2-125/1

2-125/1

Belgische Senaat

ZITTING 1999-2000

26 OKTOBER 1999


Wetsvoorstel betreffende de overdracht van apotheken

(Ingediend door de heer Philippe Monfils)


TOELICHTING


Dit voorstel beoogt enerzijds een democratisering van de toegang tot het beroep van apotheker en anderzijds de terugkeer naar een meer « onafhankelijke » uitoefening van dit beroep.

De jonge apotheker die zijn beroep wenst uit te oefenen met het statuut van zelfstandige moet daartoe verschillende hinderpalen op het vlak van wetten en verordeningen uit de weg ruimen.

Hij moet in eerste instantie een nieuwe apotheek openen of een bestaande apotheek kopen. Dit kan alleen binnen het keurslijf van de regelgeving die voortvloeit uit het koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1967 betreffende de uitoefening van de geneeskunst, de verpleegkunde, de paramedische beroepen en de geneeskundige commissies, dat recent gewijzigd werd door de wet van 13 mei 1999 op het stuk van de opening, de overbrenging of de fusie van apotheken. Die wet bepaalt dat een apotheek slechts voor het publiek mag worden opengesteld indien de vergunninghouder ervan ­ een natuurlijke persoon of een rechtspersoon ­ vooraf een persoonlijke vergunning heeft gekregen, die is afgegeven door de minister die bevoegd is voor Volksgezondheid. Daarenboven kan de apotheker-vergunninghouder niet zelf kiezen waar hij zijn apotheek vestigt, aangezien dezelfde regelgeving een spreiding van de apotheken organiseert teneinde ter bescherming van de volksgezondheid in alle streken van het land een adequate, doeltreffende en regelmatige geneesmiddelenvoorziening te verzekeren, met inachtneming van de verschillende vormen van terhandstelling. De criteria die bepalend zijn voor de opening, de overbrenging of de fusie van apotheken zijn opgenomen in een koninklijk besluit van 25 september 1974 dat de principes vervat in het koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1967 ten uitvoer legt.

Indien een pas afgestudeerde apotheker zijn zinnen zet op een bestaande apotheek waarvan de vergunninghouder beslist heeft zijn beroep niet langer uit te oefenen, rijst onmiddellijk het probleem van de aankoop van de apotheek en de bepaling van de waarde ervan. Ook op dit gebied is de vrijheid van de partijen aan banden gelegd. Een koninklijk besluit van 13 april 1977 bepaalt immers de regels die het mogelijk maken de waarde van de overdracht van apotheken vast te stellen en toezicht uit te oefenen op deze overdracht. Samengevat kan gesteld worden dat de waarde van de overdracht afhankelijk is van de waarde van het meubilair en de uitrusting, van de voorraad farmaceutische producten in de apotheek en van de omvang van de brutowinsten welke zijn behaald in de loop van maximum de vijf belastbare tijdperken die dat van de overdracht voorafgaan. Voor alle verrichtingen wordt een beroep gedaan op deskundigen die door de minister van Volksgezondheid erkend zijn.

Dit wetsvoorstel handelt in het bijzonder over de bepaling van de waarde van de overdracht van de apotheek.

De criteria en de regels vervat in het koninklijk besluit van 13 april 1977 lijken weliswaar eenvoudig en duidelijk doch de praktijk leert dat allerlei constructies worden opgezet om het prijsdrukkend effect van de regelgeving van 13 april 1977 te omzeilen. Het laat zich raden dat die regelgeving niet noodzakelijk een goede zaak is voor de vergunninghouders van apotheken die hun apotheek tegen de beste prijs van de hand willen doen en dat is voor hen natuurlijk de hoogste prijs.

Het omzeilen van de regels die van toepassing zijn op de overdrachtprijs lijkt wel degelijk een reëel probleem in de gevallen waarin de verkoop van de apotheek als handelszaak gepaard gaat met de verkoop van het vastgoed waarin de apotheek gevestigd is. In de praktijk blijkt dat in die omstandigheden vooral over de waarde van het gebouw zelf onderhandeld wordt aangezien, in tegenstelling tot wat geldt bij de bepaling van de waarde van de apotheek, de vrijheid van partijen een grondregel blijft voor de verkoop van vastgoed. Het blijkt aldus dat de overdrager van de apotheek die dan optreedt in de hoedanigheid van eigenaar van het vastgoed, voor de overdracht daarvan een prijs vraagt die veel hoger ligt dan de verkoopwaarde. Het opdrijven van de prijs van het vastgoed maakt het hem mogelijk het verschil goed te maken tussen wat hij had willen krijgen voor de overdracht van zijn apotheek en de prijs die hij in werkelijkheid kan verkrijgen met toepassing van de regels van het koninklijk besluit van 13 april 1977.

De overwaardering van het vastgoed bij een verkoopstransactie is vanzelfsprekend volstrekt legaal. De vrijheid van partijen is een grondbeginsel van het Burgerlijk Wetboek dat hier van toepassing is en enkel de verkoper wordt eventueel beschermd door bepalingen inzake de vernietiging van een verkoop wegens benadeling, dat wil zeggen alleen wanneer de verkregen prijs veel lager ligt dan de verkoopwaarde van het vastgoed. Burgerrechtelijk valt er evenwel niets in te brengen tegen de overwaardering en op fiscaal gebied zal ook het registratiebestuur niet klagen over een overdracht van vastgoed tegen een bijzonder hoge prijs.

Deze toestand is evenwel zeer onrechtvaardig voor tal van pas afgestudeerde apothekers. Er zijn voorbeelden waarin de waarde van het vastgoed contractueel het dubbele bedraagt van wat de echte verkoopwaarde ervan moet zijn. Dit soort technieken heeft naar onze mening een dubbel nadeel.

Enerzijds wordt de jonge apotheker die individueel optreedt als natuurlijke persoon, vaak afgeschrikt door de prijs van de overdracht die hem wordt voorgesteld. Het alternatief dat zich voor hem aandient, is niet aantrekkelijk. Hij ziet af van zijn voornemen of hij aanvaardt de door de verkoper voorgestelde prijs voor het vastgoed en moet in dat geval zware leningen aangaan bij financiële instellingen. Hij zal dan oog moeten hebben voor de financiële rendabiliteit van zijn apotheek met het risico van de gekende ontsporingen : de neiging toe te geven aan oneerlijke concurrentie, de verleidingen in verband met reclame, de neiging om liever producten met een grote winstmarge te verkopen ten nadele van andere producten die misschien beter zijn voor de gezondheid.

Anderzijds zal diezelfde jonge apotheker die individueel optreedt, bij een eventuele aankoop het hoofd moeten bieden aan de financiële macht van ketens van apotheken, gewoonlijk in de vorm van coöperatieve vennootschappen, die de jongste jaren als paddestoelen uit de grond zijn gerezen. Een ontleding van de kapitaalstructuur van die vennootschappen leert vaak dat voor de grootste van die vennootschappen de meerderheid van de aandelen in handen is van niet-apothekers, terwijl de beroepsbeoefenaars gewoonlijk tewerkgesteld zijn als bedienden belast met de dagelijkse verkoop in de apotheek waarvan zij geenszins eigenaar zijn. Door hun financiële draagkracht hollen die ketens de hele regelgeving met betrekking tot de overname van apotheken uit, regelgeving die in beginsel steunt op de « individuele overdracht », d.w.z. door een eigenaar die de apotheek exploiteert aan een nieuwe eigenaar-exploitant. Wanneer de koopprijs hoog is, kan een gewone privé-persoon het natuurlijk niet halen op die financiële groepen. De verstoorde mededingingsvoorwaarden zijn dan van die aard dat de vennootschap haar slag thuishaalt, en niet de individuele apotheker, en heel vaak alleen wegens haar financieel vermogen om de begeerde apotheek te kopen, ongeacht de prijs ervan.

Die vennootschappen verstevigen aldus hun dominerende positie en hun greep op « de markt van de apotheken » in België. Terzelfder tijd wordt ook de apotheker die zijn beroepswerkzaamheid als zelfstandige uitoefent een witte raaf en komen er steeds meer apothekers die als werknemer werkzaam zijn met het voor hen dubbele nadeel dat zij de burgerlijke, strafrechtelijke en beroepsaansprakelijkheid verbonden aan de verspreiding van geneesmiddelen blijven dragen zonder dat zij een reële greep hebben op of kunnen meebeslissen over de economische aspecten die aan de uitoefening van hun beroep verbonden zijn.

De indiener van dit voorstel dient overigens nog een ander voorstel in dat ertoe strekt op algemene wijze de economische invloed te beperken van ketens van apotheken, telkens als die invloed onverenigbaar is met het algemeen belang vanuit het oogpunt van de volksgezondheid of daarmee in strijd is.

Het doel van dit voorstel is beperkter. Het voorstel strekt er eenvoudig toe te voorkomen dat via de dubbele verkoop van het vastgoed en van de apotheek die erin gevestigd is, de regels omzeild worden die de waarden van de overdracht van apotheken beperken. De voorgestane regeling wil ook het vastgoed door een deskundige laten ramen zodat kan nagegaan worden of de verkoopprijs die door partijen is vastgesteld, niet duidelijk veel hoger ligt dan de verkoopwaarde van het goed. Mocht dit toch het geval zijn, dan moet de prijstoeslag worden afgetrokken van de waarde van de overdracht die in aanmerking is genomen voor de apotheek zelf.

Wij zijn van mening dat een dergelijke bepaling tot meer billijkheid zal leiden bij de overdracht van apotheken waarbij een mededingingssituatie die niet langer uitsluitend gebaseerd is op de financiële draagkracht van de koper, wordt hersteld. Dit zou moeten leiden tot een grotere democratisering van de toegang tot het beroep van apotheker en tot een grotere bescherming van de uitoefening van het beroep als zelfstandige.

Philippe MONFILS.

WETSVOORSTEL


Artikel 1

Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Art. 2

In het koninklijk besluit van 13 april 1977 tot vaststelling van de regels die toelaten de waarde van de overdracht der apotheken vast te stellen en toezicht uit te oefenen op deze overdracht, wordt een artikel 2bis ingevoegd, luidende :

« Art. 2bis . ­ Wanneer bij de overdracht van de apotheek gelijktijdig of binnen een termijn van vijftien maanden ook het onroerend goed waarin de betrokken apotheek gevestigd is, wordt overgedragen, moet dat onroerend goed afzonderlijk geschat worden door een in artikel 3 bedoelde deskundige.

Blijkt uit die schatting dat de waarde van de overdracht die door partijen in aanmerking wordt genomen, meer dan 40 % hoger ligt dan de reële verkoopwaarde van het onroerend goed, dan moet het bedrag dat dat percentage overschrijdt, worden afgetrokken van de waarde van de overdracht die in aanmerking wordt genomen voor de apotheek en moet het in voorkomend geval worden teruggegeven aan de verkrijger. »

Philippe MONFILS.