2-261/1 | 2-261/1 |
23 DECEMBER 1999
In 1997 raakten in België 5 826 kinderen tussen 0 en 14 jaar gewond in het verkeer. Voor 54 onder hen had het ongeval een dodelijke afloop. Kinderen ervaren in het verkeer heel wat moeilijkheden waar we als volwassenen vaak niet eens bij stilstaan. Ze worden gedwongen om deel te nemen aan een verkeersgebeuren dat op maat van de volwassenen gesneden is.
Ongevallenanalyses leren dat een groot deel van de ongevallen waarin kinderen betrokken zijn, zich voordoet op weg naar school.
Op verschillende niveaus heeft de overheid getracht de verkeersveiligheid in de schoolomgevingen te verbeteren. Daarbij werden diverse technieken van gedragsbeïnvloeding aangewend.
Op educatief vlak maakt de verkeersopvoeding sinds kort deel uit van de eindtermen voor het basisonderwijs in de Vlaamse Gemeenschap. Daarbij wordt specifiek verwezen naar het verkeersveilig gedrag in de schoolomgeving. In de eindtermen wereldoriëntatie vinden we volgende pedagogische doelstelling terug : « De leerlingen kunnen de gevaarlijke verkeerssituaties in de ruimere schoolomgeving lokaliseren » (eindterm nr. 6.12).
In de lessen verkeersopvoeding kan onder andere gebruik worden gemaakt van de lespakketten die door het Belgisch Instituut voor de verkeersveiligheid (BIVV) ter beschikking worden gesteld. Het BIVV organiseert daarnaast ook zelf specifieke sessies waarbij kinderen en jongeren op een eigentijdse wijze een veilig en duurzaam verplaatsingsgedrag kunnen aanleren. Zo werd tussen 15 februari en 15 maart 1997 onder de titel « De taal van het gaspedaal » een pakket van één tot drie sessies rond verantwoord verkeersgedrag aangeboden aan de scholen. 16 064 Nederlandstalige en 8 156 Franstalige leerlingen namen aan deze actie deel.
De start van het schooljaar is jaarlijks ook de aanleiding voor sensibiliseringsacties rond het thema « veilig schoolverkeer ». Opgemerkte campagnes van de voorbije jaren liepen onder de slogans « Veilig mobiel naar school » (1995), « Kinderen hebben geen remmen » (1997) en « Naar school met Samson en Gert » (1998). Het BIVV streeft daarbij naar een zo ruim mogelijke samenwerking met de federale en gewestelijke overheden; particuliere sponsors kunnen de campagnes financieel ondersteunen.
Op infrastructureel vlak speelde het Waals Gewest een pioniersrol inzake de verkeersveiligheid in de schoolomgevingen. Zo werd in 1994 het initiatief genomen om gemeentelijke projecten die een verbetering van de verkeersveiligheid beogen in schoolomgevingen of op schoolroutes technisch en financieel te ondersteunen. Dit leidde bijvoorbeeld in 1996 tot niet minder dan 437 projectaanvragen van Waalse gemeenten, waarvan er uiteindelijk 225 voor advies en subsidiëring in aanmerking kwamen (1).
Voor de technische ondersteuning van dit initiatief werkte het ministerie van het Waals Gewest samen met de cel « infrastructuur » van het BIVV.
Daar waar het Waals Gewest kiest voor een gericht beleid met financiële stimuli, opteert het Vlaams Gewest voor een meer globale aanpak van de verkeersveiligheid op lokaal niveau. Het verbeteren van de verkeersveiligheid is één van de voornaamste doelstellingen van het gemeentelijk mobiliteitsplan, waarvan het Gewest de opmaak stimuleert via het instrument van de « mobiliteitsconvenant ». Vanaf 2000 wil het Vlaams Gewest ook geld uittrekken voor de subsidiëring van gemeentelijke projecten die, op basis van het mobiliteitsplan, een verbetering van de verkeersveiligheid in de schoolomgeving beogen. Daarmee zouden beide gewesten op dezelfde lijn zitten.
Schoolomgevingen bevinden zich echter niet uitsluitend op wegen die onder het beheer van de gemeente vallen. Ook langs gewestwegen vinden we scholen terug. Vandaar dat het Brussels Gewest in 1997 een contract sloot met het BIVV om de omgeving van 20 scholen langs gewestwegen of in de directe nabijheid ervan te analyseren en oplossingen voor te stellen om de verkeersveiligheid te verbeteren.
Ten slotte stelt de federale overheid een aantal regulerende instrumenten ter beschikking waarmee de wegbeheerders de onveiligheid in schoolomgevingen kunnen aanpakken. Klassiek is het gevaarsbord A23 (koninklijk besluit van 1 december 1975, artikel 66) dat door de wegbeheerder verplicht moet worden opgesteld op een plaats waar veel kinderen komen. Het bord heeft evenwel geen regulerend karakter (door bijvoorbeeld een snelheidslimiet in te stellen) en de indruk bestaat dat bij de meeste automobilisten een gewenningseffect is opgetreden, waardoor het bord nog nauwelijks aanzet tot het matigen van de snelheid en tot voorzichtig rijgedrag.
Een meer dwingende aanpak kan erin bestaan aan de schoolomgeving het statuut van « zone 30 », woonerf of voetgangerszone toe te kennen. Een dergelijk statuut beantwoordt alvast aan onze overtuiging dat een snelheidslimiet van 30 km/u de norm moet zijn in iedere schoolomgeving, ongeacht de ligging van de school. « Zone 30 » en « voetgangersgebied » worden echter bij voorkeur toegepast in een gebied dat ruimer is dan de onmiddellijke omgeving van een school (een wijk, een stads- of dorpskern). Vandaar dat deze concepten slechts een uitweg bieden voor schoolomgevingen die gelegen zijn in een gebied dat in zijn geheel als « zone 30 » of als voetgangersgebied kan worden ingericht.
Bij gebrek aan een eigen juridisch statuut of een model-inrichtingsconcept voor de schoolomgevingen, heeft zich een heel arsenaal technieken ontwikkeld om de snelheid van het gemotoriseerd verkeer in de schoolomgeving te matigen en de bestuurders aan te sporen tot voorzichtigheid. Sommige van die technieken hebben een wettelijke basis (bijvoorbeeld beschermde oversteekplaatsen, verkeersdrempels of verkeersplateaus); andere hebben dit niet (bijvoorbeeld bi-flashes, waarschuwingsborden « U rijdt te snel »).
Dit wetsvoorstel heeft een dubbele doelstelling.
Ten eerste wil het aan de schoolomgeving een eigen juridisch statuut geven door een snelheidsbeperking van 30 km/u in te stellen. Deze snelheidsbeperking wordt gekoppeld aan het verkeersbord A23, dat volgens artikel 7, § 7, van het ministerieel besluit van 11 oktober 1976 « moet geplaatst worden bij nadering van scholen en speelpleinen waar speciaal veel kinderen komen ».
Het wetsvoorstel voorziet in de plaatsing van een onderbord, waardoor de snelheidsbeperking beperkt wordt tot de periode waarin zich effectief veel kinderen op de openbare weg bevinden. De Koning krijgt de opdracht om een uniforme regeling uit te werken voor de verkeerssignalisatie in de schoolomgevingen. Zo verdient het aanbeveling de zichtbaarheid van de borden te verbeteren door het gebruik van een uniforme lichtsignalisatie.
Wat de inrichting van de openbare weg betreft, stelt het wetsvoorstel de mogelijkheid van een federale subsidieregeling in voor gemeentelijke investeringen in de verkeersveilige herinrichting van schoolomgevingen. Deze regeling heeft een aanvullend karakter ten aanzien van de verhoogde subsidiëring van dergelijke werken door het Waals Gewest en van de subsidiëring die het Vlaams Gewest toekent in het kader van de mobiliteitsconvenant. Het wetsvoorstel anticipeert tevens op een vergelijkbare regeling die het Brussels Gewest kan nemen.
Artikel 2
Dit artikel wil de schoolomgeving een eigen juridisch statuut geven.
Daartoe wordt, naast het bestaande verkeersbord A23, een verkeersbord A23bis geïntroduceerd, specifiek bestemd voor de schoolomgevingen. Het verkeersbord A23bis bestaat uit het verkeersbord A23 met een rechthoekig onderbord waarop in witte letters op blauwe achtergrond het woord « school : 30 km/u » is aangegeven. Het bestaande verkeersbord A23 blijft in zijn huidige vorm verder bestemd voor alle andere « plaatsen waar speciaal veel kinderen komen. »
Het verkeersbord A23bis legt de bestuurders een snelheidsbeperking van 30 km/u op. Dit vanuit de vaststelling dat bij een snelheid van 30 km/u zowel het risico op ongevallen als de ernst van de letsels die voortvloeien uit een ongeval drastisch beperkt worden. Het risico op ongevallen vermindert onder andere doordat de totale remafstand gemiddeld 15 meter bedraagt, tegenover 30 meter bij een snelheid van 50 km/u. Bovendien laat een snelheid van 30 km/u de bestuurder toe om zijn aandacht te richten op wat zich in de onmiddellijke omgeving van zijn voertuig afspeelt; bij een hogere snelheid verschuift het blikveld zich naar punten die relatief ver van de wagen gelegen zijn. Gelet op het soms onvoorspelbaar verkeersgedrag van kinderen, is het ook daarom aangewezen de snelheid te limiteren tot 30 km/u.
De drukte in schoolomgevingen is beperkt tot specifieke periodes (voor en na de schooluren). Een onderbord (witte letters op blauwe achtergrond) moet daarom de periodes waarbinnen het gevaar en de snelheidsbeperking geldt, specifiëren.
Artikel 3
De Koning staat in voor de verdere uitvoering van deze wet. Dat is noodzakelijk om de bestaande regelgeving aan te passen aan deze wet. Zo denken wij aan de aanpassing van het ministerieel besluit van 11 oktober 1976.
Maar daarnaast lijkt ons « aangepaste en uniforme inrichting » van de schoolomgeving noodzakelijk.
Aangepast betekent dat de inrichting van het openbaar domein de bestuurder aanzet, casu quo dwingt tot een veilig verkeersgedrag, met respect voor de opgelegde snelheidslimiet. De voorschriften hebben zowel betrekking op het aanbrengen en accentueren van het verkeersbord A23bis (bijvoorbeeld plaatsing tegen een gele of witte fluorescerende achtergrond; accentuering door middel van verlichting of bi-flash) als op de inrichting van het openbaar domein (beschermde oversteekplaatsen, aanbrengen van verkeersremmende inrichtingen).
Uniform betekent dat de schoolomgeving door middel van een eenvormige signalisatie en een bepaalde inrichting van het openbaar domein onmiddellijk en duidelijk herkenbaar moet zijn voor alle weggebruikers.
Artikel 4
Dit artikel geeft de federale overheid de mogelijkheid om een eigen subsidieregeling uit te werken voor de verkeersveilige (her)inrichting van schoolomgevingen door de gemeenten.
De voorgestelde regeling heeft een aanvullend karakter tegenover de bestaande regelingen van het Waalse en Vlaamse Gewest. Het Waals Gewest voorziet in een verhoogde tussenkomst van 75 % in plaats van 60 % voor herinrichting van schoolomgevingen. Het Vlaams Gewest heeft de intentie om, in het kader van de mobiliteitsconvenant, vanaf 2000 zijn subsidiëring voor de aanpak van schoolomgeving (cf. Bijakte nr. 20) uit te breiden tot schoolomgevingen die louter tot het gemeentelijk domein behoren. Deze regeling wordt momenteel verder uitgewerkt. Het Brussels Gewest kent tot nu toe geen specifieke subsidieregeling voor de aanpak van schoolomgevingen.
De Koning bepaalt de wijze van uitvoering van deze federale toelage. Wat het bedrag van de toelage betreft, ligt het voor de hand dat de som van de gewestelijke en de federale toelage (eventueel aangevuld met toelagen van andere overheden) maximaal 100 % van de investeringskosten kan dekken. Een federale toelage ten belope van 10 à 20 % van de kosten ligt daarom voor de hand.
Voor de beoordeling van de projecten kan men zich grotendeels richten op de evaluaties die aan de basis liggen van de gewestelijke subsidies. Een relatief beperkte federale toetsing zou kunnen gebeuren door een deskundigengroep, bestaande uit vertegenwoordigers van het federaal ministerie van Verkeerswezen, de gewesten en het Belgisch Instituut voor de verkeersveiligheid.
Artikel 5
Om de wegbeheerder voldoende tijd te geven om de schoolomgeving aan te passen aan de bepalingen van deze wet en van de voorschriften die eruit voortvloeien, voorziet artikel 4 in een periode van drie maanden tussen de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad en de inwerkingtreding van de wet.
| Kathy LINDEKENS. |
Artikel 1
Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.
Art. 2
In artikel 66, § 4, van het koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer wordt een verkeersbord A23bis ingevoegd, waarvan de omschrijving luidt als volgt :
« A23bis Schoolomgeving waar de snelheid beperkt is tot 30 kilometer per uur.
Het gevaarsbord A23, aangevuld met een blauw onderbord met wit opschrift dat aanduidt dat de snelheid beperkt is tot 30 kilometer per uur, met daaronder de tijdstippen waarop deze snelheidsbeperking geldt. »
Art. 3
De Koning bepaalt de nadere regels inzake de opstelling van het verkeersbord A23bis en de voorschriften inzake de inrichting van de schoolomgeving, waarop het bord betrekking heeft, inzonderheid wat de zichtbaarheid betreft.
Art. 4
De Koning kan aan de gewesten een toelage toekennen voor de herinrichting van de schoolomgeving of de schoolroute, met het oog op de bevordering van de verkeersveiligheid overeenkomstig deze wet.
Daartoe bepaalt Hij onder meer de aanvraagprocedure, de criteria waaraan de aanvraag moet voldoen en de wijze van beoordeling ervan, evenals het bedrag van de toelage.
Art. 5
Deze wet treedt in werking op de eerste dag van de derde maand na die waarin ze is bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.
| Kathy LINDEKENS. Paul DE GRAUWE. Sabine de BETHUNE. Marie NAGY. Meryem KAÇAR. Nathalie de T'SERCLAES. |
(1) Een tussentijds verslag, met voorstelling van een vijftigtal projecten en toelichting van de methodologie, is terug te vinden in : ministerie van het Waals Gewest BIVV, « Éducation d'aménagements réalisés sur voiries communales en Région wallonne », april 1997, 160 blz.