2-275/1

2-275/1

Belgische Senaat

ZITTING 1999-2000

12 JANUARI 2000


Wetsontwerp houdende wijziging van de wet van 15 april 1994 betreffende de bescherming van de bevolking en van het leefmilieu tegen de uit ioniserende stralingen voortspruitende gevaren en betreffende het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle


Evocatieprocedure


ONTWERP OVERGEZONDEN DOOR DE KAMER VAN VOLKSVERTEGENWOORDIGERS TIJDENS DE VORIGE ZITTINGSPERIODE EN VAN VERVAL ONTHEVEN (1)


Uiterste datum voor evocatie : 27 januari 2000.
Onderzoekstermijn : 60 dagen.

Artikel 1

Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet

Art. 2

In de wet van 15 april 1994 betreffende de bescherming van de bevolking en van het leefmilieu tegen de uit ioniserende stralingen voortspruitende gevaren en betreffende het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle wordt een artikel 52bis ingevoegd, luidende :

« Artikel 52bis . ­ § 1. Tot op het ogenblik dat de in artikel 28, lid 2 bedoelde opdrachten worden overgenomen, hetzij door het Agentschap zelf, overeenkomstig de artikelen 15 en 16, hetzij door een erkende instelling overeenkomstig de artikelen 28 en 30, blijven de exploitanten van nucleaire inrichtingen gehouden voornoemde opdrachten toe te vertrouwen aan organismen die bij toepassing van de wet van 29 maart 1958 betreffende de bescherming van de bevolking tegen de uit ioniserende stralingen voortspruitende gevaren, voor onbepaalde duur werden erkend.

§ 2. De erkende organismen zijn gehouden de hen tot op heden toevertrouwde opdrachten op onafhankelijke wijze uit te voeren en verder te blijven uitoefenen tot op het ogenblik dat die opdrachten worden overgenomen, hetzij door het Agentschap zelf, overeenkomstig de artikelen 15 en 16, hetzij door een erkende instelling overeenkomstig de artikelen 28 en 30.

Daartoe behouden zij tijdelijk hun bestaande erkenning. Onverminderd artikel 29, worden hun erkenning en opdrachten van rechtswege beëindigd op het ogenblik dat een aanvang wordt genomen met de in artikel 28, lid 2 bedoelde opdrachten hetzij door het Agentschap zelf, overeenkomstig de artikelen 15 en 16, hetzij door een erkende instelling overeenkomstig de artikelen 28 en 30.

§ 3. De overgangsregeling ingevoerd middels dit artikel geldt voor een maximale duur van twee jaar. De Koning kan bij een in Ministerraad overlegd besluit de voorwaarden en de nadere regelen bepalen betreffende de overdracht van de specifieke controleopdrachten. Hij kan op dezelfde wijze de termijn van deze overgangsregeling met telkens maximaal één jaar verlengen. »

Brussel, 29 april 1999.

De voorzitter van de
Kamer van volksvertegenwoordigers,

Raymond LANGENDRIES.

De griffier van de
Kamer van volksvertegenwoordigers,

Francis GRAULICH.


(1) Wet van 24 december 1999 (Belgisch Staatsblad van 12 januari 2000).