1-1325/1

1-1325/1

Belgische Senaat

ZITTING 1998-1999

24 MAART 1999


Voorstel van verklaring tot herziening van de Grondwet

(Ingediend door de heer Verreycken)


TOELICHTING


Het Belgische staatsverband overleefde zichzelf. Alle conflictsituaties die zich tijdens de voorbije zittingsperiode manifesteerden kenden wel een communautaire dimensie, wat tot een immobilisme leidde ten nadele van de bestuurden. Steeds weer bleek dat de signalen over « twee snelheden » de uitdrukkingen vormden van twee interpretaties van dezelfde wetten. En wanneer, bijvoorbeeld inzake de Waalse overconsumptie van sociale budgetten, Vlaanderen een splitsing bepleitte, kwam steevast een francofoon afwijzingsfront tot stand. Het is dus zonder meer aangewezen dat dit ­ zichzelf overlevende ­ staatsverband wordt opgeheven, en dat de volkeren die het Belgisch grondgebied bewonen de kans krijgen om soeverein de eigen inzichten te realiseren.

Het volkenrecht biedt geen enkel houvast om de Belgische staat als alleenzaligmakend te blijven handhaven. Het volkenrecht beperkte zich er steeds toe om akte te nemen van ontwikkelingen die tot de vorming van nieuwe staten leidden. Wanneer nieuwe staten ontstaan, zoals deze eeuw o.m. gebeurde in Scandinavië en in Tsjechië en Slowakije, blijkt dat deze probleemloos aanvaard worden.

Ook de Europese gegevenheid dwingt naar de vorming van soevereine staten op het grondgebied van België. De Belgische tussenschakel tussen de Gemeenschappen en de Unie is enkel geldverslindend en nutteloos, en dient geen enkel democratisch doel. Tegelijk moet worden vastgesteld dat de loutere aanvaarding tot gesprekspartners van « lidstaten », uitsluit dat Vlaanderen en Wallonië met een volwaardige stem deelnemen aan de Europese besluitvorming.

De volgende grondwetgevende vergadering moet niet opgezadeld worden met betuttelende begrenzingen vanwege de actuele politieke generatie. Zij moet integendeel aan de Gemeenschappen de grondwetgevende ruimte laten om soeverein over het eigen lot te beslissen. Daartoe is het nodig dat alle artikelen van de Belgische Grondwet voor herziening of afschaffing worden vatbaar verklaard. En indien één van de volkeren, of beide, menen dat voor hen het ogenblik gekomen is om ­ in overeenstemming met de internationale volkenrechterlijke beginselen ­ een eigen onafhankelijke staat op te richten, dan mogen halfslachtige verklaringen tot grondwetsherziening van een voorbije generatie daarop geen rem zijn.

Gelet op mijn ­ democratisch verleende ­ opdracht vanwege Vlaamse kiezers, zal ik mij bij de keuze van terminologie in mijn voorstel uiteraard spiegelen aan de Vlaamse verzuchtingen, en aan het groeiende onafhankelijkheidsstreven in Vlaanderen. Mijn motiveringen zullen dus steeds verwijzen naar de Vlaams soevereine natie, wat niet wegneemt dat ik amendementen die ook het begrip Waalse soevereine natie zouden willen toevoegen, zeker zal ondersteunen ...

Wim VERREYCKEN.

VOORSTEL VAN VERKLARING

De Kamers verklaren dat er redenen zijn tot herziening :

­ van artikel 1 van de Grondwet, teneinde aan Vlaanderen de mogelijkheid te geven om een zelfstandige staat op te richten;

­ van artikel 2 van de Grondwet, teneinde het artikel te schrappen, gezien de draagwijdte van artikel 1;

­ van artikel 3 van de Grondwet, teneinde het artikel te schrappen, gezien de draagwijdte van artikel 1;

­ van artikel 4 van de Grondwet, teneinde de Vlaamse soevereine natie de mogelijkeid te bieden zelf over het statuut van haar grondgebied te beslissen;

­ van artikel 5 van de Grondwet, teneinde de Vlaamse soevereine natie zelf te laten beslissen over de indeling van haar grondgebied;

­ van artikel 6 van de Grondwet, teneinde te kunnen beantwoorden aan de verzuchtingen uit artikel 5;

­ van artikel 7 van de Grondwet, teneinde de Vlaamse soevereine natie toe te laten zelf te beslissen over de wijze waarop begrenzingen worden geregeld, bij grondwet of wet;

­ van artikel 8 van de Grondwet, teneinde de Vlaamse soevereine natie de mogelijkheid te geven zelf de nationaliteitsvereisten, en de daaraan verbonden rechten en plichten, te omschrijven;

­ van artikel 9 van de Grondwet, teneinde de Vlaamse soevereine natie toe te staan te bepalen hoe en door wie naturalisatie kan worden verleend;

­ van artikel 10 van de Grondwet, teneinde de Vlaamse soevereine natie toe te laten om, eventueel binnen het raam van de bestaande internationale verdragen, de fundamentele rechten en plichten van de Vlamingen te omschrijven;

­ van artikel 11 van de Grondwet, teneinde de Vlaamse soevereine natie de mogelijkheid te geven zelf de grondrechten van haar burgers te bevestigen en waar nodig uit te breiden;

­ van artikel 12 van de Grondwet, teneinde de Vlaamse soevereine natie toe te staan een eigen rechtsleer te ontwikkelen, een eigen rechtspraak en gerechtelijk apparaat. Ook de bevoegdheden, rechten, plichten, verantwoordelijkheden en statuut van de magistratuur dienen bepaald te worden door de Vlaamse soevereine natie;

­ van artikel 13 van de Grondwet, gezien de argumentatie bij het herzieningsvoorstel van artikel 12;

­ van artikel 14 van de Grondwet, gezien de argumentatie bij het herzieningsvoorstel van artikel 12;

­ van artikel 15 van de Grondwet, teneinde de Vlaamse soevereine natie toe te laten zelf de grondrechten van haar burgers te bevestigen, en waar nodig uit te breiden;

­ van artikel 16 van de Grondwet, gezien de argumentatie bij artikel 15;

­ van artikel 17 van de Grondwet, gezien de argumentatie bij artikel 15;

­ van artikel 18 van de Grondwet, gezien de argumentatie bij artikel 15;

­ van artikel 19 van de Grondwet, gezien de argumentatie bij artikel 15;

­ van artikel 20 van de Grondwet, gezien de argumentatie bij artikel 15;

­ reden tot herziening van artikel 21 van de Grondwet, teneinde de Vlaamse soevereine natie ondermeer toe te staan de status van het burgerlijk en het kerkelijk huwelijk te omschrijven. Zo zou de opheffing van het voorafgaande burgerlijk huwelijk de gevolgen van de actuele discriminatie van (burgerlijk) gehuwden kunnen wegnemen;

­ van artikel 22 van de Grondwet, gezien de argumentatie bij artikel 15;

­ van artikel 23 van de Grondwet, gezien de argumentatie bij artikel 15;

­ van artikel 24 van de Grondwet, teneinde de Vlaamse soevereine natie te laten beslissen over het onderwijs;

­ van artikel 25 van de Grondwet, gezien de argumentatie bij artikel 15;

­ van artikel 26 van de Grondwet, gezien de argumentatie bij artikel 15;

­ van artikel 27 van de Grondwet, gezien de argumentatie bij artikel 15;

­ van artikel 28 van de Grondwet, gezien de argumentatie bij artikel 15;

­ van artikel 29 van de Grondwet, gezien de argumentatie bij artikel 15;

­ van artikel 30 van de Grondwet, teneinde de Vlaamse soevereine natie toe te laten het taalgebruik te regelen, er van uitgaande dat taalvrijheid niet tot culturele ontworteling mag leiden;

­ van artikel 31 van de Grondwet, gezien de argumentatie bij artikel 12;

­ van artikel 32 van de Grondwet, gezien de argumentatie bij artikel 12;

­ van artikel 33 van de Grondwet, opdat de Vlaamse Gemeenschap, verheven tot soevereine natie, grondwetgevende bevoegdheid zou verkrijgen op het eigen grondgebied;

­ van artikel 34 van de Grondwet, gezien de argumentatie bij artikel 33;

­ van artikel 35 van de Grondwet, gezien de argumentatie bij artikel 33;

­ van artikel 36 van de Grondwet, teneinde de grondwetgevende instellingen van de Vlaamse soevereine natie toe te laten te bepalen wie staatshoofd is, en of dezelfde natie over een één- of meerkamerstelsel moet beschikken. Ook de omschrijving van bevoegdheden, rechten, plichten en verantwoordelijkheden van de instellingen dienen te worden bepaald door de grondwetgevende instellingen van de soevereine Vlaamse natie;

­ van artikel 37 van de Grondwet, vermits het aan de grondwetgevende instellingen van de soevereine Vlaamse natie toekomt de uitvoerende macht te regelen;

­ van artikel 38 van de Grondwet, gezien de overbodigheid ervan bij toewijzing van grondwetgevende bevoegdheid aan de Vlaamse gemeenschap;

­ van artikel 39 van de Grondwet, gezien de overbodigheid ervan bij toewijzing van grondwetgevende bevoegdheid aan de Vlaamse gemeenschap;

­ van artikel 40 van de Grondwet, gezien de argumentatie bij artikel 12;

­ van artikel 41 van de Grondwet, teneinde de grondwetgevende instellingen van de soevereine Vlaamse natie toe te laten zelf de wijze te bepalen waarop de gemeentelijke (en/of eventuele provinciale) belangen worden behartigd;

­ van artikel 42 van de Grondwet, teneinde de grondwetgevende instellingen van de Vlaamse gemeenschap toe te laten de vertegenwoordiging van hun natie te regelen;

­ van artikel 43 van de Grondwet, gezien de argumentatie bij artikel 1;

­ van artikel 44 van de Grondwet, omdat het aan de grondwetgevende instellingen van de soevereine Vlaamse natie toekomt de bevoegdheden en werkzaamheden van de vertegenwoordiging van hun natie te regelen, evenals de rechten, plichten, verantwoordelijkheden, bevoegdheden, werkzaamheden en opvolging van het staatshoofd;

­ van artikel 45 van de Grondwet, gezien de argumentatie bij artikel 44;

­ van artikel 46 van de Grondwet, gezien de argumentatie bij artikel 44;

­ van artikel 47 van de Grondwet, gezien de argumentatie bij artikel 44;

­ van artikel 48 van de Grondwet, gezien de argumentatie bij artikel 44;

­ van artikel 49 van de Grondwet, gezien de argumentatie bij artikel 44;

­ van artikel 50 van de Grondwet, gezien de argumentatie bij artikel 44;

­ van artikel 51 van de Grondwet, gezien de argumentatie bij artikel 44;

­ van artikel 52 van de Grondwet, gezien de argumentatie bij artikel 44;

­ van artikel 53 van de Grondwet, gezien de argumentatie bij artikel 44;

­ van artikel 54 van de Grondwet, gezien de argumentatie bij artikel 44;

­ van artikel 55 van de Grondwet, gezien de argumentatie bij artikel 44;

­ van artikel 56 van de Grondwet, gezien de argumentatie bij artikel 44;

­ van artikel 57 van de Grondwet, gezien de argumentatie bij artikel 44;

­ van artikel 58 van de Grondwet, gezien de argumentatie bij artikel 44;

­ van artikel 59 van de Grondwet, gezien de argumentatie bij artikel 44;

­ van artikel 60 van de Grondwet, gezien de argumentatie bij artikel 44;

­ van artikel 61 van de Grondwet, gezien de argumentatie bij artikel 44;

­ van artikel 62 van de Grondwet, gezien de argumentatie bij artikel 44;

­ van artikel 63 van de Grondwet, gezien de argumentatie bij artikel 44;

­ van artikel 64 van de Grondwet, gezien de argumentatie bij artikel 44;

­ van artikel 65 van de Grondwet, gezien de argumentatie bij artikel 44;

­ van artikel 66 van de Grondwet, gezien de argumentatie bij artikel 44;

­ van artikel 67 van de Grondwet, gezien de argumentatie bij artikel 44;

­ van artikel 68 van de Grondwet, gezien de argumentatie bij artikel 44;

­ van artikel 69 van de Grondwet, gezien de argumentatie bij artikel 44;

­ van artikel 70 van de Grondwet, gezien de argumentatie bij artikel 44;

­ van artikel 71 van de Grondwet, gezien de argumentatie bij artikel 44;

­ van artikel 72 van de Grondwet, teneinde de grondwetgevende instellingen van de Vlaamse soevereine natie toe te laten te bepalen wie staatshoofd is, en of dezelfde natie over een één- of meerkamerstelsel moet beschikken. Ook de omschrijving van bevoegdheden, rechten, plichten, verantwoordelijkheden en werkzaamheden van de vertegenwoordiging van de natie dienen te worden bepaald door de grondwetgevende instellingen van de soevereine Vlaamse natie;

­ van artikel 73 van de Grondwet, gezien de argumentatie bij artikel 44;

­ van artikel 74 van de Grondwet, gezien de argumentatie bij artikel 72;

­ van artikel 75 van de Grondwet, teneinde aan de grondwetgevende instellingen van de soevereine Vlaamse natie toe te staan zelf te bepalen wat de initiatiefrechten van de machten zijn;

­ van artikel 76 van de Grondwet, gezien de argumentatie bij artikel 72;

­ van artikel 77 van de Grondwet, gezien de argumentatie bij artikel 72;

­ van artikel 78 van de Grondwet, gezien de argumentatie bij artikel 72;

­ van artikel 79 van de Grondwet, gezien de argumentatie bij artikel 72;

­ van artikel 80 van de Grondwet, gezien de argumentatie bij artikel 72;

­ van artikel 81 van de Grondwet, gezien de argumentatie bij artikel 72;

­ van artikel 82 van de Grondwet, gezien de argumentatie bij artikel 72;

­ van artikel 83 van de Grondwet, gezien de argumentatie bij artikel 72;

­ van artikel 84 van de Grondwet, gezien de argumentatie bij artikel 72;

­ van artikel 85 van de Grondwet, gezien de argumentatie bij artikel 44;

­ van artikel 86 van de Grondwet, gezien de argumentatie bij artikel 44;

­ van artikel 87 van de Grondwet, gezien de argumentatie bij artikel 44;

­ van artikel 88 van de Grondwet, gezien de argumentatie bij artikel 44;

­ van artikel 89 van de Grondwet, gezien de argumentatie bij artikel 44;

­ van artikel 90 van de Grondwet, gezien de argumentatie bij artikel 72;

­ van artikel 91 van de Grondwet, gezien de argumentatie bij artikel 44;

­ van artikel 92 van de Grondwet, gezien de argumentatie bij artikel 44;

­ van artikel 93 van de Grondwet, gezien de argumentatie bij artikel 44;

­ van artikel 94 van de Grondwet, gezien de argumentatie bij artikel 44;

­ van artikel 95 van de Grondwet, gezien de argumentatie bij artikel 44;

­ van artikel 96 van de Grondwet, teneinde aan de grondwetgevende instellingen van de soevereine Vlaamse natie de mogelijkheid te bieden de verantwoordelijkheid over de benoeming, de bevoegdheden en de werkzaamheden van de eerste minister, de eventuele staatssecretarissen en de Ministerraad op te nemen. Een vermindering van het aantal ministers zal door dezelfde grondwetgevende instellingen kunnen beslist worden;

­ van artikel 97 van de Grondwet, gezien de argumentatie bij artikel 96;

­ van artikel 98 van de Grondwet, gezien de argumentatie bij artikel 96;

­ van artikel 99 van de Grondwet, gezien de argumentatie bij artikel 96;

­ van artikel 100 van de Grondwet, gezien de argumentatie bij artikel 96;

­ van artikel 101 van de Grondwet, gezien de argumentatie bij artikel 96;

­ van artikel 102 van de Grondwet, gezien de argumentatie bij artikel 96;

­ van artikel 103 van de Grondwet, gezien de argumentatie bij artikel 96;

­ van artikel 104 van de Grondwet, gezien de argumentatie bij artikel 96;

­ van artikel 105 van de Grondwet, gezien de argumentatie bij artikel 44;

­ van artikel 106 van de Grondwet, gezien de argumentatie bij artikel 44;

­ van artikel 107 van de Grondwet, gezien de argumentatie bij artikel 44;

­ van artikel 108 van de Grondwet, gezien de argumentatie bij artikel 44;

­ van artikel 109 van de Grondwet, gezien de argumentatie bij artikel 44;

­ van artikel 110 van de Grondwet, gezien de argumentatie bij artikel 44;

­ van artikel 111 van de Grondwet, gezien de argumentatie bij artikel 44;

­ van artikel 112 van de Grondwet, gezien de argumentatie bij artikel 44;

­ van artikel 113 van de Grondwet, gezien de argumentatie bij artikel 44;

­ van artikel 114 van de Grondwet, gezien de argumentatie bij artikel 44;

­ van artikel 115 van de Grondwet, gezien de argumentatie bij artikel 72;

­ van artikel 116 van de Grondwet, gezien de argumentatie bij artikel 72;

­ van artikel 117 van de Grondwet, gezien de argumentatie bij artikel 72;

­ van artikel 118 van de Grondwet, gezien de argumentatie bij artikel 72;

­ van artikel 119 van de Grondwet, gezien de argumentatie bij artikel 72;

­ van artikel 120 van de Grondwet, gezien de argumentatie bij artikel 72;

­ van artikel 121 van de Grondwet, gezien de argumentatie bij artikel 72;

­ van artikel 122 van de Grondwet, gezien de argumentatie bij artikel 72;

­ van artikel 123 van de Grondwet, gezien de argumentatie bij artikel 72;

­ van artikel 124 van de Grondwet, gezien de argumentatie bij artikel 72;

­ van artikel 125 van de Grondwet, gezien de argumentatie bij artikel 72;

­ van artikel 126 van de Grondwet, gezien de argumentatie bij artikel 72;

­ van artikel 127 van de Grondwet, gezien de argumentatie bij artikel 72;

­ van artikel 128 van de Grondwet, gezien de argumentatie bij artikel 72;

­ van artikel 129 van de Grondwet, gezien de argumentatie bij artikel 72;

­ van artikel 130 van de Grondwet, gezien de argumentatie bij artikel 72;

­ van artikel 131 van de Grondwet, gezien de argumentatie bij artikel 72;

­ van artikel 132 van de Grondwet, gezien de argumentatie bij artikel 72;

­ van artikel 133 van de Grondwet, vermits in de soevereine Vlaamse natie het verschil tussen wetten en decreten kan verdwijnen;

­ van artikel 134 van de Grondwet, gezien de argumentatie bij artikel 72;

­ van artikel 135 van de Grondwet, gezien de argumentatie bij artikel 72;

­ van artikel 136 van de Grondwet, gezien de argumentatie bij artikel 72;

­ van artikel 137 van de Grondwet, gezien de argumentatie bij artikel 72;

­ van artikel 138 van de Grondwet, gezien de argumentatie bij artikel 72;

­ van artikel 139 van de Grondwet, gezien de argumentatie bij artikel 72;

­ van artikel 140 van de Grondwet, gezien de argumentatie bij artikel 72;

­ van artikel 141 van de Grondwet vermits een soevereiniteitsoverdracht aan Vlaanderen elke grond aan dit artikel ontneemt;

­ van artikel 142 van de Grondwet, gezien de argumentatie bij artikel 141;

­ van artikel 143 van de Grondwet, gezien de argumentatie bij artikel 141;

­ van artikel 144 van de Grondwet, gezien de argumentatie bij artikel 12;

­ van artikel 145 van de Grondwet, gezien de argumentatie bij het herzieningsvoorstel van artikel 12;

­ van artikel 146 van de Grondwet, gezien de argumentatie bij het herzieningsvoorstel van artikel 12;

­ van artikel 147 van de Grondwet, gezien de argumentatie bij het herzieningsvoorstel van artikel 12;

­ van artikel 148 van de Grondwet, gezien de argumentatie bij het herzieningsvoorstel van artikel 12;

­ van artikel 149 van de Grondwet, gezien de argumentatie bij het herzieningsvoorstel van artikel 12;

­ van artikel 150 van de Grondwet, gezien de argumentatie bij het hezieningsvoorstel van artikel 12;

­ van artikel 151 van de Grondwet, vermits het aan de grondwetgevende instellingen van de soevereine Vlaamse natie toekomt om te bepalen welke de bevoegdheden, rechten, plichten en verantwoordelijkheden van de magistratuur en het staatshoofd zijn;

­ van artikel 152 van de Grondwet, gezien de argumentatie bij het herzieningsvoorstel van artikel 12;

­ van artikel 153 van de Grondwet, gezien de argumentatie bij het herzieningsvoorstel van artikel 12;

­ van artikel 154 van de Grondwet, gezien de argumentatie bij het herzieningsvoorstel van artikel 12;

­ van artikel 155 van de Grondwet, gezien de argumentatie bij het herzieningsvoorstel van artikel 12;

­ van artikel 156 van de Grondwet, teneinde aan de Vlaamse soevereine natie toe te laten zelf de rechtsgebieden in te delen;

­ van artikel 157 van de Grondwet, gezien de argumentatie bij het herzieningsvoorstel van artikel 151;

­ van artikel 158 van de Grondwet, gezien de argumentatie bij het herzieningsvoorstel van artikel 151;

­ van artikel 159 van de Grondwet, gezien de argumentatie bij het herzieningsvoorstel van artikel 151;

­ van artikel 160 van de Grondwet, gezien de argumentatie bij het herzieningsvoorstel van artikel 151;

­ van artikel 161 van de Grondwet, gezien de argumentatie bij het herzieningsvoorstel van artikel 151;

­ van artikel 162 van de Grondwet, om de soevereine Vlaamse natie toe te staan de bevoegdheden, rechten, plichten en verantwoordelijkheden, evenals het tot stand komen en de werkwijze van mogelijke provinciale en gemeentelijke instellingen, agglomeraties en federaties van gemeenten, vast te leggen;

­ van artikel 163 van de Grondwet, gezien de argumentatie bij het herzieningsvoorstel van artikel 162;

­ van artikel 164 van de Grondwet, gezien de argumentatie bij het herzieningsvoorstel van artikel 162;

­ van artikel 165 van de Grondwet, gezien de argumentatie bij het herzieningsvoorstel van artikel 162;

­ van artikel 166 van de Grondwet, gezien de argumentatie bij het herzieningsvoorstel van artikel 162;

­ van artikel 167 van de Grondwet, vermits het de verantwoordelijkheid van de Vlaamse soevereine natie moet zijn om de buitenlandse betrekkingen te regelen;

­ van artikel 168 van de Grondwet, gezien de argumentatie bij het herzieningsvoorstel van artikel 167;

­ van artikel 169 van de Grondwet, gezien de argumentatie bij het herzieningsvoorstel van artikel 167;

­ van artikel 170 van de Grondwet, teneinde de grondwetgevende instellingen van de Vlaamse soevereine natie toe te staan zelf te omschrijven hoe de belastingen bepaald en geïnd dienen te worden;

­ van artikel 171 van de Grondwet, gezien de argumentatie bij het herzieningsvoorstel van artikel 170;

­ van artikel 172 van de Grondwet, gezien de argumentatie bij het herzieningsvoorstel van artikel 170;

­ van artikel 173 van de Grondwet, gezien de argumentatie bij het herzieningsvoorstel van artikel 170;

­ van artikel 174 van de Grondwet, teneinde aan de soevereine Vlaamse natie de mogelijkheid te bieden zelf de begrotingen op te stellen;

­ van artikel 175 van de Grondwet, gezien de argumentatie bij het herzieningsvoorstel van artikel 174;

­ van artikel 176 van de Grondwet, gezien de argumentatie bij het herzieningsvoorstel van artikel 174;

­ van artikel 177 van de Grondwet, gezien de argumentatie bij het herzieningsvoorstel van artikel 174;

­ van artikel 178 van de Grondwet, gezien de argumentatie bij het herzieningsvoorstel van artikel 174;

­ van artikel 179 van de Grondwet, teneinde aan de soevereine Vlaamse natie de mogelijkheid te bieden zelf de pensioenbepalingen te omschrijven;

­ van artikel 180 van de Grondwet, teneinde de Vlaamse soevereine natie toe te staan de volledige inrichting van een organisme, belast met de controle op alle openbare financiën, te organiseren;

­ van artikel 181 van de Grondwet, gezien de argumentatie bij het herzieningsvoorstel van artikel 179;

­ van artikel 182 van de Grondwet, vermits het aan de soevereine Vlaamse natie toekomt om de eigen gewapende machten te omschrijven en in te richten;

­ van artikel 183 van de Grondwet, gezien de argumentatie bij het herzieningsvoorstel van artikel 182;

­ van artikel 184 van de Grondwet, gezien de argumentatie bij het herzieningsvoorstel van artikel 182;

­ van artikel 185 van de Grondwet, vermits het aan de grondwetgevende instellingen van de soevereine Vlaamse natie toekomt om te bepalen onder welke voorwaarden en in hoeverre internationale veiligheidsverdragen kunnen gesloten worden met andere naties, en in hoeverre buitenlandse strijdkrachten op het grondgebied van de soevereine Vlaamse natie kunnen toegelaten worden ter beveiliging ervan;

­ van artikel 186 van de Grondwet, gezien de argumentatie bij het herzieningsvoorstel van artikel 182;

­ van artikel 187 van de Grondwet, vermits het aan de grondwetgevende instellingen van de soevereine Vlaamse natie toekomt om de toepassing en de onschendbaarheid van haar eigen grondwet te waarborgen;

­ van artikel 188 van de Grondwet, vermits het aan de soevereine Vlaamse natie toekomt de wijze van bekendmaking en inwerkingtreding vast te leggen van alle grondwets-, wets- en aanverwante bepalingen;

­ van artikel 189 van de Grondwet, vermits het aan de Vlaamse soevereine natie toekomt de taal of de talen te bepalen waarin de grondwet moet opgesteld zijn;

­ van artikel 190 van de Grondwet, gezien de argumentatie bij het herzieningsvoorstel van artikel 188;

­ van artikel 191 van de Grondwet, teneinde aan de soevereine Vlaamse natie toe te staan de verhoudingen met de daar verblijvende vreemdelingen vast te leggen;

­ van artikel 192 van de Grondwet, teneinde aan de soevereine Vlaamse natie toe te laten te bepalen in welke gevallen een eed dient te worden afgelegd, en welke de eedformules moeten zijn;

­ van artikel 193 van de Grondwet, vermits het de soevereine Vlaamse natie moet zijn die de eigen symbolen omschrijft;

­ van artikel 194 van de Grondwet, vermits het de grondwetgevende instellingen van de soevereine Vlaamse natie ­ waartoe Brussel als hoofdstad onverbreekbaar behoort ­ zijn, die het statuut van de hoofdstad, met alle daaraan verbonden bevoegdheden, rechten, plichten en verantwoordelijkheden, dienen te omschrijven;

­ van artikel 195 van de Grondwet, daar het aan de grondwetgevende instellingen van de soevereine Vlaamse natie toekomt de nadere regels voor de totstandkoming en latere herzieningen van haar grondwet te bepalen;

­ van artikel 196 van de Grondwet, gezien de argumentatie bij het herzieningsvoorstel van artikel 195;

­ van artikel 197 van de Grondwet, gezien de argumentatie bij het herzieningsvoorstel van artikel 195;

­ van artikel 198 van de Grondwet, gezien de argumentatie bij het herzieningsvoorstel van artikel 195.

Wim VERREYCKEN.