1-1434/1 | 1-1434/1 |
4 MEI 1999
De hervorming van het tweekamerstelsel, die in werking is getreden na de parlementsverkiezingen van 1995, strekte onder meer om de efficiëntie van de parlementaire procedure te verhogen, waardoor ook tijd beschikbaar zou worden voor nieuwe opdrachten.
Voortaan zou de Kamer van volksvertegenwoordigers de « politieke » kamer zijn, terwijl de Senaat de rol kreeg toebedeeld van « reflectiekamer », die nog slechts een beperkt aantal wetsontwerpen of voorstellen zou behandelen, en de vrijgekomen tijd zou besteden aan het actualiseren van bestaande wetgeving of het uitwerken van nieuwe wetgeving.
De Senaat heeft tijdens de voorbije legislatuur zijn plaats moeten zoeken in dit gewijzigde politieke landschap.
Het kan niet worden ontkend dat nog steeds een essentiële rol is weggelegd voor de Senaat op het vlak van het wetgevend werk. Dit geldt niet alleen voor de aangelegenheden die vallen onder de zuivere bicamerale procedure (artikel 77 van de Grondwet) en waarvoor bijvoorbeeld kan worden verwezen naar de werkzaamheden van de commissie voor de Institutionele Aangelegenheden met betrekking tot de herziening van de Grondwet, onder andere inzake de parlementaire onschendbaarheid, de strafrechtelijke verantwoordelijkheid van ministers, de verkiezing van EU-onderdanen en de benoeming van magistraten, en naar de werkzaamheden van de commissie voor de Justitie, onder andere met betrekking tot de instelling van het college van procureurs-generaal, de maatregelen om de gerechtelijke achterstand bij de hoven van beroep weg te werken, de vorming en recrutering van magistraten, de hulp aan slachtoffers van opzettelijke gewelddaden, enz.
Ook in het kader van de evocatieprocedure heeft de Senaat de hem toegedeelde rol ten volle vervuld. Ongeveer 40 % van de teksten die voor evocatie vatbaar waren werden geëvoceerd en besproken door de Senaat. Een niet onbelangrijk gedeelte van deze teksten werd ook geamendeerd. In een aantal gevallen was de draagwijdte van de amendering eerder van wetgevingstechnische aard; in andere gevallen werd de geëvoceerde tekst grondig herwerkt, zoals inzake de faillissementswet, de zogenaamde wet « Franchimont » (de hervorming van de strafrechtspleging) of het wetsontwerp over de fiscale procedure.
Door een selectief gebruik te maken van de evocatieprocedure heeft de Senaat bijgedragen tot een grotere efficiëntie van het parlementaire werk zonder de zorg voor de kwaliteit van de wetteksten uit het oog te verliezen. De evocatieprocedure heeft dus zeker gedeeltelijk zijn doelstellingen bereikt, wat niet belet dat nog een aantal punctuele problemen blijven bestaan.
De Senaat heeft zijn rol als reflectiekamer niet alleen gespeeld in het kader van de evocatieprocedure. De verschillende commissies hebben een groot gedeelte van hun werkzaamheden besteed aan de evaluatie van aangelegenheden of wetgevingen die tot hun vakdomein behoren, zoals evaluatie van de politiediensten of van de vreemdelingenwet in de commissie voor de Binnenlandse Aangelegenheden, of de werkzaamheden inzake werkloosheid en maatschappelijke uitsluiting en inzake de biogeneeskunde, inzonderheid wat het onderzoek op embryo's in vitro betreft, in de commissie voor Sociale Aangelegenheden. Er kan hier ook worden verwezen naar het Adviescomité voor gelijke kansen voor vrouwen en mannen. Deze werkzaamheden hebben in een aantal gevallen geleid tot voorstellen en aanbevelingen die een leidraad hebben geleverd voor later wetgevend werk.
Ook de maatschappelijke debatten die tijdens de voorbije legislatuur werden georganiseerd, onder andere met betrekking tot de euthanasie en tot de maatschappelijke uitsluiting, kaderen in de rol van reflectiekamer van de Senaat.
De Senaat besliste trouwens onlangs aan zijn activiteiten inzake de wetsevaluatie een gestructureerd en permanent karakter te verlenen en ter ondersteuning ervan een dienst Wetsevaluatie op te richten.
Bij de hervorming van het tweekamerstelsel werd ook een bijzondere rol toegekend aan de Senaat inzake internationale betrekkingen, door te bepalen dat de wetsontwerpen houdende instemming met internationale overeenkomsten eerst in de Senaat zouden worden besproken.
De commissie voor de Buitenlandse Aangelegenheden besprak tijdens de voorbije legislatuur bijna 200 dergelijke ontwerpen, waarvan sommige belangrijke internationale verdragen betroffen, zoals het Verdrag van Amsterdam, de verdragen tot toetreding van Hongarije, Tsjechië en Polen tot de NAVO, de verdragen inzake de antipersoonsmijnen, aangelegenheid waarin de Senaat trouwens een voortrekkersrol heeft gespeeld, enz. De commissie hield ook talrijke hoorzittingen met betrekking tot actuele buitenlandse vraagstukken.
Een afzonderlijke vermelding verdienen ook de twee onderzoekscommissies die in de Senaat hebben gefunctioneerd tijdens de voorbije legislatuur : de onderzoekscommissie betreffende de georganiseerde criminaliteit, die twee tussentijdse en een definitief verslag heeft afgeleverd en de Rwandacommissie, waarvan de werkzaamheden onmiddellijk een operationele impact hadden in eigen land, in de vorm van de beleidsnota van de regering over de Belgische deelname aan vredesoperaties. De onderzoekscommissie Rwanda was trouwens de aanleiding tot de oprichting van een werkgroep « deelname aan buitenlandse missies » in de schoot van de commissie voor de Buitenlandse Aangelegenheden.
De Senaat heeft tijdens de voorbije legislatuur, mede dankzij de loyale medewerking van de oppositie en de overlegcultuur die nog steeds heerst in de Senaat, goed werk geleverd als reflectiekamer.
Ook zijn taak als ontmoetingsplaats tussen de federale Staat, de gemeenschappen en de gewesten nam de Senaat ter harte, ook al wijst de ervaring uit dat het voor de gemeenschapssenatoren uiterst moeilijk is om hun dubbel of drievoudig mandaat uit te oefenen.
Er moet meer bepaald worden verwezen naar de evaluatie van de werking van de federale structuren waaraan de commissie voor de Institutionele Aangelegenheden gedurende deze legislatuur, buiten het licht van de schijnwerpers, maar gestaag, heeft gewerkt. Deze werkzaamheden hebben geleid tot een lijvig en bijzonder gedocumenteerd verslag dat onlangs werd voorgesteld en dat een inventaris bevat van de problemen die voortvloeien uit de huidige bevoegdheidsverdeling tussen de federale Staat, de gemeenschappen en de gewesten.
Uit wat voorafgaat blijkt aldus dat de Senaat door zijn werkzaamheden een essentiële politieke rol blijft spelen in het Belgische federale bestel.
Onze jaarlijkse ontmoeting met de geaccrediteerde journalisten biedt de ideale gelegenheid om een voorlopige balans voor te stellen van de afgelopen zittingsperiode.
Tijdens de legislatuur 1995-1999 werden 270 plenaire vergaderingen gehouden, die in totaal 782 uren hebben geduurd.
Deze werkzaamheden resulteerden in de aanneming van :
12 voorstellen tot wijziging van de Grondwet;
565 wetsontwerpen;
96 voorstellen van wet die in de Senaat werden ingediend;
30 voorstellen van resolutie.
Op 335 door de Kamer overgezonden teksten die voor evocatie in aanmerking kwamen is het evocatierecht 133 maal uitgeoefend. De tekst is geamendeerd en teruggezonden naar de Kamer van volksvertegenwoordigers in 34 gevallen.
De Senaat heeft tevens in plenaire vergadering debatten gehouden over de volgende onderwerpen :
de evaluatie van de werking van de Vaste Comités van toezicht op de politie- en inlichtingendiensten;
de beleidsnota van de regering aan het Parlement in verband met de Intergouvernementele Conferentie van 1996;
de interpolitiezones;
de problematiek van de NMBS;
de toestand in Zaïre;
de oprichting van een centrum voor vermiste kinderen;
de reorganisatie van de politie;
het verslag van de parlementaire commissie van onderzoek betreffende de gebeurtenissen in Rwanda;
de problemen van Sabena, de Regie der Luchtwegen en de Brussels Airport Terminal Company alsmede het beheer van de luchthaven Brussel-Nationaal;
de politieke toestand en de door te voeren hervormingen (politiediensten en rechterlijke organisatie);
de evaluatie van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen;
de toestand in Azië;
het asiel- en immigratiebeleid;
de toestand in Kosovo.
Op 3 en 4 juni 1997, heeft de Senaat voor het eerst, na het horen van drie buitenlandse deskundigen en de vertegenwoordigers van de representatieve werkgevers- en werknemersorganisaties, een debat gehouden over werkloosheid en maatschappelijke uitsluiting.
Op 9 en 10 december 1997 heeft de Senaat zijn tweede debat over grote maatschappelijke problemen gewijd aan het thema euthanasie; leden van het Raadgevend Comité voor Bio-ethiek hebben aan deze gedachtewisselingen deelgenomen.
Tijdens dezelfde zittingsperiode heeft de Senaat 377 vragen om uitleg (194 vragen om uitleg werden in de commissies behandeld) en 1 138 mondelinge vragen aanhoord.
Bovendien werden er tot op heden 3 911 schriftelijke vragen gesteld.
Belangenconflicten
Wanneer tussen twee wetgevende vergaderingen een belangenconflict ontstaat en zij er niet in slagen dit op te lossen, brengt de Senaat een gemotiveerd advies over het conflict uit bij het Overlegcomité.
Tijdens de huidige zittingsperiode bracht de Senaat vier gemotiveerde adviezen uit. Telkens nam de Senaat de voorstellen van gemotiveerd advies van de commissie voor de Institutionele Aangelegenheden ongewijzigd over :
a) advies van 14 november 1996 over het belangenconflict tussen het Vlaams Parlement en de Kamer van volksvertegenwoordigers inzake het bij de Kamer van volksvertegenwoordigers ingediende wetsontwerp tot wijziging van de wet van 16 juli 1948 tot oprichting van de Belgische Dienst voor de buitenlandse handel;
b) advies van 19 juni 1997 over het belangenconflict tussen het Vlaams Parlement en de Senaat inzake het bij de Senaat aanhangige wetsontwerp tot bepaling van het aanbrengen van sommige vermeldingen op de identiteitskaart bedoeld in artikel 6, § 1, van de wet van 19 juli 1991 betreffende de bevolkingsregisters en de identiteitskaarten en tot wijziging van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen, en tot regeling van het taalgebruik voor deze vermeldingen;
c) advies van 2 april 1998 over het belangenconflict tussen het Vlaams Parlement en het Parlement van de Franse Gemeenschap ten gevolge van de goedkeuring door de commissie voor Welzijn, Gezondheid en Gezin van het Vlaams Parlement van het voorstel van decreet van de heer Suykerbuyk c.s. houdende vaststelling van de voorwaarden voor getroffenen van repressie en epuratie, en voor oorlogsslachtoffers, om in aanmerking te komen voor een financiële tegemoetkoming;
d) advies van 4 juni 1998 over het belangenconflict tussen het Vlaams Parlement en de Senaat inzake het bij de Senaat ingediende wetsontwerp tot wijziging van de artikelen 43, § 5, en 43quinquies van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken, tot aanvulling van artikel 43 van dezelfde wet en tot invoeging van een artikel 43septies in die wet.
Colloquium Franchimont
Naar aanleiding van de wet van 12 maart 1998 tot verbetering van de strafrechtspleging in het stadium van het opsporingsonderzoek en het gerechtelijk onderzoek heeft de Senaat op 8 en 9 oktober 1998 een belangrijk colloquium georganiseerd over de hervorming van het strafrecht.
Uitgaande van het voorontwerp voor een nieuw wetboek van strafvordering opgesteld door de commissie Strafprocesrecht hebben de deelnemers aan het colloquium onder meer van gedachten gewisseld over de algemene beginselen betreffende de strafvordering en de burgerlijke rechtsvordering, het opsporingsonderzoek en het gerechtelijk onderzoek, de bijzondere opsporingsmethoden en de status van de spijtoptanten, de uitlevering en het internationaal strafrecht.
Commissies en Adviescomites (belangrijke werkzaamheden gedurende de zittingsperiode)
1. Wetgeving
a) 11 grondwetsartikels werden herzien :
artikel 8, om vreemdelingen stemrecht toe te kennen;
artikel 41, om de oprichting van binnengemeentelijke territoriale organen mogelijk te maken en om de gemeenten en provincies volksraadplegingen te laten organiseren;
artikel 59, om de regeling van de parlementaire onschendbaarheid te wijzigen;
de artikels 66, 71 en 118bis , om de regeling van het vrij verkeer voor kamerleden en senatoren te wijzigen en een gelijkaardige regeling voor de leden van de gemeenschaps- en gewestraden in te voeren;
de artikels 103 en 125, om de regeling van de strafrechtelijke verantwoordelijkheid van ministers en van leden van een gemeenschaps- of gewestregering te wijzigen;
artikel 130, om de Duitstalige Gemeenschap bevoegd te maken voor de regeling van het gebruik der talen in het onderwijs;
artikel 150, om de drukpersmisdrijven die door racisme of xenofobie zijn ingegeven, te correctionaliseren;
artikel 151, om de benoeming en bevordering van magistraten te hervormen.
b) Daarnaast nam de commissie verscheidene wetsvoorstellen en wetsontwerpen aan :
wetsvoorstel tot wijziging van de wet van 6 augustus 1931 houdende vaststelling van de onverenigbaarheden en ontzeggingen betreffende de ministers, gewezen ministers en ministers van Staat, alsmede de leden en gewezen leden van de Wetgevende Kamers;
voorstel houdende wijziging van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen en van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen, ten einde een regeling te treffen voor de onverenigbaarheid van het ambt van lid van een parlementaire assemblee met het ambt van lid van een federale regering, een gemeenschaps- of een gewestregering;
wetsvoorstel tot wijziging van de wet van 31 december 1983 tot hervorming der instellingen voor de Duitstalige Gemeenschap, met betrekking tot de onverenigbaarheden voor leden van de Raad van de Duitstalige Gemeenschap;
voorstel van bijzondere wet tot wijziging van artikel 24bis van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, met betrekking tot de opheffing van de onverenigbaarheid tussen het lidmaatschap van de Vlaamse Raad, de Waalse Gewestraad en de Franse Gemeenschapsraad enerzijds en het lidmaatschap van het auditeurskader van het Rekenhof anderzijds;
wetsontwerp tot wijziging van sommige bepalingen van deel II van het Gerechtelijk Wetboek met betrekking tot de Hoge Raad voor de Justitie, de benoeming en aanwijzing van magistraten en tot invoering van een evaluatiesysteem voor magistraten;
voorstel van bijzondere wet tot regeling van de strafrechtelijke aansprakelijkheid van leden van een gemeenschaps- of gewestregering;
wetsontwerp tot uitvoering en aanvulling van de wet van 2 mei 1995 betreffende de verplichting om een lijst van mandaten, ambten en beroepen, alsmede een vermogensaangifte in te dienen;
ontwerp van bijzondere wet tot uitvoering en aanvulling van de bijzondere wet van 2 mei 1995 betreffende de verplichting om een lijst van mandaten, ambten en beroepen, alsmede een vermogensaangifte in te dienen;
wetsontwerp houdende instelling van een procedure voor de evaluatie van de wetgeving;
voorstel van bijzondere wet tot wijziging van artikel 32 van de gewone wet van 9 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, betreffende de voorkoming en de regeling van belangenconflicten;
wetsvoorstel houdende wijziging van artikel 42 van de wet van 31 december 1983 tot hervorming der instellingen voor de Duitstalige Gemeenschap.
De commissie nam ook een voorstel aan tot oprichting van een cel Wetsevaluatie bij de diensten van de Senaat.
Op verzoek van het Bureau van de Senaat bracht de commissie een advies uit over het voorstel tot wijziging van het reglement van de Senaat door invoeging van een titel IVbis betreffende de samenwerkingsvormen.
2. Evaluatie van de werking van de federale structuren
Naast het wetgevende werk was de commissie ook belast met de evaluatie van de werking van de federale structuren.
De werkzaamheden van de commissie omvatten drie luiken. Vooreerst onderzocht de commissie de materiële bevoegdheidsverdeling tussen de Staat, de gemeenschappen en de gewesten. Zij bestudeerde systematisch de bevoegdheidspakketten die de Grondwet en de bijzondere wet aan de gemeenschappen en de gewesten toewijzen. Aan iedere bevoegdheid zoals economie, landbouw, tewerkstelling, gezondheidszorg, enz. werd een afzonderlijke studie gewijd.
In een tweede luik kwamen andere aspecten van de bevoegdheidsverdeling ter sprake. Hierin stonden de accessoire bevoegdheden centraal. Dit zijn de bevoegdheden en middelen die de gemeenschappen en gewesten toelaten een coherent en sluitend beleid te ontwikkelen. Zo onderzocht de commissie onder meer de fiscale en financiële bevoegdheden, het wetenschappelijk onderzoek en de bevoegdheid van gemeenschappen en gewesten om een eigen administratie uit te bouwen en eigen personeel aan te werven.
Ten slotte onderwierp de commissie ook een aantal aspecten van de werking van de instellingen aan een evaluatie. Dit vormde echter niet het zwaartepunt van de werkzaamheden van de commissie. Wegens de recente en grootschalige hervorming van de instellingen achtte de commissie het immers nuttig dat de nieuwe structuren eerst operationeel zouden worden gemaakt.
De evaluatie was erop gericht mogelijke gebreken in de huidige werking van de federale structuren op te sporen. De commissie ging na of de huidige bevoegdheidsverdeling een efficiënt beleid mogelijk maakt.
Daartoe legde de commissie een inventaris aan van mogelijke gebreken, overlappingen en onduidelijkheden in de huidige werking van de federale structuren. Waar zij zulks nodig of nuttig oordeelde, formuleerde zij voorstellen om de huidige werking te verbeteren.
De inventaris bevatte uiteindelijk 236 discussiepunten. In 92 gevallen betrof het een verzoek tot een bevoegdheidsoverdracht, in 56 discussiepunten werd aangedrongen om een nauwere samenwerking en in 52 discussiepunten ging het om een onduidelijkheid in de bevoegdheidsverdeling.
3. Belangenconflicten
Tijdens de huidige zittingsperiode bracht de Senaat vier gemotiveerde adviezen uit. Telkens nam de Senaat de voorstellen van gemotiveerd advies van de commissie voor de Institutionele Aangelegenheden ongewijzigd over (zie blz. 3).
4. Hoorzittingen
De commissie belegde hoorzittingen met de kandidaten voor een ambt van rechter in het Arbitragehof.
5. Gedachtewisseling
De commissie besprak de problematiek van de benoemingen in de rechterlijke macht, het Arbitragehof en de Raad van State.
Wetgeving
a) Belangrijke wetsontwerpen :
wetsontwerp betreffende de gerechtelijke samenwerking met het Internationaal Tribunaal voor het voormalige Joegoslavië en het Internationaal Tribunaal voor Rwanda;
wetsontwerp betreffende de internationale samenwerking inzake de tenuitvoerlegging van inbeslagnemingen en verbeurdverklaringen; (1)
wetsontwerp tot wijziging van de huurwetgeving; (1)
wetsontwerp tot instelling van het college van procureurs-generaal en tot instelling van het ambt van federaal magistraat;
wijziging van het Gerechtelijk Wetboek en het Burgerlijk Wetboek betreffende de procedures tot echtscheiding; (1)
wetsontwerp houdende maatregelen teneinde de gerechtelijke achterstand weg te werken bij de hoven van beroep;
twee wetsontwerpen (waarvan één geëvoceerd door de Senaat) tot wijziging van de wet van 1 augustus 1985 houdende fiscale en andere bepalingen, inzake de hulp aan slachtoffers van opzettelijke gewelddaden;
wetsontwerp tot wijziging van bepaalde voorschriften betreffende de opleiding en de werving van magistraten;
wetsontwerp betreffende het gerechtelijk akkoord; (1)
ontwerp van faillissementswet; (1)
wetsontwerp betreffende het Centraal Strafregister; (1)
wetsontwerp betreffende criminele organisaties; (1)
wetsontwerp tot verbetering van de strafrechtspleging in het stadium van het opsporingsonderzoek en het gerechtelijk onderzoek (wetsontwerp-Franchimont); (1)
wetsontwerp tot aanvulling van het Gerechtelijk Wetboek betreffende de benoeming van toegevoegde rechters;
wetsontwerp tot wijziging van de wet van 30 juni 1994 ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer tegen het afluisteren, kennisnemen en opnemen van privécommunicatie en -telecommunicatie; (1)
twee wetsontwerpen (waarvan één geëvoceerd door de Senaat) betreffende de voorwaardelijke invrijheidsstelling en de instelling van de commissies voor de voorwaardelijke invrijheidstelling;
wetsontwerp tot wijziging van sommige bepalingen betreffende de verjaring; (1)
wetsontwerp tot invoering van de wettelijke samenwoning; (1)
wetsontwerp tot aanpassing van de personeelsformatie van de rechtbanken van koophandel en van de rechtbanken van eerste aanleg;
wetsontwerp betreffende de juridische eerste- en tweedelijnsbijstand;
wetsontwerp houdende regeling van de inlichting- en veiligheidsdiensten; (1) (2)
wetsontwerp betreffende het verstrekken van spuiten, naalden en ontsmettende stoffen aan druggebruikers; (1) (3)
twee wetsontwerpen (waarvan een geëvoceerd door de Senaat) houdende omzetting in Belgisch recht van de Europese richtlijn van 11 maart 1996 betreffende de rechtsbescherming van databanken;
wetsontwerp tot wijziging van sommige bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek betreffende de rechtspleging inzake huur van goederen en van de wet van 30 december 1975 betreffende de goederen, buiten particuliere eigendommen gevonden of op de openbare weg geplaatst ter uitvoering van vonnissen tot uitzetting; (1)
wetsontwerp betreffende de hervorming van de gerechtelijke kantons;
wetsontwerp tot wijziging van het Wetboek van de Belgische nationaliteit wat de naturalisatieprocedure betreft; (1)
wetsontwerp tot wijziging, wat de verjaring van de strafvordering betreft, van de Voorafgaande Titel van het Wetboek van Strafvordering; (1)
verscheidene wetsontwerpen houdende goedkeuring van Samenwerkingsakkoorden tussen de federale Staat, de gemeenschappen en/of het Waals Gewest, inzake slachtofferzorg, begeleiding en behandeling van daders van seksueel misbruik;
twee wetsontwerpen (waarvan een geëvoceerd door de Senaat) tot wijziging van de wet van 25 ventôse jaar XI, tot regeling van het notarisambt;
wetsontwerp tot wijziging, wat de wedden van de magistraten van de rechterlijke orde betreft, van het Gerechtelijk Wetboek;
wetsontwerp houdende wijziging, wat het tuchtrecht voor de leden van de rechterlijke orde betreft, van het Gerechtelijk Wetboek;
wetsontwerp tot stimulering van langetermijnpachten; (1)
wetsontwerp tot wijziging van de wet van 30 juli 1981 tot bestraffing van bepaalde door racisme of xenofobie ingegeven daden alsmede van de wet van 23 maart 1995 tot bestraffing van het ontkennen, minimaliseren, rechtvaardigen of goedkeuren van de genocide die tijdens de tweede wereldoorlog door het Duitse nationaal-socialistische regime is gepleegd. (1)
b) Door senatoren ingediende wetsvoorstellen die wet zijn geworden :
wetsvoorstel strekkende tot de bespoediging van de procedure voor het Hof van Cassatie;
wetsvoorstel tot wijziging van de wet van 3 mei 1880 op het parlementair onderzoek en van artikel 458 van het Strafwetboek;
wetsvoorstel tot wijziging van sommige bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek met betrekking tot het personeel van de griffies en parketten;
wetsvoorstel met betrekking tot de rechtsbijstand inzake de afgifte van afschriften van stukken uit het gerechtsdossier in strafzaken;
verscheidene wetsvoorstellen betreffende de wettige verdenking, de onpartijdigheid van de onderzoeksrechter, en de procedure tot onttrekking van de zaak aan de rechter;
twee wetsvoorstellen strekkende om het geweld binnen het gezin aan banden te leggen;
wetsvoorstel betreffende de bestraffing van corruptie;
wetsvoorstel betreffende de verticale integratie van het openbaar ministerie, het federaal parket en de raad van procureurs des Konings;
wetsvoorstel tot wijziging van artikel 582, 1º, van het Gerechtelijk Wetboek;
wetsvoorstel tot wijziging van de artikelen 1056, 1º, en 1058 van het Gerechtelijk Wetboek;
drie wetsvoorstellen betreffende de manier van opstelling van de akte waarbij de ambtenaar van de burgerlijke stand constateert dat hem een levenloos kind werd vertoond;
wetsvoorstel betreffende de bestraffing van genocide krachtens het Internationaal Verdrag inzake de voorkoming en de bestraffing van genocide van 9 december 1948;
wetsvoorstel tot wijziging van artikel 620 van het Gerechtelijk Wetboek;
wetsvoorstel tot invoering van de strafrechtelijke aansprakelijkheid van rechtspersonen;
twee wetsvoorstellen tot wijziging van de wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming;
wetsvoorstel met betrekking tot de parketjuristen en de referendarissen;
wetsvoorstel tot wijziging van het bijvoegsel bij het Gerechtelijk Wetboek.
Hoorzittingen
· De commissie voor de Justitie heeft hoorzittingen georganiseerd onder meer met betrekking tot :
de hervorming van de wetgeving betreffende de jeugdbescherming;
de bestraffing van de economische en financiële delinquentie;
de hervorming van de magistratuur en de loopbaan van de magistraten;
de verticale integratie van het openbaar ministerie;
de voorstelling van de kandidaten voor een plaats bij het Hof van Cassatie.
· Tevens organiseert de commissie jaarlijks een ontmoeting met de hoge magistraten.
Colloquium
Justitie en Pers (7, 8 en 9 december 1995).
Wetgeving :
a) Belangrijke wetsontwerpen :
wetsontwerp tot wijziging van de wet van 27 december 1973 betreffende het statuut van het personeel van het operationeel korps van de rijkswacht;
wetsontwerp tot bekrachtiging van de koninklijke besluiten genomen met toepassing van de wet van 26 juli 1996 strekkende tot realisatie van de budgettaire voorwaarden tot deelname van België aan de Europese Economische en Monetaire Unie, en van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels;
ontwerp van programmawet houdende diverse bepalingen;
wetsontwerp tot wijziging van de artikelen 54, 57/11, 57/12, 57/14bis en 71 van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen;
wetsontwerp tot wijziging van de wet van 20 juli 1971 op de begraafplaatsen en de lijkbezorging;
wetsontwerp betreffende de radiocommunicatie van de hulp- en veiligheidsdiensten;
wetsontwerp tot wijziging van de wet van 4 juli 1989 betreffende de beperking en de controle van de verkiezingsuitgaven voor de verkiezingen van de federale Kamers, de financiering en de open boekhouding van de politieke partijen;
wetsontwerp tot bepaling van het aanbrengen van sommige vermeldingen op de identiteitskaart bedoeld in artikel 6, § 1, van de wet van 19 juli 1991 betreffende de bevolkingsregisters en de identiteitskaarten en tot wijziging van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen, en tot regeling van het taalgebruik voor deze vermeldingen;
wetsontwerp betreffende de vestiging en de invordering van de provincie- en gemeentebelastingen;
wetsontwerp tot wijziging van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
wetsontwerp betreffende de veiligheid bij voetbalwedstrijden;
wetsontwerp tot wijziging van het Kieswetboek om het stemrecht toe te kennen aan de Belgen die gevestigd zijn in het buitenland, voor de verkiezing van de federale Wetgevende Kamers;
wetsontwerp tot regeling van de gelijktijdige of kort opeenvolgende verkiezingen voor de federale Wetgevende Kamers, het Europees Parlement en de Gewest- en Gemeenschapsraden;
ontwerp van bijzondere wet houdende wijziging van de bijzondere wet van 16 juli 1993 tot vervollediging van de federale staatsstructuur en tot aanvulling van de kieswetgeving met betrekking tot de gewesten en de gemeenschappen;
wetsontwerp tot organisatie van de geautomatiseerde stemopneming door middel van een systeem voor optische lezing en tot wijziging van de wet van 11 april 1994 tot organisatie van de geautomatiseerde stemming;
wetsontwerp tot wijziging van de artikelen 318 tot 323 van de nieuwe gemeentewet betreffende de gemeentelijke volksraadpleging;
wetsontwerp tot wijziging van de artikelen 140-1 tot 140-6 van de provinciewet betreffende de provinciale volksraadpleging;
wetsontwerp tot invoeging van een artikel 15ter in de wet van 4 juli 1989 betreffende de beperking en de controle van de verkiezingsuitgaven voor de verkiezingen van de federale Kamers, de financiering en de open boekhouding van de politieke partijen en van een artikel 16bis in de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
wetsontwerp tot wijziging van de wet van 10 april 1990 op de bewakingsondernemingen, de beveiligingsondernemingen en de interne bewakingsdiensten.
b) Door senatoren ingediende wetsvoorstellen die wet zijn geworden
Onder de initiatieven van senatoren die wet zijn geworden (dit wil zeggen gestemd in beide Kamers en ter bekrachtiging voorgelegd aan de Koning of reeds gepubliceerd), verdienen de volgende een bijzondere aandacht :
Bij het begin van de legislatuur werd de provinciewet zeer grondig onderzocht, in het licht van diverse voorstellen die ter tafel lagen. Na een volledige herlezing werd een collectief voorstel ingediend, dat uiteindelijk aanleiding gaf tot een diepgaande hervorming van de provincies.
Op het vlak van de provincies, zijn nadien nog twee voorstellen wet geworden, waarvan het ene het statuut regelt van de deelname der provincies aan VZW's, en waarvan het andere het reglementair luik verbetert betreffende de provincieontvangers (het laatste is vervallen, wegens aanneming door de Kamer van volksvertegenwoordigers van een voorstel met dezelfde strekking).
Zowel voor de provincies als voor de gemeenten was er een wetsvoorstel strekkende tot een evenwichtige aanwezigheid van vrouwen en mannen in de respectieve adviesraden.
Op het vlak van de lokale besturen zijn er verschillende initiatieven geweest tot het instellen van districtsraden in de grote steden genomen :
voorstel van bijzondere wet tot wijziging van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen;
wetsvoorstel tot wijziging van de nieuwe gemeentewet, de gemeentekieswet, de wet van 19 oktober 1921 tot regeling van de provincieraadsverkizingen, de wet van 11 april 1994 tot organisatie van de geautomatiseerde stemming en de wet van 7 juli 1994 betreffende de beperking en de controle van de verkiezingsuitgaven voor de verkiezing van de provincieraden en de gemeenteraden en voor de rechtstreekse verkiezing van de raden voor maatschappelijk welzijn, strekkende tot de oprichting van districten en de organisatie van de rechtstreekse verkiezing van hun raden.
Vervolgens waren er de voorstellen die voortspruiten uit het « overleg-Langendries » en die betrekking hebben op maatregelen die een nieuwe politieke cultuur (NPC) moeten bevorderen.
Het gaat om :
voorstel van bijzondere wet tot beperking van de cumulatie van het mandaat van lid van de Vlaamse Raad, van de Franse Gemeenschapsraad, van de Waalse Gewestraad en van de Brusselse Hoofdstedelijke Raad met andere ambten;
wetsvoorstel tot beperking van de cumulatie van het mandaat van federaal parlementslid en Europees parlementslid met andere ambten;
wetsvoorstel tot beperking van de cumulatie van het ambt van bestendig afgevaardigde met andere ambten en tot harmonisering van het financieel en fiscaal statuut van de bestendig afgevaardigde;
wetsvoorstel betreffende de burgerrechtelijke aansprakelijkheid en de strafrechtelijke verantwoordelijkheid van burgemeesters, schepenen en leden van de bestendige deputatie;
wetsvoorstel tot verbetering van het stelsel van politiek verlof voor provincie- en gemeenteraadsleden, leden van de raad voor maatschappelijk welzijn, burgemeesters, schepenen en voorzitters van de raad voor maatschappelijk welzijn in de openbare en de particuliere sector;
wetsvoorstel tot verbetering van de bezoldigingsregeling en van het sociaal statuut van de lokale verkozenen;
wetsvoorstel houdende wijziging van de wet van 31 december 1983 tot hervorming der instellingen voor de Duitstalige Gemeenschap, ter beperking van de cumulatie van het mandaat van lid van de Raad van de Duitstalige Gemeenschap met andere ambten.
In deze context is ook vermeldenswaard de wijziging en de vervollediging van de bestaande regelingen van politiek verlof :
het wetsvoorstel tot wijziging van de wet van 19 juli 1976 tot instelling van een verlof voor de uitoefening van een politiek mandaat;
wetsvoorstel tot wijziging van de wet van 18 september 1986 tot instelling van het politiek verlof voor de personeelsleden van de overheidsdiensten.
Een nieuwigheid is zeker en vast de invoering van het stemrecht van de Belgen in het buitenland. Daartoe werden volgende voorstellen ingediend :
wetsvoorstel tot wijziging van het Kieswetboek ten einde Belgen die in het buitenland verblijven in staat te stellen deel te nemen aan parlementsverkiezingen;
wetsvoorstel houdende wijziging van het Kieswetboek teneinde de in het buitenland verblijvende Belgen in staat te stellen deel te nemen aan de verkiezing van de rechtstreeks gekozen senatoren;
Vier andere voorstellen werden ingediend in verband met de vreemdelingenwet. Het gaat enerzijds om 2 voorstellen tot verduidelijking van artikel 77 van deze wet (bijgenaamd het « solidariteitsmisdrijf ») :
wetsvoorstel tot wijziging van artikel 77, tweede lid, van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen;
wetsvoorstel tot interpretatie van artikel 77, tweede lid, van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen.
Anderzijds was er een voorstel over tot inkorting van de administratieve hechtenis :
wetsvoorstel houdende inkorting van de administratieve hechtenis van buitenlanders die illegaal op het Belgisch grondgebied verblijven.
Een vierde voorstel strekkende tot het bestrijden van schijnhuwelijken is eveneens wet geworden :
wetsvoorstel tot wijziging van een aantal bepalingen betreffende het huwelijk.
Een andere een belangrijke vernieuwing is de uitbreiding van de bevoegdheid van de Raad van State inzake de annulatieprocedure ten aanzien van de wetgevende vergaderingen, voor wat personeel en openbare opdrachten betreft (dit voorstel werd opgenomen in een ontwerp dat oorspronkelijk in de Kamer van volksvertegenwoordigers werd ingediend door de regering) :
wetsvoorstel tot aanvulling van artikel 14 van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973.
Tenslotte is er de ingrijpende wijziging van de organieke wet van 18 juli 1991 tot regeling van het toezicht op de politie- en inlichtingendiensten, namelijk :
wetsvoorstel houdende wijziging van de wet van 18 juli 1991 tot regeling van het toezicht op politie- en inlichtingendiensten.
c) Grote maatschappelijke debatten of hoorzittingen
In het begin van de legislatuur hield de Commissie hoorzittingen onder meer over :
de inter-politiezones (wat aanleiding gaf tot een uitgebreid verslag);
de hervorming van de provinciewet.
Evaluatie van de politiediensten
De commissie heeft zeer vele uren besteed aan het evalueren van de politiediensten. In het kader van de werkzaamheden, die geleid hebben tot de publicatie van een zeer gedetailleerd rapport (drie delen met in totaal meer dan 600 bladzijden), vonden verschillende bezoeken en hoorzittingen plaats. In dit verslag werd reeds een herstructurering van de politiediensten voorgesteld die in grote lijnen terug te vinden is in de hervorming die is voortgevloeid uit het zogenaamde « Octopus-overleg ».
Evaluatie van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen
De wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen werd het laatst gewijzigd door de wetten van 10 en 15 juli 1996. Bij de bespreking van de ontwerpen van wet werd door de commissie voor de Binnenlandse en Administratieve Aangelegenheden met de minister van Binnenlandse Zaken afgesproken dat de vreemdelingenwet driemaandelijks zou geëvalueerd worden. Verschillende artikelen van de wetten bevatten bepalingen die de commissie ertoe noopten om deze materie van dichtbij te blijven volgen.
Sedert september 1997, een jaar na de inwerkingtreding van een nieuwe wettelijke bepaling, heeft de commissie verschillende hoorzittingen gehouden om een beter idee te krijgen van de problemen die op het terrein rijzen rond de toepassing van de vreemdelingenwet. Daarna is de commissie overgegaan tot een uitgebreide bespreking van al knelpunten met de minister van Binnenlandse Zaken. Het lijvig verslag dat de commissie heeft goedgekeurd op 23 juni 1998 bevat de vaststellingen en de aanbevelingen die zij hieromtrent weerhouden heeft en is een leidraad geworden voor een heroriëntering van het regeringsbeleid.
In het kielzog van de recente gebeurtenissen op het vlak van het vreemdelingenbeleid en dat van de opvang van de asielzoekers, heeft de Commissie zich andermaal gebogen over de genomen en de te nemen maatregelen op wetgevend en administratief vlak. De voornaamste actoren werden gehoord en de minister heeft zijn politiek verscheidene malen toegelicht. Op 27 april 1999 heeft de Commissie een tweede evaluatieverslag goedgekeurd dat zich vooral toespitste op het regularisatie- en het uitwijzingsbeleid.
4. Commissie voor de Financiën en Economische Aangelegenheden
Wetgeving
1. Belangrijke ontwerpen :
Financiën
wetsontwerp tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België (4);
wetsontwerp houdende afwijking van artikel 20bis van de wet van 24 augustus 1939 op de Nationale Bank van België en tot wijziging van de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België (4);
wetsontwerp houdende bekrachtiging van het koninklijk besluit van 4 april 1995 met betrekking tot de commissie voor voorafgaande fiscale akkoorden (4);
wetsontwerp tot wijziging van de wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en van de wet van 6 april 1995 inzake de secundaire markten, het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, de bemiddelaars en beleggingsadviseurs (4);
wetsontwerp tot wijziging van artikel 327bis van het Gerechtelijk Wetboek en de wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld;
wetsontwerp betreffende de beslechting van fiscale geschillen (4);
wetsontwerp betreffende de rechterlijke inrichting in fiscale zaken;
wetsontwerp betreffende de euro (4).
Economie
wetsontwerp tot bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen (4);
wetsontwerp tot wijziging van de wet van 4 augustus 1992 op het hypothecair krediet en tot wijziging van de wet van 13 april 1995 tot wijziging van de wet van 4 augustus 1992 op het hypothecair krediet (4);
wetsontwerp tot wijziging van de wet van 30 juli 1979 betreffende de radioberichtgeving (4); (radio)
wetsontwerp tot wijziging van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven teneinde het reglementaire kader aan te passen aan de verplichtingen die inzake vrije mededinging en harmonisatie op de markt voor telecommunicatie, voortvloeien uit de van kracht zijnde beslissingen van de Europese Unie (4);
wetsontwerp betreffende de collectieve schuldenregeling en de mogelijkheid van verkoop uit de hand van de in beslag genomen onroerende goederen (4); (overmatige schuldenlast)
wetsontwerp tot wijziging van de wet van 27 maart 1995 betreffende de verzekeringsbemiddeling en de distributie van verzekeringen (4);
wetsontwerp betreffende de overeenkomsten inzake de verkrijging van een recht van deeltijds gebruik van onroerende goederen (4); (time share)
wetsontwerp aangaande de vordering tot staking van de inbreuken op de wet betreffende de overeenkomsten inzake de verkrijging van een recht van deeltijds gebruik van onroerende goederen; (time share)
wetsontwerp aangaande de vordering tot staking van de inbreuken op de wet van 9 maart 1993 ertoe strekkende de exploitatie van huwelijksbureaus te regelen en te controleren;
wetsontwerp houdende wijziging van de wet van 9 maart 1993 ertoe strekkende de exploitatie van huwelijksbureaus te regelen en te controleren (4).
Infrastructuur
wetsontwerp betreffende de financiering van het HST-project (4);
wetsontwerp tot rationalisering van het beheer van de luchthaven Brussel-Nationaal (4);
wetsontwerp tot bekrachtiging van het koninklijk besluit van 2 april 1998 tot hervorming van de beheersstructuren van de luchthaven Brussel-Nationaal, genomen met toepassing van de wet van 19 december 1997 tot rationalisering van het beheer van de luchthaven Brussel-Nationaal (4);
wetsontwerp betreffende het vervoer van zaken over de weg (4); (aansprakelijkheid).
Energie
wetsontwerp betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt (4).
Middenstand
wetsontwerp tot bevordering van het zelfstandig ondernemerschap;
wetsontwerp tot wijziging van de wet van 24 juli 1973 tot instelling van een verplichte avondsluiting in handel, ambacht en dienstverlening (4); (« night-shops »)
wetsontwerp betreffende de beroepstucht voor accountants en belastingconsulenten; (accountants).
Veiligheid
wetsontwerp betreffende de erkenning en het gebruik van bemande en onbemande automatisch werkende toestellen in het wegverkeer (4);
wetsontwerp tot wijziging van de wet betreffende de politie over het wegverkeer, gecoördineerd op 16 maart 1968 (4); (drugs in wegverkeer).
2. Door senatoren ingediende wetsvoorstellen die wet zijn geworden :
wetsvoorstel houdende vrijstelling van kadastraal inkomen voor het openbaar uitoefenen van de vrijzinnige morele dienstverlening;
wetsvoorstel tot wijziging van artikel 104, 8º, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, met het oog op de bescherming van het onroerend cultureel erfgoed;
wetsvoorstel tot wijziging van de artikelen 55, 60, 61(1) en 61(2) van het Wetboek van registratie-, hypotheek- en griffierechten;
wetsvoorstel betreffende de valutadatum van bankverrichtingen;
wetsvoorstel tot wijziging van de wet van 10 juli 1997 betreffende de valutadatum van bankverrichtingen;
wetsvoorstel tot wijziging van sommige artikelen van de wet van 5 augustus 1991 tot bescherming van de economische mededinging;
wetsvoorstel tot wijziging van de wet van 5 augustus 1991 tot bescherming van de economische mededinging;
wetsvoorstel op de kansspelen, de kansspelinrichtingen en de bescherming van de spelers;
wetsvoorstel houdende verplichting om informatie te verstrekken over de debetrente op de bij kredietinstellingen of andere rechtspersonen geopende rekeningen;
wetsvoorstel tot aanvulling van artikel 2 van de wet van 14 juli 1998 houdende verplichting om informatie te verstrekken over de debetrente op de bij kredietinstellingen of andere rechtspersonen geopende rekeningen;
wetsvoorstel tot wijziging van artikel 145, 1, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, betreffende de belastingvermindering voor afbetalingen van hypotheekleningen;
wetsvoorstel tot wijziging van artikel 104 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 teneinde de giften in geld aan erkende dierenasielen fiscaal aftrekbaar te maken;
wetsvoorstel tot wijziging van de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen;
wetsvoorstel tot aanvulling van artikel 52, § 1, van de wet van 14 juli 1991 betreffende de handelspraktijken en de voorlichting en bescherming van de consument (koopjesperiode).
3. Goedgekeurde resoluties :
voorstel van resolutie inzake de invoering van een ecolabel voor hout;
voorstel van resolutie betreffende de noodzaak om bijkomende tracés te onderzoeken voor een tweede spoorontsluiting voor de Antwerpse haven;
voorstel van resolutie betreffende het BTW-tarief op arbeidsintensieve diensten.
Hoorzittingen over :
het nationaal uitrustingsprogramma voor elektrische energie;
de prudentiële controle inzake financiële instrumenten;
de plutoniumproblematiek en de proliferatierisico's;
de economische mededinging;
de toegang tot het beroep van belastingconsulent;
de problematiek van de vaste boekenprijs;
de NMBS;
de energie in het België van morgen;
Sabena;
de Post;
de derde fase van de Europese Monetaire Unie;
de invoering van de euro in België;
de Europese fiscaliteit;
de problematiek van de « Global Governance » over de vooruitzichten van de Belgische automobielsector, meer bepaald met betrekking tot de fiscaliteit van deze sector;
de liberalisering van de elektriciteitssector ten gevolge van de beslissingen van de Europese Unie;
de Regie voor Maritiem Transport;
Sabena, BATC en de Regie der Luchtwegen;
het Belgisch programma betreffende de verwezenlijking van de concrete doelstelling om de CO2 -uitstoot te verminderen in de periode 1990-2000;
één jaar Belgisch voorzitterschap van Eureka;
het tweede beheerscontract tussen de Staat en de NMBS;
over de problematiek van de overmatige schuldenlast;
de gevolgen van de informatiemaatschappij.
Hoorzittingen georganiseerd in het kader van een wetsontwerp of -voorstel :
de valutadatum van bankverrichtingen;
de invoering van een basisdienstverlening door banken op grond waarvan elke burger het recht op een bankrekening gewaarborgd wordt;
het verbod op de reclame voor tabaksproducten;
de consolidatie van de Belgische economie en de vermindering van de openbare schuld : hoorzittingen met belastingdeskundigen;
de invoering van de ecotaks : hoorzittingen met vertegenwoordigers van de papiersector;
de instelling van een vaste boekenprijs;
de levering aan het openbare net van elektriciteit opgewekt uit hernieuwbare energiebronnen;
de ondernemingsparticipatie;
de bevordering van het zelfstandig ondernemerschap;
de kansspelen en de bescherming van de spelers;
het toegelaten debetbedrag en de toegelaten debetrente op bankrekeningen;
de beslechting van fiscale geschillen;
de rechterlijke inrichting in fiscale zaken;
de invoeging van een artikel 309bis in het Gerechtelijk Wetboek en wijziging van artikel 20 van de wet van 5 augustus 1991 tot bescherming van de economische mededinging.
Belangrijke wetsontwerpen :
wetsontwerp houdende maatregelen tot uitvoering van het meerjarenplan voor werkgelegenheid;
wetsontwerp betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk;
wetsontwerp tot interpretatie van de wet van 20 juli 1990 tot instelling van een flexibele pensioenleeftijd voor werknemers en tot aanpassing van de werknemerspensioenen aan de evolutie van het algemeen welzijn;
wetsontwerp betreffende de huisarbeid;
wetsontwerp betreffende de nachtarbeid;
wetsontwerp houdende verbod op de reclame voor tabaksproducten;
wetsontwerp houdende instemming met het samenwerkingsakkoord tussen de federale Staat en de gewesten betreffende de administratieve en wetenschappelijke coördinatie inzake bioveiligheid;
wetsontwerp houdende diverse bepalingen met betrekking tot de instelling van een Europese ondernemingsraad of van een procedure in ondernemingen met een communautaire dimensie of in concerns met een communautaire dimensie ter informatie en raadpleging van de werknemers;
wetsontwerp tot bepaling van de voorwaarden waaronder de winstdeelnemingen niet meegerekend worden voor de berekening van de loonkostontwikkeling;
wetsontwerp tot wijziging van het koninklijk besluit nr. 499 van 31 december 1986 tot regeling van de sociale zekerheid van sommige kansarme jongeren;
wetsontwerp houdende goedkeuring van het samenwerkingsakkoord tussen de federale Staat, de gemeenschappen en de gewesten betreffende de bestendiging van het armoedebeleid, ondertekend te Brussel op 5 mei 1998;
wetsontwerp betreffende de sociale verkiezingen;
wetsontwerp betreffende het Belgisch actieplan voor de werkgelegenheid 1998 en houdende diverse bepalingen;
wetsontwerp betreffende de niet-conventionele praktijken inzake de geneeskunde, de artsenijbereidkunde, de kinesitherapie, de verpleegkunde en de paramedische beroepen;
de wetsontwerpen houdende sociale en budgettaire bepalingen.
Door senatoren ingediende wetsvoorstellen die wet geworden zijn :
wetsvoorstel tot wijziging van artikel 18 van de wet van 7 augustus 1974 tot instelling van het recht op een bestaansminimum en van artikel 19 van de wet van 2 april 1965 betreffende het ten laste nemen van de steun verleend door de openbare centra voor maatschappelijk welzijn;
wetsvoorstel tot wijziging van het koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1967 betreffende de uitoefening van de geneeskunst, de verpleegkunde, de paramedische beroepen en de geneeskundige commissies, met het oog op de uitoefening van de klinische biologie in de erkende ziekenhuizen;
wetsvoorstel tot regeling van de exploitatie van zonnecentra;
wetsvoorstel tot wijziging van artikel 46 van de wet van 10 april 1971 betreffende de arbeidsongevallen;
wetsvoorstel tot wijziging van het koninklijk besluit nr. 34 van 20 juli 1967 betreffende de tewerkstelling van de werknemers van vreemde nationaliteit.
Hoorzittingen (algemeen)
de opvolging van het Algemeen Verslag over de armoede;
de evaluatierapporten betreffende het federale werkgelegenheidsbeleid van het ministerie van Tewerkstelling en Arbeid;
de rapporten van de Hoge Raad voor de werkgelegenheid;
de jaarverslagen van de Controledienst voor de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen;
de werkloosheidsvallen.
Maatschappelijke debatten + hoorzittingen
de werkloosheid en de maatschappelijke uitsluiting;
de rechten van de mens en de biogeneeskunde : onderzoek op embryo's in vitro;
de toegang tot de gezondheidszorg voor patiënten met zware pathologische verschijnselen en chronische aandoeningen.
Hoorzittingen georganiseerd in het kader van de bespreking van wetsvoorstellen, wetsontwerpen of voorstellen van resolutie :
de gokverslavingsproblematiek;
de exploitatie van zonnecentra;
de reclame voor tabaksproducten;
de werkgelegenheidsinitiatieven ten aanzien van kansarme jongeren.
Wetgeving
a) Belangrijke wetsontwerpen
Enkele wetsontwerpen die ingrijpende hervormingen doorvoeren werden na een uitvoerige bespreking aangenomen. Het betreft :
de wijziging van de wet van 16 juli 1948 tot oprichting van de Belgische Dienst voor de buitenlandse handel;
de regeling en organisatie van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten;
de nieuwe structuur inzake ontwikkelingssamenwerking door de oprichting van de BTC (Belgische Technische Coöperatie) en de administratie Internationale Samenwerking binnen het departement van Buitenlandse Zaken;
de consulaire en kanselarijrechten.
b) Verdragen
In de voorbije legislatuur werden in de commissie voor de Buitenlandse Aangelegenheden bijna tweehonderd verdragen behandeld.
In de loop van de legislatuur 1995-1996 werd door de minister van Buitenlandse Zaken, binnen de federale regering coördinator voor de ratificatie van de internationale verdragen die de federale Staat ondertekent, en door de commissie voor de Buitenlandse Aangelegenheden opmerkelijke inspanningen geleverd met het oog op een versnelling van het ratificatieproces van internationale verdragen en met het oog op een kwalitatieve aanpak ervan.
Van de 186 verdragen, overeenkomsten en protocollen werden meer dan de helft grondig besproken, wat een niet onaardig resultaat is.
Voor belangrijke verdragen werd soms de technisch bevoegde minister uitgenodigd. Zo werd voor het Verdrag inzake nucleaire veiligheid, de minister van Binnenlandse Zaken, voor enkele verdragen van de Internationale Arbeidsconferentie de minister van Tewerkstelling en Arbeid, voor het mechanisme van investerings- en belastingsakkoorden de minister van Financiën en Buitenlandse Handel en voor een aantal overeenkomsten inzake wederzijdse rechtshulp en juridische samenwerking de minister van Justitie gehoord. Dit leidde telkens tot een uitvoerig debat.
Voor andere strategisch belangrijke verdragen waarbij België een voorhoederol heeft gespeeld, zoals voor de Overeenkomst tot verbod van de ontwikkeling,de productie, de aanleg van voorraden en het gebruik van chemische wapens en inzake de vernietiging van deze wapens, gedaan te Parijs op 13 januari 1993, werd aan de expert die gedurende tien jaar de onderhandelingen in het kader van de totstandkoming van het verdrag heeft gevolgd, gevraagd de historiek van het dossier uiteen te zetten. Deze gedachtewisseling greep plaats in aanwezigheid van de minister van Buitenlandse Zaken die het politieke luik van het verdrag toelichtte.
De overgrote meerderheid van de verdragen, protocollen en overeenkomsten werd door de minister van Buitenlandse Zaken zelf ingeleid.
Iedere bespreking leverde nuttige informatie op en voor meer actualiteitsgebonden onderwerpen kwam vaak een boeiend debat tot stand. Dit was met name het geval voor de Overeenkomst inzake partnerschap en samenwerking met de Russische Federatie, de Europol-Overeenkomst, het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee, het Verdrag van Amsterdam, verschillende verdragen inzake het gebruik van wapens, een Protocol tot wijziging van het Internationaal Verdrag inzake de burgerlijke aansprakelijkheid voor schade door verontreiniging door olie, het Verdrag inzake het verbod op het gebruik, de opslag, de productie en de overdracht van antipersoonsmijnen en inzake de vernietiging ervan, de toetredingsprotocollen bij het Noord-Atlantisch Verdrag betreffende de toetreding van Hongarije, Polen en de Tsjechische Republiek, het Memorandum van Overeenkomst over de Ontwikkelingssamenwerking tussen België en Zuid-Afrika.
Het is nuttig te melden dat de hervorming en de inzet van de administratie van Buitenlandse Zaken het mogelijk maakt dat voortaan jaarlijks zo'n tachtigtal ratificatiedossiers worden aangemaakt met het oog op de goedkeuring door de Ministerraad en de indiening ervan bij de Senaat.
Naar de toekomst toe zou kunnen worden gesteld dat er zich met een aangehouden inspanning voor de nieuw te sluiten verdragen (80 tot 100 per jaar) geen vertraging meer zal voordoen.
c) Resoluties
Een vijfentwintigtal resoluties werden in de commissie voor de Buitenlandse Aangelegenheden besproken en al dan niet geamendeerd aangenomen.
Hoorzittingen en gedachtewisselingen
a) Diverse hoorzittingen onder andere :
over de toestand in Bosnië (1995-1997);
over de toestand in Midden-Afrika;
over de mensenrechten;
over de problematiek van de anti-persoonsmijnen;
over de uitbreiding van de NAVO;
over de toestand in Tibet;
over de toestand in Irak;
over de toestand in Nigeria;
met vertegenwoordigers van de Afrikaanse NGO's;
(jaarlijks) met de leiding van Amnesty International;
met vertegenwoordigers van het Internationale Rode Kruis;
met vertegenwoordigers van Kosovo;
met leidende ambtenaren van de WHO ter gelegenheid van de 50e verjaardag van die instelling.
b) Gedachtewisselingen :
een gedachtewisseling voor en na iedere (zesmaandelijkse) Top van de Europese Unie met de eerste minister en met de minister van Buitenlandse Zaken. Zo werd onlangs grondig van gedachten gewisseld over de Agenda 2000, naar aanleiding van de voorbereiding en de nabespreking van de buitengewone vergadering van de Europese Raad die op 24 en 25 maart te Berlijn doorging;
een gedachtewisseling met onder andere :
· de ministers van Buitenlandse Zaken van :
Hongarije, Tsjechië en Polen in het kader van de uitbreiding van de NAVO;
Algerije;
Malta;
Cuba.
· de vice-eerste minister van Rwanda;
· Algerijnse parlementairen en vooraanstaande politici;
· de ambassadeurs van Israël en de vertegenwoordigers van Palestina;
· de ambassadeurs van de Verenigde Staten, Frankrijk, de Russische Federatie, Albanië en Griekenland in het kader van de crisis van Kosovo;
· de voorzitter van de Parlementaire Assemblee van de WEU;
· de directeur-generaal van het Internationaal Arbeidsbureau over de problematiek van kinderarbeid;
· een delegatie van Chinese tibetologen.
zelfs over de duivensport heeft de commissie voor de Buitenlandse Aangelegenheden talrijke malen vergaderd en dit in het kader van de bespreking van een wetsvoorstel betreffende de liberalisering van de duivensport ingediend door senator Coveliers, vermits de commissie ook bevoegd is voor de defensieproblematiek en het wetsvoorstel de opheffing beoogt van de wet van 24 juli 1923 die de anwending van duiven door de militaire overheid regelt.
c) Debatten
ettelijke vergaderingen werden bij de aanvang van de legislatuur gewijd aan de voorbereiding van de Intergouvernementele Conferentie;
de toestand in Azië werd van april 1996 tot maart 1998 op de voet gevolgd. Dit debat bestond ondeer meer uit :
· twee gedachtewisselingen met de minister van Buitenlandse Zaken;
· een hoorzitting met de financiële operatoren in België;
· een gedachtewisseling met de minister van Financiën;
· een gedachtewisseling met de staatssecretaris van Ontwikkelingssamenwerking
in de loop van de legislatuur werd met de minister van Buitenlandse Zaken herhaaldelijk van gedachten gewisseld over de procedure inzake ratificatie van verdragen, rekening houdend met de aanzienlijke achterstand die zich terzake de laatste dertig jaar heeft voorgedaan. In dit verband dient gewezen op de zeer zware administratieve procedure die in België voor de ratificatie van internationale verdragen dient te worden gevolgd en op de grote inspanningen die de huidige minister van Buitenlandse Zaken heeft geleverd om vooral de recent door België ondertekende verdragen sneller bij de Senaat in te dienen.
Het resultaat is dan ook opmerkelijk te noemen : bijna 200 verdragen zullen gedurende de voorbije legislatuur bij de Senaat zijn ingediend en de goedkeuring van het Parlement hebben bekomen.
talrijke vergaderingen werden gewijd aan de beleidsnota van de regering over de Belgische deelname aan vredesoperaties van 28 januari 1998;
de uitbreiding van de NAVO;
de verslaggeving van de Belgische parlementaire delegaties bij interparlementaire assemblees van de Raad van Europa, de OVSE en de WEU;
een uitvoerige en langdurige gedachtewisseling greep plaats tussen de commissieleden en de minister van Landsverdediging en de stafchef Herteleer over de gevolgen gegeven aan het verslag van de parlementaire commissie van onderzoek betreffende de gebeurtenissen in Rwanda door de vice-eerste minister en minister van Landsverdediging;
het recente vijf uren durende debat over de crisis in Kosovo in de verenigde commissies voor de Buitenlandse Aangelegenheden, Defensie en Binnenlandse Aangelegenheden van Kamer en Senaat, op basis van een mededeling van de eerste minister, de minister van Buitenlandse Zaken, de minister van Landsverdediging en de minister van Binnenlandse Zaken. Dit debat greep plaats tijdens het Paasreces op donderdag 15 april j.l.
d) In de schoot van de commissie vonden tevens een aantal ontmoetingen plaats met buitenlandse politieke en andere prominenten.
De aanzienlijke wijzigingen inzake bevoegdheden en samenstelling van het federale Parlement hadden ook gevolgen voor het Adviescomité voor Europese aangelegenheden van de Senaat. Een nieuw federaal Adviescomité voor Europese aangelegenheden werd opgericht, waarin naast 10 senatoren ook 10 kamerleden en 10 Belgische Europarlementsleden zetelden. Deze nieuwe samenstelling resulteerde in een efficiëntere en meer doelmatige parlementaire controle op het Europese beleid van de Belgische regering.
De intergouvernementele conferentie die officieel van start ging in maart 1996 en leidde tot het Verdrag van Amsterdam, stond centraal in de werkzaamheden van het adviescomité. Tijdens de onderhandelingen werden de leden op regelmatige tijdstippen op de hoogte gehouden van de stand van zaken via gedachtewisselingen met de eerste minister, de minister van Buitenlandse Zaken en diens persoonlijke vertegenwoordiger. Ook het Verdrag van Amsterdam zelf werd uitvoerig besproken. In dit verband is het protocol betreffende de rol van de nationale parlementen niet onbelangrijk, aangezien het hen de mogelijkheid geeft om een nieuwe dynamiek op gang te brengen inzake inspraak in de totstandkoming van Europese beleidsmaatregelen. Vermeldenswaard is eveneens het initiatief van de Belgische, Italiaanse en Franse parlementen om het debat, tussen de nationale parlementen en het Europese Parlement, over de noodzaak tot verdere institutionele hervorming van de Europese instellingen, op het parlementaire niveau op gang te brengen.
Het adviescomité behandelde verder de volgende onderwerpen : kinderarbeid en kinderrechten, de euro, de werkgelegenheid, het Europese mededingingsbeleid, de controle op de financiële stromen tussen België en de Europese Unie, het Euro-mediterrane partnerschap en Agenda 2000.
Naast de grote politieke thema's werd ook een begin gemaakt met de systematische analyse van de wetgevende activiteiten van de Europese instellingen.
Door middel van een bijzondere procedure voor het onderzoek van wetgevingsinitiatieven en andere documenten van de Europese Commissie, werden voor de periode van januari 1996 tot december 1998, uit een totaal van ongeveer 2 000 documenten, 136 documenten aan een nader onderzoek onderworpen; 64 ervan werden naar de vaste commissies doorverwezen, 8 leidden tot een initiatiefverslag en in 6 gevallen werd de regering om bijkomende informatie verzocht. De overige behandelde documenten gaven geen aanleiding tot een verder onderzoek.
Het adviescomité voor gelijke kansen voor vrouwen en mannen werd opgericht op 18 januari 1996 op voorstel van alle vrouwelijke senatoren als gevolg van de UNO-Conferentie over de Rechten van de Vrouw in Peking.
In loop van de periode 1996-1999 heeft het adviescomité tien adviezen uitgebracht, waarvan er enkele uitgemond zijn in concrete wetgeving :
bijvoorbeeld het advies met betrekking tot het wetsvoorstel strekkende om het echtelijk geweld aan banden te leggen en het wetsvoorstel tot opheffing van artikel 413 van het Strafwetboek : dit voorstel werd tijdens deze legislatuur wet (Belgisch Staatsblad van 6 februari 1998),
het advies betreffende het Fonds voor collectieve uitrustingen en diensten en de financiering van de kinderopvang : overeenkomstig artikel 40 van de wet van 22 februari 1998 houdende sociale bepalingen werd in paragraaf 1 tegemoetgekomen aan het advies van het adviescomité en
het advies betreffende de gelijke kansen voor vrouwen en mannen bij de reorganisatie van de politie : artikel 129 van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst bepaalt dat het statuut van de politieambtenaren de gelijke kansen voor vrouwen en mannen in de federale en de lokale politie waarborgt.
Adviezen betreffende :
de beleidsnota van de Regering betreffende de intergouvernementele Conferentie 1996;
het wetsvoorstel strekkende om het echtelijk geweld aan banden te leggen en het wetsvoorstel tot opheffing van artikel 413 van het Strafwetboek;
de gelijkberechtiging van vrouwen en mannen inzake de hervorming van de pensioenen voor werknemers en zelfstandigen;
het Fonds voor collectieve uitrustingen en diensten en de financiering van de kinderbijslag;
de evaluatie van het Europese Verdrag van Amsterdam in het licht van de gelijkheid van vrouwen en mannen;
de inleiding tot een debat over de gevolgen van de informatiemaatschappij : vrouwen en de informatiemaatschappij en pedofilie en Internet;
gelijke kansen voor vrouwen en mannen bij de reorganisatie van de politie;
het jaarverslag van december 1996 aan het Parlement van de staatssecretaris belast met de Ontwikkelingssamenwerking in uitvoering van de wet van 6 maart 1996 strekkende tot controle op de toepassing van de resoluties van de Wereldvrouwenconferentie van Peking van 4 tot 14 september 1995;
het jaarverslag van december 1997 aan het Parlement van de minister belast met het Gelijke Kansenbeleid voor mannen en vrouwen in uitvoering van de wet van 6 maart 1996 strekkende tot controle op de toepassing van de resoluties van de Wereldvrouwenconferentie van Peking van 4 tot 14 september 1995;
verscheidene voorstellen ter bevordering van de gelijke deelname van vrouwen en mannen aan de politieke besluitvorming.
Hoorzittingen met betrekking tot :
het Fonds voor collectieve uitrustingen en diensten en de financiering van de kinderopvang;
de evaluatie van het Europese Verdrag van Amsterdam in het licht van de gelijkheid van vrouwen en mannen;
vrouwen in de informatiemaatschappij en pedofilie en Internet;
gelijke kansen voor vrouwen en mannen bij de reorganisatie van de politie;
de opvolging in het Belgische beleid van de Wereldvrouwenconferentie van 4 tot 14 september 1995 in Peking;
verscheidene voorstellen ter bevordering van de gelijke kansen van vrouwen en mannen aan de politieke besluitvorming;
gelijke kansen voor vrouwen en mannen in de Grondwet : het Portugese voorbeeld.
Samenwerkingsverband van de commissies gelijke kansen voor vrouwen en mannen in de Lidstaten van de Europese Unie en in het Europees Parlement (CCEC)
project medegefinancierd door de Europese Commissie met als doel een samenwerkingsverband tot stand te brengen tussen de gelijke kansen-commissies in de nationale parlementen van de EU-Lidstaten;
stichtingsconferentie van het samenwerkingsverband op 23 mei 1997 met als thema « Het recht op gelijkheid van vrouwen en mannen in de Europese Verdragen » in de Belgische Senaat;
tweede Conferentie van de CCEC op 30 oktober 1999 in het Portugese Parlement te Lissabon.
Viering 50 jaar vrouwenstemrecht
Naar aanleiding van dit jubileumjaar werd in 1998 door het Adviescomité voor gelijke kansen voor vrouwen en mannen later nogmaals in samenwerking met het Adviescomité voor maatschappelijke Emancipatie van de Kamer van volksvertegenwoordigers een informatieve folder uitgegeven.
Tevens werd in samenwerking met het Vrouwencentrum Amazone een tentoonstelling uitgewerkt met betrekking tot de evolutie van de deelname van vrouwen aan de politiek in België. Bij deze tentoonstelling werd de brochure « Een vrouw, een stem » uitgegeven.
Op 13 mei 1998 ontvingen beide Adviescomités jonge dames die bij de volgende verkiezingen voor de eerste maal hun stem zullen uitbrengen en de vrouwelijke ere-parlementsleden. In aanwezigheid van H.K.H. Prinses Astrid werd in het halfrond van de Senaat een debat gehouden over vrouwen in de politiek. Van dit debat werd een beknopt verslag gemaakt.
9. Commissie belast met de parlementaire begeleiding van de Vaste Comités van toezicht op de politie- en inlichtingendiensten
Van bij de aanvang van deze legislatuur heeft de begeleidingscommissie de werking van de vaste Comités van toezicht proberen te verbeteren.
Na een grondige analyse van de problemen binnen de Comités werd door de begeleidingscommissie op 16 februari 1996 een evaluatieverslag goedgekeurd (Verslag Foret-De Crem, St. Senaat, nr. 1-258/1).
Op grond van dit verslag werden door zowel Senaat als Kamer van volksvertegenwoordigers een twaalftal aanbevelingen aangenomen die de werking van beide Comités moest verbeteren.
Door senator Milquet werd, op basis van deze aanbevelingen, een wetsvoorstel ingediend op 19 juli 1996 (St. Senaat, nr. 1-390/1), waarover door de Raad van State advies werd uitgebracht.
Op 9 februari 1998 bracht de begeleidingscommissie, na een zeer grondige bespreking, een uitgebreid advies uit over dit voorstel, waarbij rekening werd gehouden met het advies van de Raad van State.
Ingevolge de hervorming van de politiediensten door de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, bleek het oorspronkelijk wetsvoorstel achterhaald en werd het vervangen door een nieuw wetsvoorstel (St. Senaat, nr. 1-1268/1), dat inmiddels wet is geworden.
De begeleidingscommissies hebben de Vaste Comités met verschillende toezichtsonderzoeken belast.
Driemaandelijks werden er met de Vaste Comités van toezicht hoorzittingen georganiseerd om de werking van de Comités te bespreken.
Daarnaast heeft de begeleidingscommissie elk jaarverslag van de Comités besproken en werden de belangrijke toezichtsverslagen door de Comités toegelicht en door de begeleidingscommissie besproken.
Verschillende keren heeft de begeleidingscommissie advies verleend over de bevoegdheid van de Comités en de interpretatie van bepaalde artikelen van de wet van 18 juli 1991.
Ten slotte heeft de begeleidingscommissie ontmoetingen gehad met delegaties uit Tsjechië, Zuid-Afrika en Nederland waarbij van gedachten werd gewisseld over het extern toezicht op de politie- en inlichtingendiensten.
a) Onderzoek en goedkeuring van de verkiezingsuitgaven van de politieke partijen en de individuele kandidaten voor de verkiezingen van de federale Kamers en de Raden van 21 mei 1995.
b) Onderzoek van de financiële verslagen van de bedrijfsrevisoren over de boekhouding van de politieke partijen.
Op 13 mei 1996 werden de elf financiële verslagen over het boekjaar 1995 eenparig goedgekeurd.
Wat het boekjaar 1996 betreft, werden tien van de elf ingediende financiële verslagen op 2 juni 1997 goedgekeurd. Op 9 juni 1997 bekwam het verslag over de boekhouding van de PS niet de vereiste tweederdemeerderheid. Aangezien dit verslag niet door de commissie was goedgekeurd, werd de uitbetaling van de door de wet van 4 juli 1989 bedoelde dotatie aan de PS gedurende de maand augustus geschorst.
De tien ingediende financiële verslagen betreffende het boekjaar 1997 werden op 8 juni 1998 goedgekeurd. Op te merken valt dat over het verslag van het Vlaams Blok hoofdelijk werd gestemd.
Op 26 april 1999 heeft de commissie de 10 financiële verslagen over het boekjaar 1998 eenparig goedgekeurd.
Er werd tevens een hoorzitting georganiseerd met vertegenwoordigers van het Instituut der bedrijfsrevisoren over toepassingsproblemen met betrekking tot de wetgeving inzake de controle van de boekhouding van de politieke partijen.
c) Onderzoek met het oog op het verstrekken van een advies, van enkele tientallen synthesenota's van federale en regionale regeringsleden en van voorzitters van wetgevende assemblees, die een voor het publiek bestemde mededeling of voorlichtingscampagne wensen te verspreiden of te voeren die met overheidsgeld wordt gefinancierd (art. 4bis van de wet van 4 juli 1989).
Voorts werden ministers verschillende malen schriftelijk ondervraagd wanneer er twijfel bestond of de door hen gevoerde informatiecampagnes of verspreide mededelingen binnen het toepassingsgebied van artikel 4bis vielen.
Op grond van de door hen verstrekte inlichtingen bleek het niet altijd nodig de procedure op te starten die kan leiden tot de aanrekening van de kostprijs van deze campagnes of mededelingen op het maximumbedrag dat zij voor verkiezingspropaganda mogen uitgeven bij de eerstvolgende verkiezingen waaraan zij deelnemen.
In 1995 werd deze procedure echter wel opgestart tegen een aantal ministers en de voorzitter van een parlementaire assemblee omdat ze hadden nagelaten het bovengenoemde advies te vragen : V. Anciaux (aanrekening), B. Anselme (geen aanrekening), A. De Decker (geen aanrekening), R. Collignon (geen aanrekening) en L. Martens (geen aanrekening).
In 1999 werd dezelfde procedure nog eens opgestart tegen de voorzitter van een parlementaire assemblee, een Waals minister en een federale staatssecretaris zonder dat tot aanrekening werd besloten (wat de Vlaamse ministers betreft, cf. punt 4).
d) Weigering van de Vlaamse regering om synthesenota's aan de Controlecommissie voor te leggen.
De commissie huldigt het standpunt dat de Vlaamse regering, in weerwil van wat zij beweert, onderworpen is aan de adviesbevoegdheid van de federale Controlecommissie. Na een uitvoerige briefwisseling tussen de voorzitters van de commissie en de Vlaamse minister-president, heeft de commissie beslist de in artikel 4bis , § 4, van de wet van 4 juli 1989 bepaalde procedure op te starten tegen verschillende Vlaamse ministers omdat zij voor bepaalde informatiecampagnes het advies van de commissie niet hadden gevraagd. De commissie heeft evenwel beslist niet over te gaan tot de aanrekening van de kostprijs van deze campagnes op het maximumbedrag dat de betrokken ministers voor verkiezingspropaganda mogen uitgeven bij de eerstvolgende verkiezingen waaraan zij deelnemen.
e) Interpretatie van artikel 15bis van de wet van 4 juli 1989.
Overeenkomstig dit artikel zijn politieke partijen slechts gerechtigd op de dotatie van Kamer en Senaat wanneer zij vóór 31 december 1995 een bepaling in hun statuten of programma hebben opgenomen waarbij zij zich ertoe verbinden om in hun politieke actie de rechten en vrijheden die door het EVRM worden gewaarborgd, in acht te nemen en te doen in acht nemen door hun diverse geledingen en verkozen mandatarissen. Op vraag van de heer Leman, directeur van het Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding, heeft de commissie onderzocht of het Vlaams Blok dit artikel door de publicatie van bepaalde pamfletten niet heeft geschonden zodat het zijn recht op dotatie verliest. Gelet op de onduidelijkheid van de wet heeft de commissie beslist vooralsnog geen procedure tegen het Vlaams Blok op te starten in het kader van artikel 15bis (cf. verslag van de heer Reynders, Stuk Senaat, nr. 1-1002/1).
Ingevolge deze zaak werd een artikel 15ter in de wet van 4 juli 1989 ingevoegd.
f) Onderzoek van de draagwijdte van artikel 16bis van de wet van 4 juli 1989.
Dit artikel verbiedt rechtspersonen rechtstreeks of onrechtstreeks giften te doen aan politieke partijen, lijsten, politieke mandatarissen en kandidaten. Alleen natuurlijke personen zijn daartoe nog gemachtigd. Naar aanleiding van twee concrete gevallen, te weten de sponsoring door rechtspersonen van een wielerwedstrijd georganiseerd door een politiek mandataris en de toekenning van een benzinekorting aan de leden van een partijafdeling, heeft de Controlecommissie de draagwijdte van artikel 16bis onderzocht. In de beide gevallen heeft de commissie besloten niet tegen de initiatiefnemers op te treden (cf. verslag van de heer Willems, Stuk Senaat, nr. 1-1019/1).
Artikel 16bis schrijft eveneens voor dat de identiteit van alle natuurlijke personen die giften van 5 000 frank en meer doen aan politieke partijen en hun componenten, lijsten, kandidaten en politieke mandatarissen, jaarlijks door de begunstigden dient te worden geregistreerd. Overeenkomstig artikel 16ter bepaalt de Koning de wijze van registratie. De controle gebeurt door de Controlecommissie.
Toen een volksvertegenwoordiger had verklaard de identiteit van alle natuurlijke personen die een gift aan een welbepaalde politieke partij hebben gedaan, te zullen bekendmaken, heeft de Controlecommissie deze kwestie voor advies aan de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer voorgelegd. Deze laatste kwam tot het besluit dat de openbaarmaking van dergelijke gevoelige gegevens in strijd is met de privacywet van 8 december 1992. Hij die het vertrouwelijk karakter van deze informatie schendt, stelt zich bloot aan strafrechtelijke sancties.
g) Vademecum verkiezingsuitgaven.
Met het oog op de verkiezingen van de federale Kamers, de Raden en het Europees Parlement op 13 juni 1999 heeft de Controlecommissie een vademecum uitgebracht met haar aanbevelingen omtrent de interpretatie van de wetgeving inzake de beperking en de controle van de verkiezingsuitgaven. Dit vademecum is opgevat als een leidraad voor de politieke partijen en de kandidaten en bevat zowel de toepasselijke wetgeving met de eventuele commentaar van de commissie als de reglementering van De Post inzake verkiezingsdrukwerken.
Verslagen :
De onderzoekscommissie heeft twee tussentijdse verslagen uitgebracht. Zij handelden over :
het begrip georganiseerde criminaliteit. Dit verslag vormde de basis voor de amendering door de Senaat van het regeringsontwerp betreffende criminele organisaties;
de impact van de bestrijding van de georganiseerde criminaliteit, onder meer door het gebruik van bijzondere opsporingsmethoden, op de organisatie van de politiediensten en het openbaar ministerie.
Het eindverslag van de onderzoekscommissie werd gepubliceerd op 8 december 1998.
Hoorzittingen :
In het kader van het onderzoek naar de invloed van de georganiseerde criminaliteit op het economisch leven, hield de onderzoekscommissie onder meer de volgende hoorzittingen met :
de minister van Justitie (over het jaarrapport 1997 inzake georganiseerde criminaliteit in België in 1996);
universiteitsprofessoren;
onderzoeksrechters;
de nationaal magistraten;
de burgemeesters van Antwerpen, Brussel en Luik en hun hoofdcommissarissen van politie;
vertegenwoordigers van
· de Dienst voor het strafrechtelijk beleid;
· het Hoog Comité van toezicht;
· de rijkswacht
· de gerechtelijke politie;
· de Veiligheid van de Staat;
· het ministerie van Financiën : administratie der Douanen en Accijnzen en de Bijzondere Belastingsinspectie;
· de Cel voor financiële informatieverwerking;
· de Centrale Dienst voor de bestrijding van de georganiseerde economische en financiële delinquentie;
· de Dienst Internationale Politiesamenwerking van de Algemene Politiesteundienst;
· de UCLAF (Unité de coordination de la lutte anti-fraude de la commission des Communautés européennes);
· Europol;
· de Belgische Petroleumfederatie;
· het ministerie van Economische Zaken : de Dienst energiebevoorrading;
· de Hoge Raad voor diamant;
· de Dienst vreemdelingenzaken;
· het ministerie van Middenstand en Landbouw en de multidisciplinaire cel voor de strijd tegen de vleesfraude;
de procureur-generaal van Antwerpen;
de hormonenmagistraat;
het Instituut voor veterinaire keuring;
de rijkswacht CBO (Centraal Bureau voor opsporingen).
12. Parlementaire commissie van onderzoek betreffende de gebeurtenissen in Rwanda
De parlementaire commissie van onderzoek betreffende de gebeurtenissen in Rwanda werd ingesteld op 24 april 1997, en zette het werk verder van de ad-hoc- groep Rwanda en van de bijzondere commissie-Rwanda die respectievelijk door de Senaat op 24 juli 1996 en 23 januari 1997 werden ingesteld.
Van februari tot en met juni 1997 werden een honderdtwintigtal hoorzittingen gehouden met deskundigen, ministers, diplomaten, militairen en Rwandese personaliteiten. Verder heeft de commissie intense gedachtewisseling gehouden met haar vaste experten, gespecialiseerd enerzijds in militaire aangelegenheden, anderzijds in de problematiek van het internationaal verdragsrecht en van die van de organisatie van de Verenigde Naties.
Naast de hoorzittingen en de vergaderingen met de experten van de commissie werden een aanzienlijk aantal vergaderingen gewijd aan interne besprekingen over de evaluatie van voorbije hoorzittingen en het bepalen van de te horen getuigen. De werkzaamheden hebben in totaal 340 uren geduurd.
In een tweede fase (juli-december 1997) werd door de leden van de onderzoekscommissie zeer intens en langdurig aan de inhoud van het rapport gesleuteld.
Omwille van de grote omvang van de werkzaamheden, heeft de Senaat het mandaat van de onderzoekscommissie driemaal verlengd. In de loop van de talrijke vergaderingen werd minutieus gewerkt aan het vaststellen en het formuleren van de disfuncties, fouten en verantwoordelijkheden, op basis waarvan de commissieleden 55 concrete aanbevelingen hebben opgesteld.
De werkzaamheden van de parlementaire commissie betreffende de gebeurtenissen in Rwanda werden gefinaliseerd op 6 december 1997.
Het eindrapport van de heren Mahoux en Verhofstadt dat eenparig werd goedgekeurd door de commissie en dat werd besproken door de Senaat in plenaire vergadering op 17 december 1997 weerspiegelt de nauwgezette speurtocht van de onderzoekscommissie Rwanda naar de waarheid.
Dit verslag kende een onmiddellijk operationele impact in eigen land. Zo heeft de regering op 28 januari 1998 een beleidsnota over de Belgische deelname aan vredesoperaties opgesteld. Deze nota die de voorwaarden voor een toekomstige Belgische deelname aan VN-operaties bepaalt, werd in de commissie voor de Buitenlandse Aangelegenheden uitvoerig besproken (zie volgend punt).
13. Werkgroep « Deelname aan buitenlandse missies »
Ontstaan
De werkgroep « Deelname aan buitenlandse missies » werd op 2 juni 1998 opgericht in de schoot van de commissie voor de Buitenlandse Aangelegenheden van de Senaat ter opvolging van de aanbeveling 54 de parlementaire commissie van onderzoek betreffende de gebeurtenissen in Rwanda.
De aanbeveling luidt als volgt : « Wanneer ons land deelneemt aan een buitenlandse missie moet een werkgroep van de commissie voor de Buitenlandse Aangelegenheden van de Senaat de ontwikkelingen op de voet volgen en het Parlement daarover inlichten. »
Samenstelling
De werkgroep bestaat uit : de heer Verhofstadt, voorzitter van de werkgroep en ondervoorzitter van de Senaat, de heer Mahoux, eerste ondervoorzitter van de Senaat, mevrouw Willame-Boonen, de heren Hostekint en Destexhe, mevrouw Thijs en de heer Ceder.
Werkzaamheden
1. In oktober van vorig jaar werd de voorzitter van de werkgroep aangeduid, waarna de werkzaamheden zijn gestart.
2. Op enkele uitzonderingen na werd er wekelijks vergaderd.
3. In de loop van de eerste vergaderingen (oktober-november 1998) werd gewerkt aan de redactie van een reglement van orde dat op 29 oktober door de leden van de werkgroep werd goedgekeurd, en aan een ontwerp van protocol dat in samenspraak met het kabinet van de eerste minister tot stand kwam. Dit protocol dient enkel nog te worden geofficialiseerd.
4. Het protocol omschrijft het mandaat van de werkgroep, heeft het verder over de informatieverplichting van de regering, de externe expertise van de werkgroep en werkt tot slot het delicate punt van de vertrouwelijkheid van de informatie en de geheimhoudingsplicht van de leden van de werkgroep uit.
5. De hoofdaandacht van de werkgroep is uiteraard naar de Kosovo-crisis en naar de Belgische aanwezigheid in de regio gegaan. Over het diplomatieke luik werden de leden bijna wekelijks gebriefd door ambassadeur Matthyssen en over het militaire luik door kolonel Vankeirsbilck.
Vier jaar geleden, aan de vooravond van de ontbinding van het parlement in 1995, onderging het reglement van onze assemblee de belangrijkste herziening uit zijn geschiedenis. De diepgaande structurele en procedurehervormingen die het gevolg waren van de grondwetsherziening van 1993, moesten immers in het reglement worden ingevoerd, zodat de nieuwe Senaat onmiddellijk operationeel zou zijn.
In januari 1997 zijn ter uitvoering van de wet op het parlementair onderzoek, bepalingen toegevoegd over de sancties die worden opgelegd bij schending van de geheimhoudingsplicht met betrekking tot de besloten vergaderingen van de onderzoekscommissies. Gelukkig zijn tot nog toe geen sancties nodig geweest.
In april 1999 heeft de Senaat een reeks wijzigingen van het reglement goedgekeurd naar aanleiding van de evaluatie van de nieuwe Senaat, die het bureau vanaf het midden van de zittingsperiode heeft laten uitvoeren. Het gaat voornamelijk om vormverbeteringen en technische aanpassingen, ingegeven door de praktische ervaring die men tijdens deze eerste zittingsperiode van de hervormde Senaat heeft opgedaan.
Wat de wetgevingsprocedure betreft, was de vraag vooral hoe de verplichte samenwerkingsvormen tussen de federale wetgever en de gemeenschaps- en gewestregeringen moeten worden geregeld, wanneer een tekst niet door de regering is ingediend maar door een senator. Als ontmoetingskamer voor de deelgebieden, heeft onze assemblee uiteindelijk gekozen voor rechtstreekse contacten tussen de Senaat en de betrokken regeringen, zonder via de federale regering te gaan.
Met betrekking tot de controle- en onderzoeksfunctie wil ik u wijzen op de nieuwe procedure van de « themadebatten ». De bedoeling is om rond een welbepaald onderwerp een samengebald en gestructureerd « mini-debat » te organiseren op basis van een voorafgaande uitwisseling van schriftelijke nota's waarin de verschillende fracties hun standpunt uiteenzetten. Deze nieuwe procedure, die kan leiden tot de indiening van een motie van aanbeveling, ligt helemaal in de lijn van onze taak als politieke reflectiekamer.
Deze nieuwe regels treden in werking na de volgende verkiezingen.
Parlementaire overlegcommissie
De parlementaire overlegcommissie, paritair samengesteld uit leden van de Kamer van volksvertegenwoordigers en senatoren en opgericht krachtens artikel 82 van de Grondwet, heeft voor het eerst gefunctioneerd tijdens de legislatuur die nu ten einde loopt.
Deze commissie, die tot taak heeft bevoegdheidsconflicten tussen de twee Kamers dus betwistingen over de kwalificatie van wetsontwerpen of -voorstellen te regelen en evocatie- en onderzoekstermijnen te bepalen, heeft tijdens deze legislatuur 45 maal vergaderd.
Voor een gestructureerd overzicht van de werkzaamheden van de parlementaire overlegcommissie kan worden verwezen naar de periodieke verslagen die de voorzitters van de Kamer van volksvertegenwoordigers en de Senaat, die gezamenlijk de commissie voorzitten, jaarlijks uitbrengen (Stukken Senaat nrs. 1-83/1 en volgende).
Het volstaat hier dan ook te verwijzen naar een paar algemenere problemen die tijdens deze legislatuur in de overlegcommissie aan bod kwamen.
Zo besprak de commissie uitvoerig het probleem van de gemengde wetsontwerpen, dit zijn wetsontwerpen waarvan sommige artikelen of gedeelten van artikelen zuiver bicamerale aangelegenheden regelen en andere artikelen of gedeelten van artikelen optioneel bicamerale aangelegenheden betreffen en waarvoor dus de evocatieprocedure geldt.
Na ruggespraak met de regering werd beslist dat dergelijke gemengde ontwerpen voortaan vóór hun indiening bij het parlement zouden worden opgesplitst in twee afzonderlijke teksten waarvan de ene de zuiver bicamerale aangelegenheden regelt en de andere de optioneel bicamerale aangelegenheden. De twee teksten kunnen eventueel wel in een enkel parlementair stuk worden opgenomen, dat dan twee nummers draagt.
Alhoewel deze regeling behoorlijk gefunctioneerd heeft tijdens deze legislatuur kan men niet om de vaststelling heen dat men regelmatig te maken krijgt met ontwerpen die slechts een zeer beperkt aantal bepalingen bevatten, meestal van accessoire aard, waarvan de kwalificatie afwijkt van de rest van het ontwerp.
In dergelijke gevallen is een opsplitsing op zijn zachtst gezegd contraproductief, en het is dan ook wel eens gebeurd dat de Kamer van volksvertegenwoordigers en de Senaat stilzwijgend afgeweken zijn van de hiervoor vermelde beslissing. Het lijkt evenwel aangewezen dat naar een juridische oplossing wordt gezocht om in dergelijke gevallen de bijzaak volgens dezelfde procedure als en dus samen met de hoofdzaak te kunnen behandelen, zo nodig via een herziening van de Grondwet.
De commissie sprak ook af dat wanneer de kwalificatie van een ontwerp betwist werd in één van de Kamers, het probleem aan haar zou worden voorgelegd en dat de betrokken Kamer niet eenzijdig zou overgaan tot een herkwalificering.
Een recent voorbeeld waarbij zowel de Kamer als de Senaat, in die volgorde, zich niet aan deze afspraak hebben gehouden, meer bepaald tijdens de bespreking van het wetsontwerp tot wijziging van een aantal bepalingen betreffende het huwelijk wetsontwerp bedoeld om schijnhuwelijken tegen te gaan (Gedr. Stuk Senaat nrs. 1-512/1 tot 12), heeft opnieuw aangetoond dat eenzijdige herkwalificeringen niet bevorderlijk zijn voor de goede verstandhouding tussen de beide Kamers en voor het efficiënte verloop van de wetgevende procedure.
Het lijkt dan ook aangewezen dat, na de verkiezingen, de nieuwe Kamerleden en senatoren aan het bestaan van deze afspraak zouden worden herinnerd.
Tenslotte moet nog worden vermeld dat de overlegcommissie op een enkele uitzondering na, steeds bij consensus heeft kunnen beslissen, en dat, als dan toch moest worden gestemd, dat niet was omwille van meningsverschillen tussen de Kamer van volksvertegenwoordigers en de Senaat, maar wel eerder tussen de politieke fracties.
De overlegcommissie is dan ook een nuttig instrument gebleken voor de bevordering van een efficiënt verloop van de wetgevende procedures.
Op 21 januari 1999 besliste de Senaat eenparig een dienst Wetsevaluatie op te richten bij de diensten van de Senaat.
De Senaat sloot zich aldus aan bij het voorstel dat was geformuleerd door de commissie voor de Institutionele Aangelegenheden.
De commissie ging voor haar werkzaamheden uit van twee voorstellen, die ze besprak samen met het door de regering ingediende wetsontwerp houdende instelling van een procedure voor de evaluatie van de wetgeving, dat eveneens op 21 januari werd aangenomen door de Senaat.
De voorstellen waren ingegeven door de vaststelling dat de toenemende omvang van de overheidsregulering, die soms wel eens ontaardt in regeldrift, en de vermindering van de zin voor structuur en van de bevattelijkheid van de regelgeving, leiden tot het teloorgaan van de overzichtelijkheid, de toegankelijkheid en de werkbaarheid ervan.
Het regeringsontwerp van zijn kant was voornamelijk gericht op het creëren van een procedure voor de systematische bijwerking van de bestaande wetten waarvan blijkt dat zij tegenstrijdig, onaangepast of in onbruik geraakt zijn.
Zowel de voorstellen als het ontwerp zagen een speciale rol weggelegd voor de Senaat op het vlak van de kwaliteitsbewaking van de wetgeving, zowel a priori , bij het totstandkomen van regelgeving als, a posteriori , ten opzichte van de bestaande regelgeving. Deze opdracht sluit inderdaad nauw aan bij de rol van de Senaat als reflectiekamer. Er moet wel worden vermeld dat het ontwerp niet werd aangenomen door de Kamer van volksvertegenwoordigers en bijgevolg vervallen is.
Het is de uitdrukkelijke bedoeling van de Senaat aan haar activiteiten op het vlak van de wetsevaluatie een gestructureerd karakter te geven en van de evaluatie een belangrijke en permanente opdracht te maken.
Wetsevaluatie hoort niet alleen thuis in een parlementaire assemblee, ze heeft ook ongetwijfeld een politieke dimensie. De rol van de dienst Wetsevaluatie bestaat er dus in op het verzoek van een commissie of van het bureau van de Senaat de evaluatie voor te bereiden door een voorbereidende technische evaluatie te maken van wetsontwerpen of wetsvoorstellen of van bestaande wetgeving met inachtneming van de criteria vermeld in de door de commissie voorgestelde en door de Senaat aangenomen tekst. De evaluatie zelf is het uitsluitend prerogatief van de senatoren.
De dienst Wetsevaluatie zal worden opgericht als nieuwe autonome dienst, bestaande in een eerste fase uit een vijftal ambtenaren. Alhoewel de dienst incidenteel een beroep zal kunnen doen op derden, is het de uitdrukkelijke wens dat de expertise inzake wetsevaluatie zoveel mogelijk intern wordt opgebouwd. Het is de bedoeling dat tijdens de eerstvolgende maanden het nodige wordt gedaan zodat de dienst al in zekere mate operationeel is tegen de opening van de volgende gewone zitting.
Internationale vergaderingen
De Raadgevende Interparlementaire Beneluxraad heeft tijdens de jaren 1997 en 1998 te Brussel vergaderd onder het voorzitterschap van de heer Ch. Moors, lid van de Kamer van volksvertegenwoordigers.
Het is tijdens deze periode, namelijk op 21 november 1997, dat de Raad zijn veertigste verjaardag heeft gevierd. Tijdens een academische zitting, waarop de voorzitters van de Nationale Parlementen van de drie Beneluxlanden het woord hebben gevoerd, werd gepleit voor een hechtere samenwerking tussen de Raad en de nationale parlementen, met name wat de bekrachtiging van de internationale verdragen betreft.
De Raad heeft in de afgelopen twee jaar tal van problemen behandeld die de drie landen aanbelangen, meer bepaald op het vlak van de eenmaking van het recht, de grensoverschrijdende samenwerking, de uitvoering van het Schengen-akkoord, de drugsbestrijding, de kwaliteitsbewaking in land- en tuinbouw, ...
De hiernavolgende activiteiten verdienen speciaal te worden vermeld :
de tweedaagse conferentie op 14 en 15 maart 1997 te Luxemburg over de invoering van de euro;
het colloquium dat op 15 mei 1998 te Luik werd georganiseerd over de problematiek van de sociale-zekerheidsregeling voor en de fiscale behandeling van de grensarbeiders;
de studiedag die op 31 oktober 1998 in het provinciehuis te Hasselt werd gehouden over een duurzaam watergebruik in het grensgebied tussen Nederland en België.
Deze studiedag werd bijgewoond door Zijne Koninklijke Hoogheid Prins Laurent van België.
Tijdens de studiedag hebben vertegenwoordigers van het bedrijfsleven, de natuurverenigingen, de land- en tuinbouwers en de waterleidingsbedrijven hun visie gegeven over de zowel kwantitatieve als kwalitatieve aspecten van het waterbeleid.
De volgende senatoren maken of maakten deel uit van de Belgische delegatie bij de Raad van Europa : de heren Urbain, Staes, De Decker, mevrouw Maximus (ontslag nemend sinds 15 januari 1999), mevrouw Bribosia (tot eind 1997), de heer Nothomb (sedert begin 1998), de heren Goovaerts en Weyts.
De delegatie wordt voorgezeten door volksvertegenwoordiger Van der Maelen. De heer Nothomb is ondervoorzitter.
In maart 1996 heeft de Raad van Europa een bijeenkomst georganiseerd rond het thema van de nieuwe rol die de nationale parlementen spelen in de paneuropese structuur. De voorzitter van de Senaat, de heer Swaelen, heeft er in zijn hoedanigheid van voorzitter van de Parlementaire Vergadering van de OVSE een uiteenzetting gehouden over de voorwaarden voor de democratische stabiliteit in Europa. Senator Urbain heeft er als vertegenwoordiger van de WEU gesproken over de nationale parlementen en Europa.
In april 1996 heeft senator Staes een verslag uitgebracht over de gevolgen van het ongeval te Tsjernobyl en, namens de commissie voor milieubeheer, een verslag over het Europese vervoerbeleid.
In mei 1996 heeft senator De Decker een verslag uitgebracht over de discriminatie van de vrouw in de sport en in het bijzonder op de Olympische Spelen.
In september 1996 heeft de Belgische delegatie een dringend debat aangevraagd over de seksuele uitbuiting van kinderen. Zij heeft bij die gelegenheid een voorstel van resolutie ingediend dat grotendeels werd overgenomen in de resolutie die eenparig is aangenomen door de Parlementaire Vergadering. Op voorstel van de Belgische delegatie is de commissie voor de sociale zaken, de gezondheid en het gezin van de Vergadering van de Raad van Europa belast met het opstellen van een uitgebreid verslag over seksuele geweldpleging op kinderen, incest, seksuele uitbuiting van kinderen, kinderprostitutie en kinderpornografie in de lidstaten van de Raad van Europa en over mogelijk misbruik van de informatiesnelwegen op dat gebied. Dat verslag is in april 1998 aangenomen.
Eveneens op voorstel van de Belgische delegatie is binnen de commissie voor de sociale zaken van de Vergadering van de Raad van Europa een subcommissie voor de kinderen ingesteld, die tot eind 1998 senator Maximus als voorzitter had.
In april 1997 is binnen de Parlementaire Vergadering van de Raad van Europa een commissie van toezicht ingesteld. De taak van die commissie is ervoor te zorgen dat de lidstaten de verplichtingen nakomen die zijn neergelegd in het statuut van de Raad van Europa, het Europees Verdrag inzake de rechten van de mens en alle andere overeenkomsten van de organisatie, alsook de verplichtingen die de overheden van de lidstaten zijn aangegaan bij hun toetreding tot de Raad van Europa. De senatoren Urbain en Weyts zijn lid van die commissie.
In mei 1998 is de heer Columberg, Zwitsers parlementslid en rapporteur van de commissie voor de juridische zaken en de rechten van de mens, naar België gekomen voor een informatieopdracht over het statuut van de Franstalige minderheid in de Brusselse randgemeenten. Die opdracht was het gevolg van een voorstel van resolutie van de heren Clerfayt en De Decker in verband met de noodzaak om de Franstalige inwoners van de Brusselse randgemeenten een democratisch correct statuut toe te kennen. Het verslag is op 25 september 1998 in plenaire zitting te Straatsburg besproken. Dezelfde dag nog is een resolutie aangenomen met betrekking tot de situatie van de Franstalige inwoners van de Brusselse randgemeenten. In die resolutie raadt de Vergadering de Belgische regering aan het ondertekenen en bekrachtigen te overwegen van de Europese kaderovereenkomst inzake de bescherming van de nationale minderheden.
In 1997 en 1998 is senator Weyts voorzitter geweest van de subcommissie van het Sociaal Handvest. In dezelfde periode is senator Urbain voorzitter geweest van de subcommissie voor het Nabije Oosten. Senator Staes zit sedert 1997 de subcommissie voor de betrekkingen met de NGO's voor.
In 1998 is senator Urbain ondervoorzitter geweest van de Parlementaire Vergadering van de Raad van Europa. Sedert januari van dit jaar is senator Nothomb voorzitter van de commissie voor de cultuur en het onderwijs en is senator Govaerts voorzitter van de commissie voor de begroting.
Zijne Majesteit de Koning heeft in juni 1998 een toespraak gehouden voor de Parlementaire Vergadering van de Raad van Europa in Straatsburg. Daarin heeft de Koning de nadruk gelegd op het respect voor de menselijke waardigheid en heeft hij een duidelijke oproep gedaan : de Raad van Europa heeft een zeer concrete rol te vervullen bij het opstellen van internationale dwingende strafrechtelijke normen met betrekking tot het misbruik van kinderen en de strijd tegen de kinderpornografie. Hij heeft gewezen op het gebrek aan ethiek in onze huidige samenleving en heeft eraan herinnerd dat de strijd tegen racisme, xenofobie en onverdraagzaamheid een uiterst belangrijke plaats dient in te nemen. Zijne Majesteit de Koning heeft de normerende rol onderstreept die de Raad van Europa op al die vlakken speelt.
Op 3 november 1998 is het nieuwe Hof voor de rechten van de mens te Straatsburg geïnstalleerd. Het nieuwe Hof is permanent en vervangt de vroegere structuur met twee niveaus (Commissie en Hof), die slechts deeltijds werkte. De nieuwe procedure is sneller en efficiënter en de verzoekers kunnen zich rechtstreeks tot het Hof wenden. Er zijn veertig rechters, één voor elk land dat het Europees Verdrag inzake de rechten van de mens heeft ondertekend. De Belgische rechter is mevrouw Françoise Tulkens.
In januari van dit jaar heeft senator Staes een verslag uitgebracht over de toekomst van de Raad van Europa en de plaats van de organisatie in het Europa van morgen. In zijn verslag roept hij het Comité van ministers op in de Raad van Europa een samenlevingsmodel uit te dokteren, gebaseerd op een institutioneel handvest waarin de door de organisatie ontwikkelde waarden zijn vervat.
Senator Nothomb was rapporteur voor de verkiezingen in Albanië.
De Raad van Europa viert dit jaar zijn vijftigste verjaardag. Op 5 mei 1949 is immers in Londen het Verdrag tot oprichting van de Raad ondertekend. De Belgische delegatie bij de Parlementaire Vergadering van de Raad van Europa zal die verjaardag vieren op 12 mei, in het Paleis der Natie, in aanwezigheid van Zijne Koninklijke Hoogheid Prins Filip. Bij die gelegenheid zal de belangrijke rol die de Raad van Europa speelt in het leven van de burgers in het licht worden gesteld aan de hand van een aantal getuigenissen. De dansers van de school van Anne Teresa De Keersmaeker zullen de door de Raad van Europa verdedigde waarden illustreren.
3. Assemblee van de West-Europese Unie
De volgende senatoren zijn lid van de delegatie :
gewone leden : de heren Goovaerts, Staes, Urbain;
plaatsvervangende leden : de heer De Decker, mevrouw Maximus (ontslagnemend sinds 25 januari 1999), de heer Nothomb (van 6 juni 1996 tot 11 december 1997 vervangen door mevrouw Bribosia) en de heer Weyts.
Senator De Decker is de hele duur van de legislatuur voorzitter van de delegatie geweest. Bovendien is hij ook voorzitter van de liberale fractie van de WEU-Assemblee en, sinds de zitting van december 1996, voorzitter van de belangrijke Defensiecommissie van de Assemblee.
Senator Urbain is sinds diezelfde zitting Ondervoorzitter van een andere belangrijke commissie van de Assemblee, namelijk de Politieke Commissie.
Tijdens de legislatuur zijn twee senatoren rapporteur van de Assemblee geweest.
De heer Urbain was vier maal rapporteur : (i) voor het algemene debat over de activiteiten van de WEU en het jaarlijkse verslag van de WEU-Raad over 1995 (zitting van juni 1996), (ii) over de veiligheidsproblemen die voortvloeien uit de uitbreiding van de NAVO, de EU en de WEU (colloquium van maart 1997 en zitting van juni 1997), (iii) over de operationele rol van de WEU (zitting van juni 1997) en (iv) over de politieke en juridische consequenties van de uitbreiding van de WEU tot landen die het WEU-Verdrag niet ondertekend hebben (zitting van december 1998).
De heer Urbain was ook de initiatiefnemer van een spoeddebat over de crisis in de regio van de Afrikaanse Grote Meren tijdens de zitting van december 1996. Een door hem ingediend voorstel vormde de basis van de aanbeveling die tot besluit van dit debat door de Assemblee werd goedgekeurd.
De heer De Decker was tijdens de zitting van december 1998 rapporteur over de organisatie van de operationele relaties tussen de NAVO, de WEU en de EU.
De heren De Decker en Urbain hebben ook in de andere debatten van de Assemblee vaak het woord gevoerd en amendementen ingediend. Andere senatoren die tijdens de voorbije legislatuur een actieve rol hebben gespeeld in de Assemblee, zijn mevrouw Bribosia en de heren Staes en Weyts.
Op 16 maart 1998 was het 50 jaar geleden dat het Verdrag van Brussel, nog steeds het basisverdrag van de WEU, ondertekend werd. Bij die gelegenheid hebben verscheidene commissies van de Assemblee op uitnodiging van de Belgische delegatie in het Federale Parlement vergaderd. Zo organiseerde de Defensiecommissie van de Assemblee onder voorzitterschap van senator De Decker een colloquium over de toekomstige rol en capaciteiten van de WEU. De herdenking werd besloten met een diner in de salons van de Voorzitter van de Senaat, in aanwezigheid van Z.K.H. Prins Filip.
De Belgische delegatie, van bij het begin onder leiding van Senaatsvoorzitter Swaelen, bestaat uit 8 leden. Na de jongste hervorming van de instellingen werd de verhouding Kamer-Senaat van 4-4 tot 5-3 omgebogen.
Overige senatoren-leden van de delegatie :
mevrouw Anne-Marie Lizin;
de heer Jacques Devolder.
De heer Swaelen, die in juli 1994 tot voorzitter van de Assemblee was verkozen, na eerst rapporteur en vervolgens voorzitter van de politieke commissie te zijn geweest, werd in juli 1995 voor een tweede en laatste mandaat als voorzitter herkozen.
In die functie bracht hij bezoeken aan Rusland, de Baltische staten en drie Centraal-Aziatische republieken (Kazakstan, Kyrgyzstan, Oezbekistan).
De jaarlijkse bijeenkomsten van de OVSE-PA vonden plaats in Ottawa (1995), Stockholm (1996), Warschau (1997), Kopenhagen (1998). Deze van juli 1999 gaat door in Sint-Petersburg. De resoluties die tijdens deze zittingen worden aangenomen, worden ter kennisgeving naar de voorzitter-in-functie en naar de regeringen van de lidstaten overgezonden.
Sedert 1995 neemt de voorzitter van de Assemblee ambtshalve deel aan de jaarlijkse ministeriële bijeenkomsten en aan de tweejaarlijkse Topbijeenkomsten van Staatshoofden en Regeringsleiders.
In het kader van de OVSE hebben senatoren als waarnemers verkiezingen in tal van zgn. « nieuwe democratieën » bijgewoond. Dat was o.m. het geval in Rusland, Bosnië, Oeganda, Roemenië, Albanië, Palestina, Kroatië, Joegoslavië, Tsjechië, Slovakije, Algerije.
Voorts kan nog worden vermeld dat in 1996 een OVSE-PA prijs voor journalisme en democratie werd ingesteld. De prijs werd achtereenvolgens aan Adam Michnik (Polen), « Reporters sans frontières » en Timothy Garton Ash (UK) toegekend.
Senatoren in het Bureau :
de heer Hugo Vandenberghe, ondervoorzitter en vast lid van de juridische commissie;
de heer Robert Urbain, vast lid van de politieke commissie;
de heer Fred Erdman, vast lid van de juridische commissie;
de heer Paul Hatry, vast lid van de economische commissie;
de heer Leo Goovaerts, vast lid van de commissie cultuur en leefmilieu;
de heer Charles-Ferdinand Nothomb, vast lid van de commissie cultuur en leefmilieu;
de heer André Bourgeois, plaatsvervangend lid, economische commissie;
de heer Fons Vergote, plaatsvervangend lid, commissie cultuur en leefmilieu.
Het voorzitterschap werd gedurende deze legislatuur waargenomen door de heer Jacques Lefevre, PSC, Kamer.
Volgens de geldende beurtregeling komt het voorzitterschap tijdens de legislatuur 1999-2004 toe aan een SP-senator (later aan te wijzen).
De Interparlementaire Unie telt 136 leden (nationale parlementen) en komt tweemaal per jaar bijeen.
In de periode 1995-1999 vonden Interparlementaire Conferenties plaats in Boekarest, Istanbul, Beijing, Seoel, Caïro, Windhoek, Moskou en, een paar weken geleden, Brussel.
Tijdens deze conferenties zijn, dank zij o.m. het initiatief van de Belgische delegatie, resoluties aangenomen over het verbod van antipersoonsmijnen, de problematiek van de grote steden en de seksuele uitbuiting van kinderen.
Verder werden resoluties aangenomen over de bio-ethiek, de strijd tegen corruptie, de bescherming van de minderheden, de rechten van de vrouwen en de kinderen, mondialisering en duurzame economische ontwikkeling, AIDS, schuldenprobleem van de derde-wereld landen, Kosovo, mensenrechten, drugshandel en georganiseerde misdaad.
Tijdens de afgelopen legislatuur heeft de Interparlementaire Unie zich meer en meer geprofileerd als de parlementaire arm van de Verenigde Naties. Samenwerkingsakkoorden met de Verenigde Naties zelf, alsmede met een aantal gespecialiseerde instellingen (UNESCO, FAO, IAO, WHO, UNDP) werden gesloten en telkenjare vinden tijdens de bijeenkomst van de Algemene Vergadering van de VN (september-oktober) dagen van de parlementsleden in New York plaats. Sedert een viertal jaren beschikt de IPU in New York overigens ook over een verbindingsbureau.
Thema's die in de Interparlementaire Conferentie voor behandeling in aanmerking komen, worden ook, zij het niet uitsluitend, op hun relevantie met de activiteitenkalender van de Verenigde Naties onderzocht.
Tot slot kan erop worden gewezen dat IPU zich blijvend inzet voor de gelijke behandeling van man en vrouw, haar eigen statuten in die zin heeft aangepast en de vergadering van vrouwelijke parlementsleden tot een integrerend deel van haar halfjaarlijkse conferenties heeft omgevormd.
De volgende buitenlandse prominenten werden in audiëntie ontvangen door de voorzitter van de Senaat of door ondervoorzitters :
15.09.95 : President van Brazilië, de heer Cardoso
26.09.95 : President van Mongolië, de heer Ochirbat
25.10.95 : Voorzitter van de Nationale Assemblee van de Hongaarse Republiek, de heer Zoltan Gal
21.11.95 : President van de Republiek Finland, de heer Ahtisaari
25.04.96 : President van Kosovo, de heer Ibrahim Rugova
30.05.96 : Voorzitter van de Assemblee van de WEU, Sir Dudley Smith
17.09.96 : President van Hongarije, de heer Arpadir
04.10.96 : Voorzitter Nehova van de Namibische Senaat
08.10.96 : Secretaris van de Veiligheidsraad van de Russische Federatie, de heer Alexander Lebed
11.10.96 : Minister van Buitenlandse Zaken van de republiek Polen, de heer Rosati
07.11.96 : Voorzitter van de Kamer van volksvertegenwoordigers van Kirgizstan, de heer Matoubraïmov
13.11.96 : President van de Republiek Oezbekistan, de heer Karimov
27.11.96 : Minister van Buitenlandse Zaken van Joegoslavië, de heer Milutinovic
20.03.97 : Voorzitter van de Europese Commissie, de heer Jacques Santer
16.04.97 : Voorzitter van het Europese Parlement, de heer Gil-Robles
18.07.97 : Voorzitter van de regering van de Russische Federatie, de heer Tchernomyrdine
20.01.98 : Federaal minister van Intergouvernementele Aangelegenheden van Canada, de heer S. Dion
11.02.98 : Vice-eerste minister van de Volksrepubliek China, de heer Li Lanqing
18.02.98 : Minister van Buitenlandse Zaken van de Republiek Polen, de heer Bronislaw Geremek
16.03.98 : Voorzitter van het Parlement van de Republiek Oezbekistan, de heer Khalilov
01.04.98 : Minister van Buitenlandse Zaken van de Tsjechische Republiek, de heer Sedivy
22.04.98 : President van Kosovo, de heer Ibrahim Rugova
23.04.98 : Eerste minister van de Islamitische Republiek Pakistan, de heer Nawaz Sharif
17-18.06.98 : Minister van Buitenlandse Zaken van Joegoslavië, de heer Jovanovic
09.07.98 : President van de republiek Bulgarije, de heer Stoyanov
13.07.98 : President van de Bondsrepubliek Duitsland, de heer Herzog
19.10.98 : Minister van Buitenlandse Zaken van het Koninkrijk Noorwegen, de heer Vollebaek
20.10.98 : President van de Republiek Letland, de heer Ulmanis
10.11.98 : Delegatie zes Albanese Kosovaren met onder meer de heren Fehmi Agani, Alush Gashi, Veton Surroi
10.11.98 : Vice-president en minister van Buitenlandse Zaken van de Republiek Kroatië, de heer Granic
25.11.98 : President van de Democratische Republiek Congo, de heer Kabila
03.12.98 : Eerste minister van Albanië
10.12.98 : Minister van Buitenlandse Zaken van de Russische Federatie, de heer Ivanov
15.01.99 : Voorzitter van de Nationale Assemblee van de Republiek Burundi, de heer Ngendakumana
27.01.99 : Secretaris-generaal van de UNO, de heer Kofi Annan
03.02.99 : Minister van Buitenlandse Zaken van de Republiek Estland, de heer Mälk
13.04.99 : Voorzitter van de federatieraad van de federale vergadering van de Russische federatie, de heer Stroev
Delegaties ontvangen op uitnodiging van de voorzitters van de Kamer en de Senaat :
December 95 : Oekraïnse parlementaire delegatie
Mei 97 : Indische parlementaire delegatie
Juli 97 : Australische parlementaire delegatie
April 96 : Delegatie van het Nationaal Volkscongres van China
Delegaties ontvangen op uitnodiging van voorzitter Frank Swaelen :
Mei 96 : Delegatie van de Poolse Senaat onder leiding van voorzitter Adam Struzik
Januari 99 : Voorzitter van de Roemeense Senaat aan hoofd van delegatie, de heer Petre Roman,
Zending onder leiding van voorzitter Frank Swaelen op uitnodiging van Buitenlandse Parlementen :
Maart 98 : Zending naar Roemenië
Maart 99 : Zending naar Rusland
Gemeenschappelijke zendingen van Kamer en Senaat op uitnodiging van Buitenlandse Parlementen :
Maart 96 : Zending naar Oekraïne
Maart 98 : Zending naar Saoedie-Arabië en Qatar voorzitter van de Kamer van volksvertegenwoordigers leidt delegatie
Maart 98 : Zending naar Bulgarije
Mei 98 : Zending naar China voorzitters van Kamer en Senaat leiden delegatie
Parlementaire delegaties uit Burundi, Rwanda, Vietnam, Oekraïne en Tsjechië zijn in de loop van deze legislatuur ook voor informatiestages ontvangen in de Kamer en de Senaat, onder meer in het raam van de samenwerking binnen Awepa en binnen het Tacis-programma.
Contacten met de pers
Specifieke vragen
In de periode 1995-1999 is het aantal specifieke vragen van journalisten aan de informatie-ambtenaar exponentieel gestegen.
Ondanks de principiële beslotenheid van de commissies werd getracht om aan de mediavraag te voldoen door de beeldpers toe te laten tijdens de eerste vijf minuten van elke commissievergadering en door persbriefings te geven door de commissievoorzitters.
Dankzij een faxprogramma krijgen de journalisten sinds kort gepersonaliseerde informatie.
Na de nakende, grondige restyling van de web site (vooral gebruiksvriendelijker) zal men vanop de eigen pc kunnen nagaan in welke fase van de procedure een voorstel of ontwerp zich bevindt. De teksten zelf staan zoals voordien integraal ter beschikking.
Standaardinformatie
Begin van elke week krijgt de pers in een fax een overzicht van alle vergaderingen in de Senaat.
De agenda van de plenaire en de commissievergaderingen kan men nu ook op de web site raadplegen.
Organisatie van de debatten in plenaire vergadering
Om de pers behulpzaam te zijn, werd meerdere malen met succes een strakkere timing aangenomen :
door de fracties bij het begin van het debat te vragen in bijvoorbeeld 10 minuten uiteen te zetten welke stellingen zij zullen ontwikkelen;
door debatten tijdig te laten beeïndigen.
Contacten met het publiek
Vragen
de vele vragen via e-mail hebben de klassieke brieven volledig overtroefd. Stilaan ontstaat zo tweerichtingscommunicatie.
Videofilm
Bij het begin van de legislatuur werd een videofilm gemaakt over de werking van het Federale Parlement. Ruim 150 000 bezoekers bekeken hem.
Fotoboek
Het fotoboek over het Federale Parlement werd in het begin van de legislatuur samengesteld. De beknopte tekst biedt in vier talen een overzicht van de werking van Kamer en Senaat. De foto's geven de voorname sfeer van het Paleis der Natie weer. Het fotoboek wordt vooral gebruikt voor buitenlandse bezoekers, maar ook voor bezoekers aan het parlement. Het fotoboek wordt verkocht tegen 150 frank.
Folder
Eveneens in het begin van de legislatuur werd een eenvoudige en kleine folder ontworpen. Zij geeft een algemeen beeld van de federale instellingen en bevat nuttige telefoonnummers van het Federale Parlement.
Tijdschrift
Met het vijfde nummer is het tijdschrift van de Senaat (3 aan 4 publicaties per jaar) op kruissnelheid gekomen :
de oplage werd van 10 000 op 33 000 exemplaren gebracht;
van aanvankelijk 16 blz. werd het blad gebracht op 48 blz.;
de voornaamste doelgroep van het tijdschrift blijft natuurlijk het onderwijs. Met een hele reeks verkiezingen in het vooruitzicht moeten de onderwijskringen beter worden geïnformeerd over het Parlement. Daarom werd nr. 5 een themanummer over verkiezingen;
het tijdschrift behandelt bevattelijk en rijkelijk geïllustreerd het wetgevende werk en de activiteiten van de Senaat.
In het volgende nummer (november 99) worden onder meer de nieuwe senatoren, het belang en de samenstelling van commissies en de organisatie van de Senaat belicht.
Bezoekers
Het aantal bezoekers aan het Federale Parlement klimt elk jaar vlot boven de 50 000 :
in de eerste plaats bezoeken zo'n 40 000 mensen Kamer en Senaat in het kader van een groepsrondleiding;
de vele duizenden die op 21 juli naar de open huis-dag en naar de Monumentendag komen, krijgen in een handige, kleine gids toelichting over het gebouw, zijn inhoud en de werking van de parlementaire democratie;
in samenwerking met Klasse , het Vlaams onderwijsblad, werden een 1 000-tal leerkrachten onthaald in het Federale Parlement (video, rondleiding, debat, receptie). In de lente van 2000 wordt een gelijkaardig project gestart voor het Franstalig onderwijs. Dergelijke projecten mogen niet alleen net voor verkiezingen worden op stapel gezet, maar de hele legislatuur door.
Referentiewerk over de geschiedenis van de Senaat
De Senaat heeft niet alleen een toekomst, maar ook een rijk verleden. De Grondwetswijziging van 1993 bepaalde specifieke bevoegdheden voor de Senaat. Een tijdperk werd afgesloten. Daarom werkten vooraanstaande historici (onder meer de professoren Stengers, Gerard, François en Van den Wijngaert) aan een pas verschenen referentiewerk waarin voor het eerst de geschiedenis van de Senaat wetenschappelijk werd doorgelicht. Het boek wordt in de boekhandel verkocht voor 1 500 frank (« De Belgische Senaat van 1831 tot 1995 », uitgeverij Lannoo).
(1) Geëvoceerd door de Senaat.
(2) Samen met de commissie voor de Buitenlandse Aangelegenheden.
(3) Samen met de commissie voor de Sociale Aangelegenheden.
(4) Ontwerp geëvoceerd door de Senaat.