscommissie aan het werk was. De herlezing werd afgerond omstreeks begin februari 1998, het moment waarop de Parlementaire onderzoekscommissie haar tweede rapport afrondde. Dit was tevens het ogenblik waarop ik uit de commissie werd weggewerkt.
Van juli 1997 tot op vandaag werd een aantal rijkswachters van de Brusselse onderzoekscel, namelijk de heren De Baets en Bille, uit het onderzoek verwijderd. Op verzoek van de procureur-generaal van Brussel werd hen zelfs een verbod opgelegd om enige onderzoeksdaad in om het even welk gerechtelijk dossier te stellen, ondanks hun buitengewoon goede reputatie op het vlak van financiële onderzoeken. Dit alles gebeurde op een ogenblik dat justitie een enorm tekort had, en nog steeds heeft, aan dergelijke onderzoekers.
In de marge van deze herlezingen kreeg de heer Pignolet, onderzoeksrechter van de rechtbank van Brussel, de opdracht te onderzoeken of deze rijkswachtonderzoekers het onderzoek en/of de getuigen niet hadden gemanipuleerd. Dit onderzoek duurde tot de zomer van 1999, ofschoon de onderzoeksrechter beschikte over de videocassettes waarop alle ondervragingen werden geregistreerd. Veel onderzoeksrechters moeten werken met heel wat minder onderzoeksmateriaal.
Sinds deze zomer resulteren deze onderzoeken in de ene na de andere buitenvervolgingstelling van de betrokkenen. Ik was met de dag meer en meer verbijsterd over de tijd die de onderzoeksrechter nodig had om tot dit resultaat te komen. Ook de Parlementaire onderzoekscommissie was bezorgd over wat er terzake gaande was. Met betrekking tot het onderzoek naar de moord op Christine van Hees en de verschillende herlezingen van de processen-verbaal over de X-getuigen, deed de commissie dan ook de aanbeveling om ofwel een gerechtelijk ofwel een parlementair onderzoek te openen.
Nu blijkt dat de betrokken rijkswachters worden vrijgepleit van elke vorm van manipulatie van het onderzoek, rijst de vraag waarom zij zo nodig, bij dringende maatregel, uit het onderzoek moesten worden verwijderd en zelfs het verbod kregen tot elke vorm van medewerking in om het even welk gerechtelijk onderzoek. Dit doet bij mij het vermoeden rijzen dat deze verwijderingsoperatie zelf een poging tot intimidatie van de onderzoekers is of, erger nog, een manipulatie van het eigenlijke gerechtelijk onderzoek of het gevolg van bescherming van betrokkenen in dit onderzoek.
Gezien de enorme mediabelangstelling rond deze dossiers is het voor de geloofwaardigheid van onze instellingen rampzalig als in deze zaak geen klaarheid wordt gebracht.
Daarom kreeg ik van de minister graag een antwoord op de volgende vragen. Ten eerste, de onderzoeksrechter te Neufchâteau verklaarde formeel dat de verwijdering van de twee rijkswachters uit het onderzoek slechts tijdelijk was, tot de herlezing klaarheid zou brengen.
Wanneer worden deze onderzoekers opnieuw in het onderzoek geïntegreerd en welk lot is deze onderzoeken ondertussen beschoren?
Kan de minister garanderen dat alle mogelijke inspanningen werden geleverd om waardevolle informatie vanwege deze getuigen te valoriseren voor lopende gerechtelijke onderzoeken, zowel het onderzoek Dutroux-Nihoul en consorten te Neufchâteau als onderzoeken naar nog onopgeloste moorden op jonge meisjes te Brussel, Gent en Antwerpen?
Ten tweede, een onderzoek naar de motieven die aanleiding gaven tot het verwijderen van betrokken rijkswachters uit de onderzoekscel is noodzakelijk. Was dit een poging tot manipulatie van gerechtelijke onderzoeken of het gevolg van bescherming van betrokken verdachten?
Antwoorden op deze vragen vereist een diepgaand onafhankelijk onderzoek.
Dit kan vandaag door de Belgische justitie niet worden verricht vermits alle ressorten van het hof van beroep van ons land betrokken partij zijn. Op binnenlands niveau rest alleen een initiatief van het hoogste democratisch gezag, namelijk het Parlement. Dit parlementair onderzoek wordt best voorafgegaan door een grondige analyse van de problematiek door bij voorkeur in de materie ervaren buitenlandse experts. Voormalig minister van Justitie, de heer De Clerck, was dit idee reeds genegen. Overweegt de minister een college van experts aan te stellen om klaarheid te brengen, of oordeelt hij dat een dergelijk initiatief eerder door een nieuwe parlementaire onderzoekscommissie moet worden genomen?
Ten derde, kan de minister mij meedelen hoe de rijkswachthiërarchie en het parket van Neufchâteau reageren op deze ontwikkelingen in de onderzoeken naar vermeende manipulaties door de heren De Baets en Bille? Werd hieromtrent door de minister enig initiatief genomen?
De heer Marc Verwilghen, minister van Justitie. - Voor een goed begrip moet een onderscheid worden gemaakt tussen enerzijds het onderzoek naar de methodologie en de deontologie van de onderzoekers en anderzijds de betrouwbaarheid van de verklaringen van de X-getuigen.
Wat betreft het onderzoek naar de methodologie werd voor mijn aanstelling tot minister van Justitie, in samenspraak tussen de procureur-generaal te Brussel en de procureur-generaal te Luik, het onderzoek gecentraliseerd in Brussel.
Wat de geloofwaardigheid van de X-getuigen betreft, worden de onderzoeken gevoerd in de respectievelijke ressorten, het hof van beroep te Brussel, het hof van beroep te Gent, het hof van beroep te Antwerpen en het hof van beroep te Luik, meer bepaald te Neufchâteau.
In een schrijven van 26 november 1999 heeft de procureur-generaal te Brussel, die zich aansluit bij een advies dat hem werd verleend door de procureur des Konings te Brussel, aan de directeur-generaal van het personeelsbeheer van de rijkswacht meegedeeld dat er geen bezwaar meer bestond om eerste wachtmeester Bille opnieuw gerechtelijke opdrachten toe te vertrouwen, maar dat hij het opportuun oordeelde, gelet op de gevoeligheden die het conflict met zich hebben meegebracht, de betrokkene in te zetten buiten het gerechtelijk arrondissement Brussel. Met betrekking tot adjudant De Baets blijft de procureur-generaal bezwaar aantekenen tegen het toevertrouwen aan de betrokkene van enige verantwoordelijkheid in de gerechtelijke sfeer.
Zoals de heer Lozie terecht heeft opgemerkt, zijn beiden tijdelijk verwijderd uit het onderzoek. Tijdelijkheid duurt soms wel langer dan wordt gewenst. Nu moet worden afgewacht tot de lopende, meestal strafrechtelijke of tuchtrechtelijke procedures achter de rug zijn. Het resultaat van die onderzoeken zal trouwens determinerend zijn voor het lot dat moet worden voorbehouden voor de betrokkenen. Ik heb dan ook aangedrongen opdat dienaangaande ten spoedigste klaarheid wordt geschapen.
Voor het onderzoek naar de X-getuigen heb ik het college van procureurs-generaal de opdracht gegeven mij een overzicht en een stand van zaken toe te sturen. Zodra ik die documenten heb ontvangen, zal ik ze instuderen en een beslissing nemen. De lopende gerechtelijke onderzoeken zullen hun normale afwikkeling kennen. Wat de gesloten gerechtelijke onderzoeken betreft, is ten eerste een algemeen onderzoek noodzakelijk en moet ten tweede de mogelijkheid worden geboden aan alle belanghebbenden om toegang te krijgen tot het onderzoek, in zover zij enig wettig belang kunnen laten gelden.
In de huidige stand van zaken is het beantwoorden van de tweede vraag voorbarig. Ik moet immers eerst het rapport van het college van procureurs-generaal ontvangen vooraleer een verdere stap kan worden gedaan.
De uitvoerende macht kan geen initiatieven nemen met betrekking tot de oprichting van een parlementaire onderzoekscommissie. Artikel 56 van de Grondwet kent die mogelijkheid toe aan de Kamer of de Senaat.
Als antwoord op de laatste vraag kan ik zeggen dat alle dossiers ten laste van de betrokkenen en op klacht van de betrokkenen zijn geseponeerd, zowel op het strafrechterlijke als op het tuchtrechterlijke vlak, behalve het dossier nummer 231/97 over schriftvervalsing van onderzoeksrechter Pignolet, dat op 26 augustus 1997 werd geopend.
Dit dossier bevindt zich in een eindfase en de eindbeslissing wordt tegen 13 januari 2000 in het vooruitzicht gesteld.
Zoals ik al heb vermeld, zijn deze onderzoeken bij het parket van Brussel gecentraliseerd. Het parket van Neufchateau wacht de uitslag van dit onderzoek af, maar is absoluut niet op de hoogte van de stand van zaken.
Op het tuchtrechterlijk vlak is het voorafgaand onderzoek, op grond van artikel 24/26 van de wet van 27 december 1973 betreffende het statuut van het personeel van het operationele korps van de rijkswacht, ver gevorderd. Er zullen echter geen besluiten worden genomen vooraleer het gerechtelijk onderzoek is afgerond en zonder dat de magistratuur zich over eventuele deontologische fouten heeft uitgesproken. De procureur-generaal bij het hof van beroep te Brussel heeft trouwens reeds toegezegd om daarover uitsluitsel te geven.
Ik heb er zowel bij de procureur-generaal te Brussel als bij de commandant van de rijkswacht op aangedrongen dit conflict snel, maar grondig te behandelen.
Na afloop van het onderzoek zullen wij onze houding tegenover de tijdelijke schorsing bepalen.
De heer Frans Lozie (AGALEV). - Er is dus voor een van de rijkswachters al positief nieuws, namelijk dat hij zijn gerechtelijk werk gedeeltelijk kan hervatten. Ik kan alleen maar hopen dat dit wordt uitgebreid naar iedereen.
Ik neem akte van de vastberadenheid van de minister voor wat betreft eventuele acties die zullen nodig zijn eens de resultaten van alle onderzoeken zullen bekend zijn en alle betrokkenen ook toegang zullen hebben gekregen tot hun dossier.
Het is evident dat het Parlement zelf initiatieven moet nemen voor de oprichting van een parlementaire onderzoeks-commissie, maar ook hier meen ik dat het aangewezen is daarvoor te wachten tot alle gerechtelijke onderzoeken zijn afgerond.
Wij wachten met spanning op 13 januari 2000. Eigenlijk tarten we daarbij nogal het lot. Enerzijds is er de millenniumbug, maar bovendien wordt de uitspraak in het laatste dossier verwacht op de 13e januari. Toch blijf ik optimistisch en ben ik ervan overtuigd dat na die datum de weg open ligt voor een volledige opheldering in deze dossiers.
- L'incident est clos.