1-1104/2 | 1-1104/2 |
14 JANUARI 1999
De commissie voor de Institutionele Aangelegenheden besprak dit voorstel tot herziening van artikel 120 van de Grondwet op haar vergaderingen van 7 en 14 januari 1999.
Het voorstel tot herziening van artikel 120 van de Grondwet heeft tot doel de benaming « Vlaams Parlement » in de Grondwet in te voeren. Bij bijzonder decreet van 2 april 1996 doopte de Vlaamse Raad zich immers om in Vlaams Parlement.
De hoofdindiener is van oordeel dat het niet denkbaar is dat de verkiezingen voor het Vlaams Parlement zullen worden georganiseerd met drukwerk waarop de naam « Vlaams Parlement » niet voorkomt maar wél de naam « Vlaamse Raad ». Dit staat haaks op de evolutie in de staatshervorming. Hetzelfde geldt mutatis mutandis voor het Waals Gewest en de Franse Gemeenschap. Uit het antwoord op een schriftelijke vraag van senator Caluwé van de vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Aangelegenheden, de heer L. Van den Bossche, blijkt dat het probleem dat zich stelt voor de verkiezingen, kan worden opgelost zonder een grondwetsherziening.
Één van de mede-indieners verduidelijkt dat aan de betrokken minister werd gevraagd of hij bij het opstellen van de richtlijnen voor het opmaken van de formulieren en de stembiljetten voor de komende wetgevende verkiezingen de namen Vlaams Parlement, Waals Parlement en Parlement van de Franse Gemeenschap op de stembiljetten zal laten figureren of niet. De minister heeft hierop positief geantwoord. (Vragen en Antwoorden , Senaat, 1998-1999, 17 november 1998, blz. 4559).
De hoofdindiener beaamt hetgeen door de vorige spreker werd gezegd en wijst erop dat de minister hetzelfde heeft geantwoord op een mondelinge vraag van volksvertegenwoordiger Van de Casteele :
« Ik heb opdracht gegeven aan de administratie om rekening te houden met de benamingen Vlaams Parlement en Waals Parlement. Dit kan juridisch worden opgelost. » (Handelingen , Kamer, 1998-1999, 28 oktober 1998, 655.)
Een lid wijst erop dat men bij de vorige grondwetsherziening deze nieuwe benamingen niet in de Grondwet heeft opgenomen omdat daarvoor een herziening nodig was van artikel 115 van de Grondwet. Dit artikel is echter niet voor herziening vatbaar verklaard. Hij vermoedt bijgevolg dat een herziening van artikel 120 van de Grondwet in deze niet volstaat.
Een volgend lid erkent dat het voorstel van senator Van den Broeke c.s. een hele discussie herbergt. Hij verduidelijkt dat er buiten de Grondwet om een nieuw feit is geschapen, met name dat de Vlaamse Raad zichzelf tot Vlaams Parlement heeft omgedoopt. Hetzelfde is gebeurd voor de Waalse Raad die zich Waals Parlement noemt en de Franse Gemeenschapsraad die zich Parlement van de Franse Gemeenschap noemt.
Een derde lid is van oordeel dat de weg die wordt gevolgd om m.n. artikel 120 van de Grondwet te herzien om de naam « Vlaamse Raad » te wijzigen in « Vlaams Parlement », een merkwaardige weg is. Artikel 120 van de Grondwet heeft immers betrekking op de immuniteiten, voorzien in de artikelen 58 en 59 die men aan de leden van de wetgevende vergaderingen van de gemeenschappen en/of gewesten toekent.
Tevens verwijst de spreker naar de schriftelijke vraag van senator Caluwé aan de vice-eerste minister en de minister van Binnenlandse Zaken : « Volgens een decreet, in het Belgisch Staatsblad verschenen d.d. 18 april 1996 wordt gezegd dat, om de Vlaamse parlementaire instellingen aan te duiden de term « Vlaams Parlement » wordt gebruikt.
Dit decreet werd nooit aangevochten bij het Arbitragehof.
Het ligt dan ook voor de hand dat, bij de eerstvolgende verkiezingen, op de betreffende stukken, nooit meer de benaming « Vlaamse Raad », maar wel « Vlaams Parlement » wordt gebruikt.
Eventuele andersluidende grondwettelijke bepalingen kunnen geen argument zijn om het anders te doen.
Het Vlaams Parlement heeft op grondwettelijk toegelaten wijze, krachtens de haar toegekende constitutieve autonomie, haar instelling deze naam gegeven. Kan de geachte minister deze stelling onderschrijven en er naar handelen ? »
De vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken antwoordde hierop dat « ... gelet op het bijzonder decreet van 2 april 1996 en de resoluties van 5 mei 1995 en 17 december 1996 de benamingen « Vlaams Parlement », « Parlement wallon », « Parlement de la Communauté française » zullen gebruikt worden. Ik zal dan ook aan de administratie instructies geven om deze benamingen te gebruiken in de richtlijnen voor de verkiezingen en op de stembiljetten ».
Het lid vraagt zich bijgevolg af of met het antwoord van de betrokken minister de door de hoofdindiener vooropgestelde doelstelling niet reeds is bereikt. Bovendien stelt de spreker vast dat het voorstel enkel de introductie van de naam « Vlaams Parlement » viseert. Het voorstel discrimineert met andere woorden de andere wetgevende vergaderingen van gemeenschappen en/of gewesten. Wat gebeurt er met het Waals Parlement en het Parlement van de Franse Gemeenschap ? Bovendien begrijpt hetzelfde lid niet dat de minister wel spreekt over het Parlement van de Franse Gemeenschap dat niet rechtstreeks verkozen wordt en niet over het Brusselse Parlement en het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap.
Een volgend lid is van oordeel dat men wat de benaming betreft een onderscheid moet maken tussen de rechtstreeks verkozen wetgevende vergaderingen (Vlaams Parlement, Waals Parlement, Brusselse Hoofdstedelijke Raad, Raad van de Duitstalige Gemeenschap) en de wetgevende vergaderingen die niet rechtstreeks verkozen worden (Parlement van de Franse Gemeenschap, de vergadering van de Franse Gemeenschapscommissie en een deel van het Vlaams Parlement, namelijk de 6 eerstverkozen Nederlandstaligen in de Brusselse Hoofdstedelijke Raad).
Een ander lid verduidelijkt dat het Parlement van de Franse Gemeenschap inderdaad samengesteld wordt uit de 75 rechtstreeks verkozenen voor het Waals Parlement en 19 rechtstreeks verkozenen voor de Brusselse Hoofdstedelijke Raad. Bovendien worden alle leden van het Vlaams Parlement rechtstreeks verkozen, namelijk 118 rechtstreeks verkozen voor het Vlaams Gewest en de 6 eerstverkozen Nederlandstaligen in de Brusselse Hoofdstedelijke Raad. Daarom zijn deze vergaderingen voor het lid wel rechtstreeks verkozen parlementen.
Een volgend lid wijst erop dat om een parlement aan te duiden over het algemeen het criterium « het al of niet hebben van wetgevende bevoegdheid » wordt gehanteerd. Het criterium « al of niet rechtstreeks verkozen » is voor hem dan ook niet doorslaggevend. Wat de legistieke aard van het voorstel tot herziening betreft, verduidelijkt het lid dat artikel 120 van de Grondwet onderdeel is van hoofdstuk IV. De gemeenschappen en de gewesten, onderafdeling I. De gemeenschaps- en gewestraden. In artikel 115 van de Grondwet leest men : « Er is een Raad van de Vlaamse Gemeenschap, Vlaamse Raad genoemd, en een Raad van de Franse Gemeenschap, ... » Dit grondwetsartikel is niet voor herziening vatbaar. Op dit ogenblik kan men bijgevolg deze terminologie niet wijzigen. Artikel 120 van de Grondwet dat stelt dat « ieder lid van een Raad de onschendbaarheid geniet bepaald in de artikelen 58 en 59 », is volgens het lid onderschikt aan artikel 115 van de Grondwet, het eerste artikel van « onderafdeling I ». Met het voorliggende voorstel bevindt men zich volgens het lid in een legistieke impasse.
Een volgend lid steunt de stelling van de vorige spreker : artikel 115 van de Grondwet is niet voor herziening vatbaar en bijgevolg stelt het lid voor het voorstel tot herziening van artikel 120 van de Grondwet te verwerpen. Bovendien wijst het lid erop dat het woord « parlement » nergens in de Belgische Grondwet voorkomt op dit ogenblik. Er is geen « Belgisch Parlement », volgens de Grondwet. Er zijn de Kamer van volksvertegenwoordigers en de Senaat, elk met hun eigen samenstelling en bevoegdheden. Parlement wordt echter wel regelmatig gebruikt in de gewone spreektaal.
De hoofdindiener van het voorstel tot herziening van artikel 120 van de Grondwet verduidelijkt dat hij dit voorstel heeft ingediend, samen met andere Nederlandstalige gemeenschapssenatoren. De senator wijst erop dat de Vlaamse Raad bij bijzonder decreet van 2 april 1996 de naam « Vlaams Parlement » heeft vastgelegd. Indien er niets gebeurt bij het uitschrijven van de verkiezingen is de kans reëel dat het Vlaams Parlement straks naar de verkiezingen gaat onder de benaming « Vlaamse Raad ». In de toelichting bij het voorstel tot herziening van artikel 120 van de Grondwet werd reeds vermeld dat ook de benamingen « Waals Parlement » en « Parlement van de Franse gemeenschap » zouden kunnen opgenomen worden in het voorstel.
Een lid wenst van een vorig lid te vernemen waarom een grondwetsherziening wordt voorgesteld terwijl de Vlaamse Raad, gebruik makend van de constitutieve autonomie, zijn naam gewijzigd heeft in « Vlaams Parlement ». Ofwel is het bijzonder decreet van het Vlaams Parlement rechtstreeks uitvoerbaar, ofwel niet en is een grondwetsherziening noodzakelijk. In dit laatste geval is het lid de mening toegedaan dat artikel 115 van de Grondwet moet worden herzien. Artikel 115 van de Grondwet is momenteel echter niet voor herziening vatbaar.
Één van de mede-indieners wijst erop dat men in de Kamer van volksvertegenwoordigers het probleem poogt op te lossen via een wijziging van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen en niet via een grondwetswijziging. Hij onderstreept het belang van het antwoord van de vice-eerste minister en de minister van Binnenlandse Zaken dat supra werd geciteerd. Ook is het lid van oordeel dat de federale Grondwet in elk geval zou moeten worden aangepast aan de nieuwe benaming. Over het tijdstip waarop men deze grondwetsherziening doorvoert, kan men inderdaad, vanuit juridisch oogpunt, van mening verschillen : door de huidige of de volgende constituante.
Het voorstel tot herziening van artikel 120 van de Grondwet wordt verworpen met 7 stemmen bij 3 onthoudingen.
Vertrouwen werd geschonken aan de rapporteur voor het uitbrengen van het verslag.
De rapporteur, | De voorzitter, |
Ludwig CALUWÉ. | Frank SWAELEN. |