1-262

1-262

Sénat de Belgique

Belgische Senaat

Annales parlementaires

Parlementaire handelingen

SÉANCES DU JEUDI 22 AVRIL 1999

VERGADERINGEN VAN DONDERDAG 22 APRIL 1999

(Vervolg-Suite)

PROJET DE LOI RELATIVE À L'ORGANISATION DU MARCHÉ DE L'ÉLECTRICITÉ (ÉVOCATION)

PROPOSITION DE LOI RELATIVE À LA FOURNITURE AU RÉSEAU PUBLIC DE COURANT ÉLECTRIQUE PRODUIT À PARTIR DES SOURCES D'ÉNERGIE RENOUVELABLES

PROPOSITION DE RÉSOLUTION RELATIVE À LA COMPOSITION DU COMITÉ DE CONTRÔLE DU GAZ ET DE L'ÉLECTRICITÉ

Discussion générale

Discussion des articles

(Articles 60 et 56 du Règlement)

De voorzitter. ­ Ik stel de Senaat voor dit ontwerp en deze voorstellen samen te bespreken.

Je propose au Sénat de joindre la discussion de ces projet et propositions. (Assentiment.)

Volgens het Reglement geldt de door de commissie aangenoment tekst als basis voor de bespreking. (Zie gedrukt stuk nr. 1-1308/5 van de commissie voor de Financiën en de Economische Aangelegenheden van de Senaat. Zitting 1998/1999.)

Conformément à notre Règlement, le texte adopté par la commission servira de base à notre discussion. (Voir document nº 1-1308/5, de la commission des Finances et des Affaires économiques du Sénat. Session 1998/1999.)

De algemene bespreking is geopend.

La discussion générale est ouverte.

Het woord is aan de rapporteur.

De heer Weyts (CVP), rapporteur. ­ Mijnheer de voorzitter, het wetsontwerp betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt werd door de Senaat geëvoceerd op 16 maart 1999. De onderzoekstermijn liep af op 15 april 1999, maar werd door de Parlementaire Overlegcommissie verlengd tot 3 mei 1999. De commissie voor de Financiën en de Economische Aangelegenheden besprak de tekst van dit wetsontwerp op de vergaderingen van 23 en 30 maart en 19 april 1999. Aan het wetsontwerp werden twee voorstellen toegevoegd, namelijk het wetsvoorstel betreffende de levering aan het openbare net van elektriciteit opgewekt uit hernieuwbare energiebronnen en het voorstel van resolutie betreffende de samenstelling van het Controlecomité voor de elektriciteit en het gas.

Het wetsontwerp betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt heeft als doelstelling de omzetting van richtlijn 96/92 van het Europees Parlement en de Raad van 19 december 1996 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit, voor zover deze aspecten onder de uitsluitende bevoegdheid vallen van de federale overheid. Deze richtlijn beoogt de geleidelijke verwezenlijking van een gedeeltelijke openstelling voor de mededinging van de markt voor de productie van elektriciteit door een categorie van zogenaamde « in aanmerking komende » afnemers in de mogelijkheid te stellen om rechtstreekse leveringscontracten te sluiten met de producenten van hun keuze.

De behandeling in de Senaatscommissie startte met de uiteenzetting van de vice-eerste minister en de minister van Landsverdediging, belast met Energie. Hierin werden de doelstellingen van de regering weergegeven, een korte voorstelling van het wetsontwerp en de antwoorden op bepaalde bijzondere thema's die ter sprake kwamen tijdens de besprekingen in de Kamer van volksvertegenwoordigers. Deze thema's waren achtereenvolgens : de bescherming van klanten die niet onmiddellijk in aanmerking komen; de sociale aspecten van de leveringsvoorwaarden; de milieuaspecten; de bevoorradingszekerheid en het ritme van de openstelling.

Tijdens de discussie in de commissie voor de Financiën en de Economische Aangelegenheden werd door sommige leden gewezen op de overhaasting waarmee de omzetting van de Europese richtlijn in het Belgisch recht gebeurde. De minister repliceerde hierop dat de deadline gold tot 19 februari 1999 en dat het verlengen van de procedure met een jaar weinig vleiend zou zijn voor ons land. Bovendien werden reeds een beleidsnota en een voorontwerp opgesteld, de gewesten geraadpleegd en talrijke adviezen ingewonnen.

Ook het onderscheid tussen de productie, distributie en het transport voor elektriciteit kwam aan bod evenals het standpunt rond de stranded costs . Hierbij werd gerefereerd aan de brief van de voorganger van de minister aan de Europese Comissie waarin de verruiming van het begrip stranded costs werd bepleit. Andere leden gingen dieper in op het statuut van het personeel, de nucleaire veiligheid en het indicatief programma. De vraag werd gesteld waarom het Nationaal Comité voor de Energie niet werd bijeengeroepen. De minister gaf aan dat het bijzonder delicaat was om aan de leden van het Nationaal Comité voor de Energie advies te vragen over een wetsontwerp dat maatregelen bevat die noodzakelijk zijn voor de afschaffing van datzelfde comité. Daarenboven werden in de Kamer hoorzittingen gehouden en heeft de regering talrijke adviezen ingewonnen.

Een lid vroeg zich af of artikel 173 van de wet van 8 augustus 1980 met betrekking tot het nationaal programma ter uitrusting van de middelen voor de productie en het groot vervoer van elektrische energie, door middel van een gewone wet kan worden afgeschaft en vervangen door enerzijds de invoering van een indicatief programma van de productiemiddelen voor elektriciteit en anderzijds van een plan voor de ontwikkeling van het transmissienet. De minister antwoordde hierop dat op basis van de bijzondere wet van 8 augustus 1980, artikel 6, paragraaf 1, VII, tweede lid, de federale overheid bevoegd is voor het nationaal uitrustingsprogramma waardoor het haar toekomt de federale procedures voor het opmaken en de opvolging van het uitrustingsprogramma te bepalen. De federale overheid preciseert dus het al dan niet indicatieve karakter van het uitrustingsprogramma.

Indien de wetgeving inzake het nationaal uitrustingsplan raakt aan het nationaal energiebeleid, moet, zoals bepaald in artikel 6, paragraaf 3, 3º, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 overleg worden gepleegd met de gewesten. Dit overleg heeft inderdaad plaatsgehad op basis van een oriëntatienota waarin duidelijk werd beschreven op welke wijze de procedure voor het nationaal uitrustingsprogramma zou worden hervormd.

Een commissielid was van oordeel dat het wetsontwerp te veel bevoegdheden aan de Koning delegeert. De minister antwoordde hierop door te verwijzen naar de opmerkingen van de Raad van State en door de nadruk te leggen op de vereiste van voldoende flexibiliteit en aanpassingsvermogen voor technische aspecten.

Verder volgden vragen over de totale unbundling , het tijdschema voor de openstelling en de bijdrage van het wetsontwerp tot het milieubeleid en de reductie van de CO2 -uitstoot.

Na een aantal technische opmerkingen werden 40 amendementen ingediend. Geen enkel daarvan werd aangenomen, zodat het wetsontwerp in zijn geheel ongewijzigd werd aangenomen met 8 stemmen tegen 1. De commissie besliste daarop dat het wetsvoorstel betreffende de levering aan het openbare net van elektriciteit opgewekt uit hernieuwbare energiebronnen en het voorstel van resolutie betreffende de samenstelling van het Controlecomité voor de elektriciteit en het gas overbodig waren geworden.

Het verslag droeg de eenparige goedkeuring van de acht commissieleden weg.

De voorzitter. ­ Aangezien de drie leden die zich voor dit punt op de sprekerlijst hadden ingeschreven, de dames Dardenne, Lizin en Willame, niet aanwezig zijn, geef ik het woord aan vice-eerste minister Poncelet.

M. Poncelet, vice-premier ministre et ministre de la Défense nationale, chargé de l'Énergie. ­ Monsieur le président, je ne voudrais pas allonger inutilement la discussion. Le projet a été abordé de manière approfondie tant à la Chambre qu'en commission du Sénat. Je pense avoir fait un effort d'explications sur un certain nombre de problèmes qui le nécessitaient et tout spécialement en ce qui concerne la préoccupation du gouvernement à l'égard du statut des travailleurs de ce secteur. C'est explicitement rappelé dans le rapport qui a été préparé.

M. le président. ­ Plus personne ne demandant la parole, la discussion générale est close et nous passons à l'examen des articles auxquels des amendements ont été déposés.

Daar niemand meer het woord vraagt, is de algemene bespreking gesloten en gaan we nu over tot de bespreking van de artikelen waarop amendementen werden ingediend.

L'article 2 est ainsi libellé :

Art. 2. Pour l'application de la présente loi, il y a lieu d'entendre par :

1º « producteur » : toute personne physique ou morale qui produit de l'électricité, y compris tout autoproducteur;

2º « autoproducteur » : toute personne physique ou morale produisant de l'électricité principalement pour son propre usage;

3º « cogénération » : la production combinée d'électricité et de chaleur;

4º « sources d'énergie renouvelables » : toutes sources d'énergie autres que les combustibles fossiles et la fission nucléaire, notamment l'énergie hydraulique, l'énergie éolienne, l'énergie solaire, le biogaz, les produits et déchets organiques de l'agriculture et de l'arboriculture forestière, et les déchets ménagers;

5º « gaz à effet de serre » : les gaz qui, dans l'atmosphère, absorbent et réémettent le rayonnement infrarouge, et notamment le dioxyde de carbone (CO2 ), le méthane (CH4 ), l'oxyde nitreux (N2 O), les hydrofluorocarbones (HFC), les hydrocarbures perfluorés (PFC) et l'hexafluorure de soufre (SF6 );

6º « transport » : le transport d'électricité sur le réseau de transport aux fins de fourniture à des clients finals ou à des distributeurs;

7º « réseau de transport » : le réseau national de transport d'électricité, qui comprend les lignes aériennes, câbles souterrains et installations servant à la transmission d'électricité de pays à pays et à destination de clients directs des producteurs et de distributeurs établis en Belgique, ainsi qu'à l'interconnexion entre centrales électriques et entre réseaux électriques;

8º « gestionnaire du réseau » : le gestionnaire du réseau de transport désigné conformément à l'article 10;

9º « propriétaires du réseau » : les propriétaires des infrastructures et équipements constituant le réseau de transport, autres que, le cas échéant, le gestionnaire du réseau;

10º « distribution » : le transport d'électricité sur des réseaux de distribution aux fins de fourniture à des clients;

11º « distributeur » : toute personne physique ou morale assurant la distribution d'électricité sur le territoire belge, qu'elle vende cette électricité ou non;

12º « réseau de distribution » : tout réseau, opérant à une tension égale ou inférieure à 70 kilovolts, pour la transmission d'électricité à des clients au niveau régional ou local;

13º « client » : tout client final, distributeur ou intermédiaire;

14º « client final » : toute personne physique ou morale achetant de l'électricité pour son propre usage;

15º « intermédiaire » : toute personne physique ou morale, autre qu'un producteur ou un distributeur, qui achète de l'électricité en vue de la revente;

16º « client éligible » : tout client qui, en vertu de l'article 16 ou, s'il n'est pas établi en Belgique, en vertu du droit d'un autre État membre de l'Union européenne, a le droit de conclure des contrats de fourniture d'électricité avec un producteur, distributeur ou intermédiaire de son choix et, à ces fins, le droit d'obtenir un accès au réseau de transport aux conditions énoncées à l'article 15, § 1er ;

17º « ligne directe » : toute ligne d'électricité complémentaire au réseau de transport, à l'exclusion des lignes relevant d'un réseau de distribution;

18º « utilisateur du réseau » : toute personne physique ou morale qui alimente le réseau de transport ou est desservie par celui-ci;

19º « entreprise associée » : toute entreprise associée au sens de l'article 6 de l'arrêté royal du 6 mars 1990 relatif aux comptes consolidés des entreprises;

20º « entreprise liée » : toute entreprise liée au sens du chapitre III, section Ire , rubrique IV.A, de l'annexe à l'arrêté royal du 8 octobre 1976 relatif aux comptes annuels des entreprises;

21º « programme indicatif » : le programme indicatif des moyens de production d'électricité établi en application de l'article 3;

22º « règlement technique » : le règlement technique pour la gestion du réseau de transport et l'accès à celui-ci, établi en application de l'article 11;

23º « plan de développement » : le plan de développement du réseau de transport établi en application de l'article 13;

24º « directive 96/92 » : la directive 96/92/CE du Parlement européen et du Conseil du 19 décembre 1996 concernant des règles communes pour le marché intérieur de l'électricité;

25º « ministre » : le ministre fédéral qui a l'énergie dans ses attributions;

26º « commission » : la commission de régulation de l'électricité instituée par l'article 23;

27º « comité de contrôle » : le comité de contrôle de l'électricité et du gaz visé aux articles 170 à 172 de la loi du 8 août 1980 relative aux propositions budgétaires 1979-1980, modifiés par l'arrêté royal nº 147 du 30 décembre 1982.

Art. 2. Voor de toepassing van deze wet moet worden verstaan onder :

1º « producent » : elke natuurlijke of rechtspersoon die elektriciteit produceert, met inbegrip van elke zelfopwekker;

2º « zelfopwekker » : elke natuurlijke of rechtspersoon die hoofdzakelijk voor eigen gebruik elektriciteit produceert;

3º « warmtekrachtkoppeling » : de gecombineerde productie van elektriciteit en warmte;

4º « hernieuwbare energiebronnen » : alle andere energiebronnen dan fossiele brandstoffen en kernsplijting, inzonderheid hydraulische energie, windenergie, zonne-energie, biogas, organische producten en afvalstoffen van de land- en bosbouw, en huishoudelijke afvalstoffen;

5º « broeikasgassen » : de gassen die in de atmosfeer infrarode straling absorberen en weer uitstralen en inzonderheid koolstofdioxide (CO2 ), methaan (CH4 ), stikstofoxide (N2 O), hydrofluorocarbon (HFC), perfluorocarbon (PFC) en zwavelhexafluoride (SF6 );

6º « transmissie » : het vervoer van elektriciteit langs het transmissienet met het oog op de levering ervan aan eindafnemers of distributeurs;

7º « transmissienet » : het nationaal transmissienet voor elektriciteit, dat de bovengrondse lijnen, ondergrondse kabels en installaties omvat die dienen voor het vervoer van elektriciteit van land tot land en naar rechtstreekse afnemers van de producenten en naar distributeurs gevestigd in België, alsook voor de koppeling tussen elektrische centrales en tussen elektriciteitsnetten;

8º « netbeheerder » : de beheerder van het transmissienet, aangewezen overeenkomstig artikel 10;

9º « neteigenaars » : de eigenaars van de infrastructuur en uitrusting die het transmissienet vormen, behalve, in voorkomend geval, de netbeheerder;

10º « distributie » : het vervoer van elektriciteit langs distributienetten met het oog op de levering ervan aan afnemers;

11º « distributeur » : elke natuurlijke of rechtspersoon die de distributie van elektriciteit op het Belgisch grondgebied verzorgt, ongeacht of hij deze elektriciteit verkoopt;

12º « distributienet » : elk net dat werkt aan een spanning die gelijk is aan of lager is dan 70 kilovolt, voor het vervoer van elektriciteit naar afnemers op regionaal of lokaal niveau;

13º « afnemer » : elke eindafnemer, distributeur of tussenpersoon;

14º « eindafnemer » : elke natuurlijke of rechtspersoon die elektriciteit koopt voor eigen gebruik;

15º « tussenpersoon » : elke natuurlijke of rechtspersoon die elektriciteit koopt met het oog op de doorverkoop ervan, behalve een producent of een distributeur;

16º « in aanmerking komende afnemer » : elke afnemer die, krachtens artikel 16 of, indien hij niet in België is gevestigd, krachtens het recht van een andere lidstaat van de Europese Unie, het recht heeft om contracten voor de levering van elektriciteit te sluiten met een producent, distributeur of tussenpersoon van zijn keuze en, te dien einde, het recht heeft om toegang te krijgen tot het transmissienet tegen de voorwaarden bepaald in artikel 15, § 1;

17º « directe lijn » : elke elektriciteitslijn ter aanvulling van het transmissienet, met uitzondering van de lijnen die deel uitmaken van een distributienet;

18º « netgebruiker » : elke natuurlijke of rechtspersoon die als leverancier of afnemer op het transmissienet is aangesloten;

19º « geassocieerde onderneming » : elke geassocieerde onderneming in de zin van artikel 6 van het koninklijk besluit van 6 maart 1990 op de geconsolideerde jaarrekening van de ondernemingen;

20º « verbonden onderneming » : elke verbonden onderneming in de zin van hoofdstuk III, afdeling I, rubriek IV.A, van de bijlage bij het koninklijk besluit van 8 oktober 1976 met betrekking tot de jaarrekening van de ondernemingen;

21º « indicatief programma » : het indicatief programma van de productiemiddelen voor elektriciteit, opgesteld in uitvoering van artikel 3;

22º « technisch reglement » : het technisch reglement voor het beheer van het transmissienet en de toegang ertoe, opgesteld in uitvoering van artikel 11;

23º « ontwikkelingsplan » : het plan voor de ontwikkeling van het transmissienet, opgesteld in uitvoering van artikel 13;

24º « richtlijn 96/92 » : de richtlijn 96/92/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 december 1996 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit;

25º « minister » : de federale minister bevoegd voor energie;

26º « commissie » : de commissie voor de regulering van de elektriciteit, opgericht door artikel 23;

27º « controlecomité » : het controlecomité voor de elektriciteit en het gas bedoeld in de artikelen 170 tot 172 van de wet van 8 augustus 1980 betreffende de budgettaire voorstellen 1979-1980, gewijzigd door het koninklijk besluit nr. 147 van 30 december 1982.

Mme Dardenne et M. Boutmans proposent l'amendement que voici :

« Au 21º de cet article, ajouter ce qui suit :

« le programme d'équipement sera contraignant pour sa partie utilisation rationnelle de l'énergie et utilisation des énergies renouvelables, pour au moins 10 % de la production. »

« Het 21º van dit artikel aanvullen als volgt :

« het uitrustingsprogramma, wat het gedeelte rationeel energiegebruik en gebruik van hernieuwbare energiebronnen betreft zal bindend zijn voor minstens 10 % van de productie. »

Le vote sur l'amendement est réservé.

De stemming over het amendement wordt aangehouden.

L'article 3 est ainsi libellé :

Chapitre II. ­ Production

Art. 3. § 1er . La commission établit un programme indicatif des moyens de production d'électricité en collaboration avec l'administration de l'énergie du ministère fédéral des Affaires économiques et après consultation du gestionnaire du réseau, du Bureau fédéral du Plan, du comité de contrôle, de la commission interdépartementale du développement durable et des gouvernements de région. Le programme indicatif est soumis à l'approbation du ministre.

Le programme indicatif est un programme décennal; il est adapté tous les trois ans pour les dix années suivantes, selon la procédure prévue au premier alinéa. Il est établi pour la première fois dans les vingt-quatre mois de l'entrée en vigueur du présent article.

§ 2. Le programme indicatif contient les éléments suivants :

1º il procède à une estimation de l'évolution de la demande d'électricité à moyen et long terme et identifie les besoins en moyens de production qui en résultent;

2º il définit les orientations en matière de choix des sources primaires en veillant à assurer une diversification appropriée des combustibles, à promouvoir l'utilisation des sources d'énergie renouvelables et à intégrer les contraintes environnementales définies par les régions;

3º il définit la nature des filières de production à privilégier en veillant à promouvoir les technologies de production à faible émission de gaz à effet de serre;

4º il évalue le besoin d'obligations de service public dans le domaine de la production, ainsi que l'efficacité et le coût de ces obligations.

§ 3. Le ministre communique le programme indicatif aux Chambres législatives fédérales, aux gouvernements de région et au comité de contrôle. Il veille à une publication appropriée du programme indicatif.

Hoofdstuk II. ­ Productie

Art. 3. § 1. De commissie stelt een indicatief programma van de productiemiddelen voor elektriciteit vast in samenwerking met de administratie voor Energie van het federaal ministerie van Economische Zaken en na raadpleging van de netbeheerder, het Federaal Planbureau, het controlecomité, de Interdepartementale Commissie voor de duurzame ontwikkeling en de gewestregeringen. Het indicatief programma is onderworpen aan de goedkeuring van de minister.

Het indicatief programma is een tienjarenprogramma; het wordt om de drie jaar aangepast voor de volgende tien jaar, overeenkomstig de procedure bepaald in het eerste lid. Het wordt voor de eerste maal opgesteld binnen vierentwintig maanden vanaf de inwerkingtreding van dit artikel.

§ 2. Het indicatief programma bevat de volgende elementen :

1º het maakt een schatting van de evolutie van de vraag naar elektriciteit op middellange en lange termijn en identificeert de behoeften aan productiemiddelen die daaruit voortvloeien;

2º het bepaalt de richtsnoeren inzake de keuze van primaire bronnen met zorg voor een gepaste diversificatie van de brandstoffen, de bevordering van het gebruik van hernieuwbare energiebronnen en de inpassing van de randvoorwaarden inzake leefmilieu bepaald door de gewesten;

3º het bepaalt de aard van de aan te bevelen productiekanalen met zorg voor de bevordering van productietechnologieën met lage emissie van broeikasgassen;

4º het evalueert de behoefte aan openbare dienstverplichtingen in het domein van de productie, alsook de efficiëntie en de kost van deze verplichtingen.

§ 3. De minister maakt het indicatief programma over aan de federale Wetgevende Kamers, de gewestregeringen en het controlecomité. Hij ziet erop toe dat het indicatief programma op passende wijze wordt bekendgemaakt.

Mme Dardenne et M. Boutmans proposent l'amendement que voici :

« À cet article, apporter les modifications suivantes :

A) Compléter le § 2, 2º, par ce qui suit :

« et celles qui découlent des engagements internationaux de la Belgique, notamment en matière de protection de l'environnement. »

B) Compléter le § 2 comme suit :

« 5º En concertation avec les régions, il identifie les efforts à fournir pour assurer la maîtrise de la demande d'électricité au niveau des distributeurs. »

« In dit artikel de volgende wijzigingen aanbrengen :

A) Paragraaf 2, 2º, aanvullen als volgt :

« en die welke voortvloeien uit de internationale verbintenissen van België, onder meer inzake milieubescherming. »

B) Paragraaf 2 aanvullen als volgt :

« 5º In overleg met de gewesten bepaalt het welke inspanningen moeten worden gedaan om de vraag naar elektriciteit op het niveau van de distributeurs in de hand te houden. »

Le vote sur l'amendement est réservé.

De stemming over het amendement wordt aangehouden.

L'article 4 est ainsi libellé :

Art. 4. § 1er . L'établissement de nouvelles installations de production d'électricité est soumis à l'octroi préalable d'une autorisation individuelle délivrée par le ministre sur proposition de la commission.

Après avis de la commission, le Roi peut, aux conditions qu'Il définit :

1º étendre le champ d'application du premier alinéa à des transformations ou autres aménagements d'installations existantes;

2º exempter d'autorisation l'établissement d'installations de faible puissance et le soumettre à une procédure de déclaration préalable à la commission.

§ 2. Après avis de la commission, le Roi fixe les critères d'octroi des autorisations visées au § 1er , premier alinéa. Ces critères peuvent notamment porter sur :

1º la sécurité et la sûreté des réseaux électriques, des installations et des équipements associés;

2º l'efficacité énergétique de l'installation proposée, compte tenu des engagements internationaux de la Belgique notamment en matière de protection de l'environnement;

3º la nature des sources primaires;

4º l'honorabilité et l'expérience professionnelles du demandeur, ses capacités techniques et financières et la qualité de son organisation;

5º des obligations de service public en matière de régularité et de qualité des fournitures d'électricité, ainsi qu'en matière d'approvisionnement de clients n'ayant pas la qualité de client éligible.

§ 3. Après avis de la commission, le Roi fixe :

1º la procédure d'octroi des autorisations visées au § 1er , premier alinéa, notamment la forme de la demande, l'instruction du dossier par la commission, les délais dans lesquels le ministre doit statuer et notifier sa décision au demandeur, et la redevance à payer à la commission pour l'analyse du dossier;

2º les cas dans lesquels le ministre peut réviser ou retirer l'autorisation et les procédures applicables;

3º le sort de l'autorisation en cas de transfert de l'installation ou en cas de changement de contrôle, fusion ou scission du titulaire de l'autorisation et, le cas échéant, les conditions à remplir et les procédures à suivre pour le maintien ou le renouvellement de l'autorisation dans ces cas.

Art. 4. § 1. De bouw van nieuwe installaties voor elektriciteitsproductie is onderworpen aan de voorafgaande toekenning van een individuele vergunning afgeleverd door de minister op voorstel van de commissie.

Na advies van de commissie kan de Koning, tegen de door Hem bepaalde voorwaarden :

1º het toepassingsgebied van het eerste lid uitbreiden tot verbouwingen of andere aanpassingen van bestaande installaties;

2º de bouw van installaties met een laag vermogen vrijstellen van vergunning en onderwerpen aan een procedure van voorafgaande melding aan de commissie.

§ 2. Na advies van de commissie bepaalt de Koning de criteria voor de toekenning van de vergunningen bedoeld in § 1, eerste lid. Deze criteria kunnen inzonderheid betrekking hebben op :

1º de veiligheid en de bedrijfszekerheid van de elektriciteitsnetten, de installaties en de bijbehorende uitrusting;

2º de energie-efficiëntie van de voorgestelde installatie, rekening houdend met de internationale verbintenissen van België inzonderheid inzake bescherming van het leefmilieu;

3º de aard van de primaire energiebronnen;

4º de professionele betrouwbaarheid en ervaring van de aanvrager, zijn technische en financiële capaciteit en de kwaliteit van zijn organisatie;

5º de openbare dienstverplichtingen inzake regelmaat en kwaliteit van elektriciteitsleveringen en inzake bevoorrading van afnemers die geen in aanmerking komende afnemers zijn.

§ 3. Na advies van de commissie bepaalt de Koning :

1º de procedure voor de toekenning van de vergunningen bedoeld in § 1, eerste lid, inzonderheid de vorm van de aanvraag, het onderzoek van het dossier door de commissie, de termijnen waarbinnen de minister moet beslissen en zijn beslissing aan de aanvrager moet meedelen, en de vergoeding die aan de commissie moet worden betaald voor het onderzoek van het dossier;

2º de gevallen waarin de minister de vergunning kan herzien of intrekken en de toepasselijke procedures;

3º wat er met de vergunning gebeurt in geval van overdracht van de installatie of in geval van controlewijziging, fusie of splitsing van de houder van de vergunning en, in voorkomend geval, de te vervullen voorwaarden en de te volgen procedures voor het behoud of de hernieuwing van de vergunning in deze gevallen.

Mme Dardenne et M. Boutmans proposent l'amendement que voici :

« À cet article, insérer un § 1er bis (nouveau), rédigé comme suit :

« § 1er bis. Aucune autorisation ne sera plus délivrée pour l'établissement de nouvelles installations fonctionnant à l'énergie nucléaire ou pour des travaux de transformation ou d'aménagement de centrales nucléaires existantes, à moins que ces travaux soient nécessaires pour assurer la sécurité de la population ou la protection de l'environnement. »

« In dit artikel een § 1bis (nieuw) invoegen, luidende :

« § 1bis. Er worden hoe dan ook geen vergunningen meer uitgereikt voor de bouw van nieuwe installaties die werken op kernenergie of voor verbouwingen of andere aanpassingen van bestaande kerncentrales, tenzij dit laatste noodzakelijk is om de veiligheid van de bevolking of de bescherming van het leefmilieu te waarborgen. »

Le vote sur l'amendement est réservé.

De stemming over het amendement wordt aangehouden.

L'article 11 est ainsi libellé :

Art. 11. Après avis de la commission et concertation avec le gestionnaire du réseau, le Roi établit un règlement technique pour la gestion du réseau de transport et l'accès à celui-ci.

Le règlement technique définit notamment :

1º les exigences techniques minimales pour le raccordement au réseau de transport d'installations de production, de réseaux de distribution, d'équipements de clients directement connectés, de circuits d'interconnexion et de lignes directes, ainsi que les délais de raccordement;

2º les règles opérationnelles auxquelles le gestionnaire du réseau est soumis dans sa gestion technique des flux d'électricité et dans les actions qu'il doit entreprendre en vue de remédier aux problèmes de congestion, aux désordres techniques et à la défaillance d'unités de production;

3º le cas échéant, la priorité à donner, dans la mesure du possible compte tenu de la sécurité d'approvisionnement nécessaire, aux installations de production qui utilisent des sources d'énergie renouvelables ou aux unités de cogénération;

4º les services auxiliaires que le gestionnaire du réseau doit mettre en place;

5º les informations à fournir par les utilisateurs du réseau au gestionnaire du réseau;

6º les informations à fournir par le gestionnaire du réseau aux gestionnaires des autres réseaux électriques avec lesquels le réseau de transport est interconnecté, en vue d'assurer une exploitation sûre et efficace, un développement coordonné et l'interopérabilité du réseau interconnecté.

Art. 11. Na advies van de commissie en overleg met de netbeheerder stelt de Koning een technisch reglement op voor het beheer van het transmissienet en de toegang ertoe.

Het technisch reglement bepaalt inzonderheid :

1º de technische minimumeisen voor de aansluiting op het transmissienet van productie-installaties, distributienetten, uitrusting van direct aangesloten afnemers, koppellijnencircuits en directe lijnen, alsook de termijnen voor aansluiting;

2º de operationele regels waaraan de netbeheerder onderworpen is bij zijn technisch beheer van de elektriciteitsstromen en bij de maatregelen die hij dient te treffen om het hoofd te bieden aan problemen van overbelasting, technische mankementen en defecten van productie-eenheden;

3º in voorkomend geval, de prioriteit die in de mate van het mogelijke, rekening houdend met de noodzakelijke continuïteit van de voorziening, moet worden gegeven aan de productie-installaties die gebruikmaken van hernieuwbare energiebronnen, of aan eenheden van warmtekrachtkoppeling;

4º de ondersteunende diensten die de netbeheerder moet inrichten;

5º de gegevens die de netgebruikers aan de netbeheerder moeten verstrekken;

6º de informatie die door de netbeheerder moet worden verstrekt aan de beheerders van andere elektriciteitsnetten waaraan het transmissienet is gekoppeld, teneinde een veilige en efficiënte exploitatie, een gecoördineerde ontwikkeling en de interoperabiliteit van het koppelnet te waarborgen.

Mme Dardenne et M. Boutmans proposent l'amendement que voici :

« Remplacer le 3º de cet article par ce qui suit :

« 3º la priorité à donner aux installations de producteurs qui utilisent des sources d'énergie renouvelables, y compris les petites unités de production en dessous de 10 MW électriques et aux unités de cogénération. »

« Het 3º van dit artikel vervangen als volgt :

« 3º de prioriteit die moet worden gegeven aan de productie-installaties die gebruik maken van vernieuwbare energiebronnen, met inbegrip van de kleine productie-eenheden van minder dan 10 MW. »

Le vote sur l'amendement est réservé.

De stemming over het amendement wordt aangehouden.

L'article 15 est ainsi libellé :

Chapitre IV. ­ Accès au réseau de transport, lignes directes, importations

Art. 15. § 1er . Les clients éligibles ont un droit d'accès au réseau de transport aux tarifs fixés conformément à l'article 12.

Le gestionnaire du réseau ne peut refuser l'accès que s'il ne dispose pas de la capacité nécessaire ou si le demandeur ne satisfait pas aux prescriptions techniques prévues dans le règlement technique. Le refus doit être motivé.

§ 2. Le § 1er s'applique également :

1º aux producteurs établis en Belgique ou dans d'autres États membres de l'Union européenne, en vue de l'approvisionnement en électricité de leurs propres établissements ou filiales situés en Belgique ou dans d'autres États membres de l'Union européenne ou en vue de la fourniture d'électricité à des clients éligibles;

2º aux intermédiaires établis en Belgique et, pour autant que leur activité soit autorisée en vertu du droit de l'État où ils sont établis, aux intermédiaires établis dans d'autres États membres de l'Union européenne, en vue de la fourniture d'électricité à des clients éligibles.

§ 3. Les conditions commerciales de l'accès au réseau de transport sont négociées de bonne foi entre le gestionnaire du réseau et la partie concernée pour les contrats suivants :

1º les contrats portant sur des transits d'électricité entre grands réseaux, au sens de l'article 2 de la directive 90/547/CEE du Conseil du 29 octobre 1990 relative au transit d'électricité sur les grands réseaux;

2º le cas échéant à titre de dérogation facultative au § 1er , les contrats portant sur le transport de grands volumes d'électricité qui répondent aux critères définis par le Roi, par arrêté délibéré en Conseil des ministres, après avis de la commission.

Les critères visés au premier alinéa, 2º, portent prioritairement sur les volumes d'électricité en cause, la durée et la continuité des engagements et la complémentarité avec la courbe de charge du réseau de transport.

Les contrats conclus en application du premier alinéa, 2º, sont notifiés à la commission.

Hoofdstuk IV. ­ Toegang tot het transmissienet, directe lijnen, invoer

Art. 15. § 1. De in aanmerking komende afnemers hebben een recht van toegang tot het transmissienet tegen de tarieven vastgesteld overeenkomstig artikel 12.

De netbeheerder kan de toegang alleen weigeren wanneer hij niet over de nodige capaciteit beschikt, of wanneer de aanvrager niet voldoet aan de technische voorschriften bepaald in het technisch reglement. De weigering moet met redenen worden omkleed.

§ 2. § 1 is eveneens van toepassing :

1º op producenten gevestigd in België of in andere lidstaten van de Europese Unie, met het oog op de bevoorrading in elektriciteit van hun eigen vestigingen of dochterondernemingen gevestigd in België of in andere lidstaten van de Europese Unie of met het oog op de levering van elektriciteit aan in aanmerking komende afnemers;

2º op in België gevestigde tussenpersonen en, voorzover hun activiteit is toegelaten krachtens het recht van de Staat waar zij zijn gevestigd, op tussenpersonen gevestigd in andere lidstaten van de Europese Unie, met het oog op de levering van elektriciteit aan in aanmerking komende afnemers.

§ 3. Over de commerciële voorwaarden voor de toegang tot het transmissienet wordt te goeder trouw onderhandeld door de netbeheerder en de betrokken partij voor de volgende contracten :

1º de contracten voor de transit van elektriciteit tussen hoofdnetten, in de zin van artikel 2 van richtlijn 90/547/EEG van de Raad van 29 oktober 1990 betreffende de doorvoer van elektriciteit via de hoofdnetten;

2º in voorkomend geval, als facultatieve afwijking van § 1, de contracten voor het vervoer van grote hoeveelheden elektriciteit die beantwoorden aan de criteria bepaald door de Koning, bij een in Ministerraad overlegd besluit, na advies van de commissie.

De criteria bedoeld in het eerste lid, 2º, hebben bij voorrang betrekking op de betrokken hoeveelheden elektriciteit, de duur en de continuïteit van de verbintenissen en de complementariteit met de curve van belasting van het transmissienet.

De contracten gesloten in uitvoering van het eerste lid, 2º, worden bij de commissie aangemeld.

Mme Dardenne et M. Boutmans proposent l'amendement que voici :

« Supprimer le § 3 de cet article. »

« Paragraaf 3 van dit artikel schrappen. »

Le vote sur l'amendement est réservé.

De stemming over het amendement wordt aangehouden.

L'article 21 est ainsi libellé :

Art. 21. Par arrêté délibéré en Conseil des ministres, après avis de la commission, le Roi peut :

1º imposer aux producteurs, intermédiaires et gestionnaire du réseau des obligations de service public, notamment en matière de régularité et de qualité des fournitures d'électricité, ainsi qu'en matière d'approvisionnement de clients n'ayant pas la qualité de client éligible;

2º en contrepartie des obligations de service public visées au 1º, déroger aux dispositions des articles 4, 15 et 17 dans la mesure où de telles dérogations sont strictement nécessaires à la bonne exécution de ces obligations;

3º organiser un fonds, à gérer par la commission, qui :

a) prend en charge tout ou partie du coût réel net des obligations de service public visées au 1º, dans la mesure où celui-ci représenterait une charge inéquitable pour les entreprises tenues par ces obligations, et, le cas échéant, tout ou partie des coûts et pertes que des entreprises d'électricité ne pourront récupérer en raison de l'ouverture du marché de l'électricité, dans la mesure et pour la durée autorisée par la Commission européenne;

b) est financé en tout ou partie par des surcharges appliquées sur les tarifs visés à l'article 12 ou par des prélèvements sur l'ensemble, ou des catégories objectivement définies, de consommateurs d'énergie ou d'opérateurs sur le marché, selon les modalités fixées par le même arrêté.

Le cas échéant, le calcul des coûts et pertes visés au premier alinéa, 3º, a), est effectué par chaque entreprise concernée, conformément à la méthodologie établie par la commission, et vérifié par celle-ci.

Tout arrêté pris en vertu du premier alinéa, 3º, b), est censé ne jamais avoir produit d'effets s'il n'a pas été confirmé par la loi dans les six mois de sa date d'entrée en vigueur.

Art. 21. Bij een in Ministerraad overlegd besluit, na advies van de commissie, kan de Koning :

1º de producenten, tussenpersonen en netbeheerder openbare dienstverplichtingen opleggen inzonderheid inzake regelmaat en kwaliteit van elektriciteitsleveringen en inzake bevoorrading van afnemers die geen in aanmerking komende afnemers zijn;

2º als tegenprestatie voor de openbare dienstverplichtingen bedoeld in 1º, afwijken van de bepalingen van de artikelen 4, 15 en 17 voor zover dergelijke afwijkingen strikt noodzakelijk zijn voor de correcte uitvoering van deze verplichtingen;

3º een fonds oprichten, onder beheer van de commissie, dat :

a) de volledige of een deel van de reële nettokost van de openbare dienstverplichtingen bedoeld in 1º ten laste neemt, voor zover deze kost een onbillijke last zou vertegenwoordigen voor de ondernemingen die tot deze verplichtingen gehouden zijn, alsook, in voorkomend geval, alle of een deel van de kosten en verliezen die elektriciteitsondernemingen niet kunnen terugwinnen wegens de openstelling van de elektriciteitsmarkt, in de mate en voor de duur toegestaan door de Europese Commissie;

b) geheel of gedeeltelijk wordt gefinancierd door toeslagen op de tarieven bedoeld in artikel 12 of door heffingen op alle of objectief bepaalde categorieën van energieverbruikers of marktoperatoren, volgens de nadere regels bepaald door hetzelfde besluit.

In voorkomend geval wordt de berekening van de kosten en verliezen bedoeld in het eerste lid, 3º, a), door elke betrokken onderneming gedaan, overeenkomstig de door de commissie opgestelde methodologie, en door deze laatste geverifieerd.

Elk besluit dat krachtens het eerste lid, 3º, b), wordt vastgesteld, wordt geacht nooit uitwerking te hebben gehad indien het niet bij wet is bekrachtigd binnen de zes maanden na de datum van zijn inwerkingtreding.

Mme Dardenne et M. Boutmans proposent la suppression de cet article.

Mevrouw Dardenne en de heer Boutmans stellen voor dit artikel te doen vervallen.

Le vote sur l'amendement est réservé.

De stemming over het amendement wordt aangehouden.

L'article 23 est ainsi libellé :

Chapitre VI. ­ Autorité de régulation, règlement de différends

Art. 23. § 1er . Il est créé une commission de régulation de l'électricité, en allemand « Elektrizitätsregulierungskommission » et en abrégé « CRE ». La commission est un organisme autonome ayant la personnalité juridique et ayant son siège dans l'arrondissement administratif de Bruxelles-Capitale.

§ 2. La commission est investie d'une mission de conseil auprès des autorités publiques en ce qui concerne l'organisation et le fonctionnement du marché de l'électricité, d'une part, et d'une mission générale de surveillance et de contrôle de l'application des lois et règlements y relatifs, d'autre part.

À cet effet, la commission :

1º donne des avis motivés et soumet des propositions dans les cas prévus par la présente loi ou ses arrêtés d'exécution;

2º d'initiative ou à la demande du ministre ou d'un gouvernement de région, effectue des recherches et des études relatives au marché de l'électricité;

3º coopère avec le Service de la concurrence dans l'instruction des affaires introduites en vertu de la loi du 5 août 1991 sur la protection de la concurrence économique, selon les modalités définies par le Roi;

4º organise un service de conciliation et d'arbitrage conformément à l'article 28;

5º assure le secrétariat de la chambre d'appel visée à l'article 29;

6º instruit les demandes d'autorisation pour la construction de nouvelles installations de production d'électricité et de nouvelles lignes directes en vertu des articles 4 et 17 et contrôle le respect des conditions des autorisations délivrées;

7º établit et adapte le programme indicatif conformément à l'article 3;

8º contrôle le respect des dispositions de l'article 9 et de ses arrêtés d'exécution par le gestionnaire du réseau;

9º contrôle l'application du règlement technique;

10º contrôle l'exécution du plan de développement par le gestionnaire du réseau;

11º contrôle et évalue l'exécution des obligations de service public visées à l'article 21, premier alinéa, 1º, et, le cas échéant, l'application des dérogations accordées en vertu de l'article 21, premier alinéa, 2º;

12º le cas échéant, gère le mécanisme visé à l'article 7 et le fonds visé à l'article 21, premier alinéa, 3º;

13º le cas échéant, établit la méthode de calcul des coûts et pertes visés à l'article 21, premier alinéa, 3º, a) , et vérifie ces calculs;

14º approuve les tarifs visés à l'article 12;

15º contrôle la comptabilité des entreprises du secteur de l'électricité en vue notamment de vérifier le respect des dispositions de l'article 22 et l'absence de subsides croisés entre les activités de production, de transport et de distribution;

16º coopère avec le comité de contrôle, selon les modalités définies par le Roi, en vue de permettre au comité de contrôle de vérifier l'absence de subsides croisés entre catégories de clients;

17º exécute toutes autres missions lui confiées par des lois et règlements en matière d'organisation du marché libéralisé de l'électricité.

Dans les cas où la présente loi ou ses arrêtés d'exécution prescrivent l'avis de la commission, celle-ci peut soumettre des propositions de sa propre initiative.

§ 3. La commission soumet chaque année au ministre un rapport sur l'exécution de ses missions et l'évolution du marché de l'électricité. Le ministre communique ce rapport aux Chambres législatives fédérales, aux gouvernements de région et au comité de contrôle. Il veille à une publication appropriée du rapport.

Hoofdstuk VI. ­ Reguleringsinstantie, geschillenregeling

Art. 23. § 1. Er wordt een commissie voor de regulering van de elektriciteit, in het Duits « Elektrizitätsregulierungskommission » en afgekort « CRE », opgericht. De commissie is een autonoom organisme met rechtspersoonlijkheid, met zetel in het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad.

§ 2. De commissie is belast met een raadgevende taak ten behoeve van de overheid inzake de organisatie en werking van de elektriciteitsmarkt, enerzijds, en met een algemene taak van toezicht en controle op de toepassing van de betreffende wetten en reglementen, anderzijds.

Te dien einde zal de commissie :

1º gemotiveerde adviezen geven en voorstellen voorleggen in de gevallen bepaald door deze wet of de uitvoeringsbesluiten ervan;

2º op eigen initiatief of op verzoek van de minister of van een gewestregering onderzoeken en studies uitvoeren in verband met de elektriciteitsmarkt;

3º samenwerken met de Dienst voor de mededinging bij het onderzoek van de zaken ingeleid krachtens de wet van 5 augustus 1991 tot bescherming van de economische mededinging, overeenkomstig de nadere regels bepaald door de Koning;

4º een bemiddelings- en arbitragedienst inrichten overeenkomstig artikel 28;

5º het secretariaat van de beroepskamer bedoeld in artikel 29 waarnemen;

6º de vergunningsaanvragen voor de bouw van nieuwe installaties voor elektriciteitsproductie en nieuwe directe lijnen krachtens de artikelen 4 en 17 onderzoeken en controle uitoefenen op de naleving van de voorwaarden van de afgeleverde vergunningen;

7º het indicatief programma opstellen en aanpassen overeenkomstig artikel 3;

8º controle uitoefenen op de naleving door de netbeheerder van de bepalingen van artikel 9 en de uitvoeringsbesluiten ervan;

9º controle uitoefenen op de toepassing van het technisch reglement;

10º controle uitoefenen op de uitvoering van het ontwikkelingsplan door de netbeheerder;

11º de uitvoering van de openbare dienstverplichtingen bedoeld in artikel 21, eerste lid, 1º, en, in voorkomend geval, de toepassing van de afwijkingen toegestaan krachtens artikel 21, eerste lid, 2º, controleren en evalueren;

12º in voorkomend geval, het mechanisme bedoeld in artikel 7 en het fonds bedoeld in artikel 21, eerste lid, 3º, beheren;

13º in voorkomend geval, een methode uitwerken voor de berekening van de kosten en verliezen bedoeld in artikel 21, eerste lid, 3º, a) , en deze berekeningen verifiëren;

14º de tarieven bedoeld in artikel 12 goedkeuren;

15º de boekhouding van de ondernemingen van de elektriciteitssector controleren inzonderheid ter verificatie van de naleving van de bepalingen van artikel 22 en de afwezigheid van kruissubsidies tussen de productie-, transmissie- en distributieactiviteiten;

16º samenwerken met het controlecomité, overeenkomstig de nadere regels bepaald door de Koning, teneinde het controlecomité in de mogelijkheid te stellen om de afwezigheid van kruissubsidies na te gaan tussen categorieën van afnemers;

17º alle andere taken uitvoeren die haar door wetten en reglementen betreffende de organisatie van de vrijgemaakte elektriciteitsmarkt worden toevertrouwd.

In de gevallen waarin deze wet of de uitvoeringsbesluiten ervan het advies van de commissie vereisen, kan deze op eigen initiatief voorstellen doen.

§ 3. De commissie legt elk jaar aan de minister een verslag voor over de uitvoering van haar taken en de evolutie van de elektriciteitsmarkt. De minister maakt dit verslag over aan de federale wetgevende Kamers, de gewestregeringen en het controlecomité. Hij ziet erop toe dat het verslag op passende wijze wordt bekendgemaakt.

Mme Dardenne et M. Boutmans proposent l'amendement que voici :

« Compléter le § 2, 2º, de cet article, par ce qui suit :

« entre autres à propos du développement et de l'usage des énergies renouvelables, et de l'influence des paramètres de tarification de l'électricité sur le comportement de consommation. »

« Paragraaf 2, 2º, van dit artikel aanvullen als volgt :

« onder andere in verband met de ontwikkeling en het gebruik van hernieuwbare energiebronnen en de invloed van de parameters inzake tarifering van de elektriciteit op het verbruiksgedrag. »

Le vote sur l'amendement est réservé.

De stemming over het amendement wordt aangehouden.

L'article 34 est ainsi libellé :

Art. 34. Le Comité national de l'énergie est supprimé. Par arrêté délibéré en Conseil des ministres, après avis de la commission, le Roi règle la dissolution de cette institution et toutes les questions auxquelles celle-ci donne lieu, notamment le transfert de ses compétences, de son personnel et de ses biens, droits et obligations.

Art. 34. Het Nationaal Comité voor de Energie wordt opgeheven. Bij een in Ministerraad overlegd besluit, na advies van de commissie, regelt de Koning de ontbinding van deze instelling en alle kwesties waartoe deze aanleiding geeft, inzonderheid de overdracht van haar bevoegdheden, haar personeel en haar goederen, rechten en verplichtingen.

Mme Dardenne et M. Boutmans proposent la suppression de cet article.

Mevrouw Dardenne en de heer Boutmans stellen voor dit artikel te doen vervallen.

Le vote sur l'amendement est réservé.

De stemming over het amendement wordt aangehouden.

L'article 35 est ainsi libellé :

Art. 35. Les articles 168, 169 et 173, § 1er , de la loi du 8 août 1980 relative aux propositions budgétaires 1979-1980 sont abrogés.

Art. 35. De artikelen 168, 169 en 173, § 1, van de wet van 8 augustus 1980 betreffende de budgettaire voorstellen 1979-1980 worden opgeheven.

Mme Dardenne et M. Boutmans proposent la suppression de cet article.

Mevrouw Dardenne en de heer Boutmans stellen voor dit artikel te doen vervallen.

Le vote sur l'amendement est réservé.

De stemming over het amendement wordt aangehouden.

Il sera procédé ultérieurement aux votes réservés ainsi qu'au vote sur l'ensemble du projet de loi.

De aangehouden stemmingen en de stemming over het geheel van het wetsontwerp hebben later plaats.