1-419/18 | 1-419/18 |
14 OKTOBER 1998
(Nieuw opschrift)
Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.
Art. 2. Voor de toepassing van deze wet en haar uitvoeringsbesluiten wordt verstaan onder :
1º kansspelen : elk spel of weddenschap, waarbij een ingebrachte inzet van om het even welke aard, hetzij het verlies van deze inzet door minstens één der spelers of wedders, hetzij een winst van om het even welke aard voor minstens één der spelers, wedders of inrichters van het spel of de weddenschap tot gevolg heeft en waarbij het toeval een zelfs bijkomstig element is in het spelverloop, de aanduiding van de winnaar of de bepaling van de winstgrootte;
2º exploiteren : in werking stellen of houden, installeren of in stand houden van één of meerdere kansspelen of kansspelinrichtingen;
3º kansspelinrichting : de gebouwen of plaatsen waar één of meerdere kansspelen worden geëxploiteerd.
Art. 3. Geen kansspelen in de zin van deze wet zijn :
1. spelen betreffende sportbeoefening en weddenschappen die naar aanleiding ervan worden aangegaan;
2. spelen die aan de speler of gokker geen ander voordeel opleveren dan het recht om maximaal vijf keer gratis verder te spelen;
3. kaart- of gezelschapsspelen, uitgeoefend buiten de kansspelinrichtingen klasse I en II, alsook spelen uitgebaat door pretparken of door kermisexploitanten naar aanleiding van kermissen, handelsbeurzen of andere beurzen onder soortgelijke omstandigheden, die slechts een zeer beperkte inzet vereisen en aan de speler of gokker slechts een materieel voordeel van geringe waarde kunnen opleveren;
4. loterijen in de zin van de wet van 31 december 1851 op de loterijen, de wet van 22 juli 1991 betreffende de Nationale loterij en de artikelen 301, 302, 303 en 304 van het Strafwetboek.
Art. 4. Het is verboden, onder welke vorm, op welke plaats en op welke rechtstreekse of onrechtstreekse manier ook, één of meer kansspelen of kansspelinrichtingen te exploiteren tenzij die overeenkomstig deze wet zijn toegestaan.
Niemand mag zonder voorafgaande schriftelijke vergunning van de kansspelcommissie een of meer kansspelen of kansspelinrichtingen exploiteren.
Art. 5. De nietigheid van de overeenkomsten met het oog op de exploitatie van de door deze wet en haar uitvoeringbesluiten toegestane kansspelen en kansspelinrichtingen kan niet worden opgeworpen alleen op grond van het feit dat deze kansspelen of kansspelinrichtingen ongeoorloofd zouden zijn.
Art. 6. De kansspelinrichtingen worden in drie klassen ingedeeld, te weten de kansspelinrichtingen klasse I of casino's, de kansspelinrichtingen klasse II of speelautomatenhallen en de kansspelinrichtingen klasse III of drankgelegenheden, naargelang van de aard en het aantal kansspelen dat in de kansspelinrichting mag worden geëxploiteerd, van het maximumbedrag van de inzet, het verlies en de winst van de spelers en gokkers bij elk kansspel en van de aard van de in de respectieve inrichtingen toegestane nevenactiviteiten.
Art. 7. De Koning bepaalt bij een in de Ministerraad overlegd besluit per klasse van kansspelinrichting de lijst van kansspelen en het aantal kansspelen waarvan de exploitatie is toegestaan onder de voorwaarden van deze wet. De kansspelcommissie geeft hiervoor een advies binnen een termijn van drie maanden. De Koning kan van het advies van deze commissie afwijken mits Hij zijn beslissing met redenen omkleedt.
Art. 8. De Koning bepaalt voor elk kansspel geëxploiteerd in een kansspelinrichting klasse II en III per speelkans het maximumbedrag van de inzet, het verlies en de winst van de spelers en gokkers. Hij kan tevens het maximumbedrag bepalen dat een speler of gokker mag verliezen per door Hem vastgestelde speelduur.
Hij kan zulks ook bepalen voor kansspelen geëxploiteerd in een kansspelinrichting klasse I.
Art. 9. Bij het ministerie van Justitie wordt onder de benaming « kansspelcommissie » een advies-, beslissings- en controleorgaan inzake kansspelen opgericht waarvan de zetel in het administratieve arrondissement Brussel-Hoofdstad is gevestigd.
Art. 10. § 1. De commissie bestaat uit 11 leden, onder wie een magistraat die het voorzitterschap waarneemt, en evenveel plaatsvervangende leden.
§ 2. Naast de voorzitter telt de commissie volgende leden :
een Nederlandstalige en een Franstalige vertegenwoordiger van de minister van Justitie;
een Nederlandstalige en een Franstalige vertegenwoordiger van de minister van Financiën;
een Nederlandstalige en een Franstalige vertegenwoordiger van de minister van Economische Zaken;
een Nederlandstalige en een Franstalige vertegenwoordiger van de minister van Binnenlandse Zaken;
een Nederlandstalige en een Franstalige vertegenwoordiger van de minister van Volksgezondheid.
De vertegenwoordigers en hun plaatsvervangers worden op voordracht van de betrokken ministers door de Koning benoemd.
§ 3. De voorzitter en zijn plaatsvervanger worden op voordracht van de minister van Justitie bij een in de Ministerraad overlegd besluit door de Koning benoemd uit de Nederlandstalige en Franstalige magistraten en eremagistraten die overeenkomstig artikel 43quinquies van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken het bewijs van de kennis van de Franse, respectievelijk Nederlandse taal hebben geleverd.
De voorzitter oefent zijn ambt voltijds uit.
Hij mag tijdens de duur van zijn mandaat geen andere beroepsbezigheid uitoefenen.
De voorzitter van de commissie behoudt als magistraat zijn plaats op de ranglijst. Hij blijft zijn wedde met de daaraan verbonden verhogingen en voordelen genieten. Gedurende zijn opdracht wordt hij geacht zijn ambt te hebben uitgeoefend. De bepalingen inzake inruststelling en pensioen zijn op hem van toepassing. In de vervanging van de magistraat wordt voorzien door een benoeming in overtal overeenkomstig de bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek. Wanneer het een korpschef betreft, wordt in zijn vervanging voorzien door de benoeming in overtal van een magistraat uit de onmiddellijk lagere rang.
§ 4. De leden van de commissie en hun plaatsvervangers worden aangewezen voor een termijn van drie jaar, die eenmaal kan worden verlengd voor twee derde van de leden van de commissie voor een termijn van drie jaar. Ten vroegste drie jaar na het einde van hun opdracht kunnen de leden en hun plaatsvervangers zich opnieuw kandidaat stellen voor het ambt dat zij hebben uitgeoefend. Zij kunnen worden aangewezen voor een termijn van vijf jaar, die niet kan worden verlengd.
§ 5. Met uitzondering van de voorzitter ontvangen de commissieleden en hun plaatsvervangers per vergadering reis- en verblijfkosten, alsook presentiegeld, waarvan de Koning het bedrag vaststelt.
Art. 11. Om tot lid of plaatsvervangend lid van de commissie te worden benoemd en het te blijven, moet men aan de volgende voorwaarden voldoen :
1. Belg zijn;
2. de burgerlijke en politieke rechten genieten en van goed zedelijk gedrag zijn;
3. de volle leeftijd van 35 jaar bereikt hebben;
4. zijn woonplaats in België hebben;
5. geen functie hebben uitgeoefend of uitoefenen in een kansspelinrichting of geen rechtstreeks of onrechtstreeks belang, van welke aard ook, hebben of gehad hebben in de exploitatie van een dergelijke inrichting of in een andere vergunningsplichtige activiteit als bedoeld in deze wet;
6. geen titularis zijn van een verkozen mandaat op gemeentelijk, provinciaal, regionaal of federaal vlak;
7. gedurende ten minste tien jaar een academisch, juridisch, administratief, economisch of sociaal ambt uitoefenen.
De leden en de plaatsvervangende leden van de commissie mogen gedurende een termijn van vijf jaar na beëindiging van hun mandaat geen functie uitoefenen in een kansspelinrichting of enig rechtstreeks of onrechtstreeks belang, van welke aard ook, hebben in de exploitatie van dergelijke inrichting.
Art. 12. Ingeval de voorzitter gedurende meer dan drie maanden afwezig is of zijn mandaat vacant wordt, wordt hij vervangen door zijn plaatsvervanger.
Bij verhindering van de voorzitter wordt hij vervangen door een lid dat de commissie onder haar leden aanwijst.
Art. 13. De leden en de plaatsvervangende leden van de commissie mogen niet deelnemen aan een beraadslaging over zaken waarbij zij een persoonlijk en rechtstreeks belang hebben of waarbij hun bloed- of aanverwanten tot en met de vierde graad een persoonlijk en rechtstreeks belang hebben.
Art. 14. De commissie wordt bijgestaan door een secretariaat samengesteld uit ambtenaren van het ministerie van Justitie.
De Koning bepaalt de organisatie, de samenstelling en de werking van het secretariaat.
Art. 15. § 1. Voor de uitvoering van haar taken kan de commissie een beroep doen op deskundigen.
Zij kan een of meer van haar leden of van de personeelsleden van haar secretariaat belasten met de uitvoering van een onderzoek ter plaatse. De voorzitter, de leden van de commissie en de leden van het secretariaat die ambtenaar zijn, hebben de hoedanigheid van officier van gerechtelijke politie, hulpofficier van de procureur des Konings nadat zij door de Koning zijn aangewezen en de volgende eed hebben afgelegd : « Ik zweer getrouwheid aan de Koning, gehoorzaamheid aan de Grondwet en aan de wetten van het Belgische volk ».
In het kader van de uitoefening van hun functie kunnen zij :
1. op elk ogenblik van de dag of nacht binnentreden in de inrichtingen, lokalen en vertrekken waar zij voor het vervullen van hun opdracht toegang moeten hebben; tot de bewoonde lokalen hebben ze evenwel enkel toegang indien zij redenen hebben om te geloven dat een inbreuk op deze wet en haar uitvoeringsbesluiten wordt gepleegd en mits een voorafgaande toelating van de rechter van de politierechtbank;
2. overgaan tot elk onderzoek, elke controle en elk verhoor, alsook alle dienstige vaststellingen doen en eisen dat hen alle documenten worden overhandigd die nuttig kunnen zijn in het kader van hun onderzoek;
3. zich door de exploitanten en hun personeel, alsook door de politiediensten en de administratieve overheidsdiensten alle bijkomende inlichtingen doen bezorgen die zij nuttig achten;
4. alle voorwerpen, inzonderheid documenten, stukken, boeken en kansspelen, in beslag nemen die kunnen dienen als overtuigingsstuk betreffende een inbreuk op deze wet en haar uitvoeringsbesluiten of die nodig zijn om mededaders of medeplichtigen op te sporen;
5. een beroep doen op de bijstand van de gemeentepolitie, van de rijkswacht of van de gerechtelijke politie.
§ 2. De commissie doet bij de procureur des Konings aangifte van elk misdrijf waarvan zij kennis heeft.
De inbreuken worden vastgesteld door middel van processen-verbaal die bewijskracht hebben tot het tegendeel bewezen is.
De agenten en officieren van gerechtelijke politie stellen de commissie in elk geval in kennis van alle klachten en verklaringen, alsmede van alle inlichtingen en vaststellingen die verband houden met de toepassing van deze wet.
De procureur des Konings waakt voor de wettigheid van de bewijsmiddelen en de loyaliteit waarmee ze worden verzameld.
Art. 16. De commissie moet ieder jaar bij de wetgevende kamers en bij de ministers van Economische Zaken, Binnenlandse Zaken, Financiën, Justitie en Volksgezondheid een verslag over haar werkzaamheden indienen.
Art. 17. Onverminderd artikel 15, § 2, zijn de leden van de commissie en het secretariaat en de deskundigen om wiens medewerking is verzocht, verplicht om de feiten, de handelingen of de inlichtingen waarvan zij uit hoofde van hun functie kennis hebben, geheim te houden.
Inbreuken op deze bepaling worden gestraft met de straffen bepaald in artikel 458 van het Strafwetboek.
Art. 18. Artikel 327 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 wordt aangevuld met een § 6, luidende :
« § 6. De kansspelcommissie als bedoeld in artikel 9 van de wet van ... op de kansspelen, de kansspelinrichtingen en de bescherming van de spelers, moet de minister van Financiën er onverwijld van in kennis stellen dat zij bij een orgaan dat zij controleert, concrete elementen heeft vastgesteld die vermoedelijk wijzen op het bestaan of op de voorbereiding van een mechanisme, gericht op fiscale fraude; »
Art. 19. De oprichtings-, personeels - en werkingskosten van de commissie en haar secretariaat komen volledig ten laste van de houders van de vergunningen klasse A, B, C en E.
De Koning bepaalt de wijze waarop voornoemde kosten aan deze laatsten worden gefactureerd.
De Koning legt aan de wetgevende kamers een ontwerp van wet voor dat gericht is op de bekrachtiging van het besluit uitgevaardigd ter uitvoering van het vorige lid.
Art. 20. De commissie brengt op eigen initiatief of op verzoek van de betrokken ministers advies uit omtrent wetgevende of regelgevende initiatieven betreffende materies bedoeld in deze wet.
De commissie controleert de toepassing en naleving van deze wet en haar uitvoeringsbesluiten.
De commissie verleent de vergunningen van de klassen A, B, C, D en E.
De commissie is de controle- en toezichthoudende overheid bedoeld in de artikelen 21 en 22 van de wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld.
De commissie ontvangt klachten op de door de Koning bepaalde wijze.
Art. 21. De commissie kan :
1. bij gemotiveerde beslissing en op de hierna omschreven wijze een exploitatievergunning of een andere vergunning uitreiken aan degene die dergelijke vergunning aanvraagt;
2. bij gemotiveerde beslissing en op de wijze die de Koning bepaalt, de waarschuwingen uitspreken, de vergunning voor een bepaalde tijd schorsen of intrekken en een voorlopig of definitief verbod van exploitatie van een of meer kansspelen opleggen ingeval de bepalingen van deze wet en haar uitvoeringsbesluiten niet worden nageleefd.
De betrokkene, die kan worden bijgestaan door zijn raadsman, moet vooraf door de commissie worden gehoord.
Art. 22. Binnen een maand na haar oprichting, stelt de commissie haar intern reglement op, dat ter goedkeuring wordt voorgelegd aan de ministers van Economische Zaken, Binnenlandse Zaken, Financiën, Justitie en Volksgezondheid.
De commissie beraadslaagt slechts dan op geldige wijze, wanneer ten minste de meerderheid van haar leden aanwezig is. Zij beslist bij volstrekte meerderheid. Bij staking van de stemmen is de stem van de voorzitter of, bij zijn afwezigheid, van zijn plaatsvervanger doorslaggevend.
De plaatsvervangende leden nemen slechts deel aan de beraadslaging als ze een gewoon lid vervangen.
Art. 23. De Koning bepaalt de organisatie en de werking van de commissie.
Art. 24. De commissie ontmoet ten minste eenmaal per jaar de vertegenwoordigers van de exploitanten in een overlegcomité, waarvan de samenstelling en de werking door de Koning worden vastgesteld.
Art. 25. Er bestaan vijf soorten vergunningen :
1. de vergunning klasse A staat voor hernieuwbare periodes van vijftien jaar, onder de door haar bepaalde voorwaarden, de exploitatie toe van een kansspelinrichting klasse I of casino;
2. de vergunning klasse B staat voor hernieuwbare periodes van negen jaar, onder de door haar bepaalde voorwaarden, de exploitatie toe van een kansspelinrichting klasse II of speelautomatenhal;
3. de vergunning klasse C staat voor hernieuwbare periodes van vijf jaar, onder de door haar bepaalde voorwaarden, de exploitatie toe van een kansspelinrichting klasse III of drankgelegenheid;
4. de vergunning klasse D staat voor hernieuwbare periodes van vijf jaar, onder de door haar bepaalde voorwaarden, de houder ervan toe een beroepsactiviteit, van welke aard ook, uit te oefenen in een kansspelinrichting klasse I of II;
5. de vergunning klasse E staat voor hernieuwbare periodes van tien jaar, onder de door haar bepaalde voorwaarden, de verkoop, de verhuur, de leasing, de levering, de terbeschikkingstelling, de invoer, de uitvoer en de productie van kansspelen, de diensten inzake onderhoud, herstelling en uitrusting van kansspelen.
Zij staat bovendien, voor een hernieuwbare periode van tien jaar, de exploitatie van kansspelen toe in de kansspelinrichtingen klasse III.
Art. 26. De toegekende vergunningen kunnen niet worden overgedragen.
Art. 27. Het is een zelfde natuurlijke of rechtspersoon verboden de vergunningen klasse A, B en D enerzijds en de vergunning klasse E anderzijds rechtstreeks of onrechtstreeks, persoonlijk of door bemiddeling van een natuurlijke of rechtspersoon te cumuleren.
De houders van een vergunning klasse A, B of C kunnen kansspelen, bestemd en gebruikt voor de exploitatie van een kansspelinrichting klasse I, II en III en die als dusdanig werden of worden afgeschreven, overdragen om niet of onder bezwarende titel, mits voorafgaandelijke inlichting en toestemming van de commissie.
Art. 28. Kansspelinrichtingen klasse I of casino's zijn inrichtingen waarin de door de Koning toegestane al dan niet automatische kansspelen worden geëxploiteerd en socio-culturele activiteiten zoals voorstellingen, tentoonstellingen, congressen en horeca-activiteiten worden georganiseerd.
Art. 29. Het totaal aantal toegestane kansspelinrichtingen klasse I is beperkt tot 9.
Een kansspelinrichting klasse I kan slechts worden geëxploiteerd op het grondgebied van de gemeenten Blankenberge, Chaudfontaine, Dinant, Knokke-Heist, Middelkerke, Namen, Oostende, Spa en een van de 19 gemeenten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Na advies van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, duidt de Koning, bij een in de Ministerraad overlegd besluit, op basis van de vestigings- en infrastructuurmogelijkheden, alsook van de sociale impact van de vestiging van een kansspelinrichting klasse I, de gemeente aan tussen de gemeenten van het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest die zich daarvoor kandidaat hebben gesteld en dit bij een ter post aangetekend schrijven, gericht aan de minister van Justitie, binnen drie maanden na de inwerkingtreding van deze wet.
Per gemeente kan slechts één kansspelinrichting klasse I worden geëxploiteerd. Daartoe zal elke gemeente een concessieovereenkomst afsluiten met een kandidaat-exploitant.
De Koning kan bij een in de Ministerraad overlegd besluit de voorwaarden bepalen waaraan de concessieovereenkomst dient te voldoen.
Bij sluiting van een kansspelinrichting klasse I, kan de Koning, op advies van de commissie, bij een in Ministerraad overlegd besluit de toestemming verlenen om de exploitatie van een kansspelinrichting klasse I te verplaatsen naar een andere gemeente van hetzelfde gewest.
Art. 30. De commissie moet nagaan of de aanvrager voldoet aan de in deze wet gestelde voorwaarden.
De commissie kan beslissen vooraf de aanvrager te horen, waarbij deze laatste door zijn raadsman kan worden bijgestaan.
De aanvrager, die kan worden bijgestaan door zijn raadsman, moet op verzoek vooraf door de commissie worden gehoord.
Art. 31. Om een vergunning klasse A te kunnen verkrijgen moet de aanvrager :
1. indien het gaat om een natuurlijk persoon, onderdaan zijn van een Lid-Staat van de Europese Unie; indien het gaat om een rechtspersoon, die geen vereniging zonder winstoogmerk mag zijn, deze hoedanigheid naar Belgisch recht of naar het recht van een Lid-Staat van de Europese Unie bezitten;
2. indien het gaat om een natuurlijk persoon, volledig zijn burgerlijke en politieke rechten genieten en zich gedragen op een wijze die beantwoordt aan de vereisten van de functie; indien het gaat om een rechtspersoon, moeten de bestuurders en zaakvoerders volledig hun burgerlijke en politieke rechten genieten en zich gedragen op een wijze die beantwoordt aan de vereisten van de functie;
3. een concessieovereenkomst voorleggen, die met de gemeentelijke overheid van de gemeente waar de kansspelinrichting klasse I zou worden gevestigd, gesloten is onder de voorwaarde dat de vergunning klasse A wordt verkregen;
4. het bewijs leveren van zijn kredietwaardigheid en financiële draagkracht en de commissie te allen tijde nauwgezet alle inlichtingen verstrekken die haar de mogelijkheid bieden de transparantie van de exploitatie en de identiteit van de aandeelhouders, alsook de latere wijzigingen daaromtrent te controleren.
Art. 32. Om houder van een vergunning klasse A te kunnen blijven, moet de aanvrager :
1. indien het gaat om een natuurlijk persoon die op enigerlei wijze, rechtstreeks of onrechtstreeks, persoonlijk of door middel van een rechtspersoon deelneemt aan de exploitatie van een kansspelinrichting klasse I, te allen tijde op ondubbelzinnige wijze door de commissie kunnen worden geïdentificeerd en bij de commissie gekend zijn;
2. de commissie de mogelijkheid bieden om alle andere natuurlijke personen die op enigerlei wijze rechtstreeks of onrechtstreeks, persoonlijk of door middel van een rechtspersoon deelnemen aan de exploitatie van een kansspelinrichting klasse I, te allen tijde op ondubbelzinnige wijze te identificeren en de identiteit van die personen te kennen;
3. aan de commissie alle inlichtingen verstrekken die haar te allen tijde de mogelijkheid bieden de transparantie van de exploitatie en de identiteit van de aandeelhouders, alsook de latere wijzigingen daaromtrent te controleren.
4. ten laatste één maand na het toekennen van de vergunning klasse A het bewijs leveren dat hij is ingeschreven in het handelsregister van het arrondissement waar de kansspelinrichting klasse I wordt uitgebaat, alsook het bewijs leveren dat hij op zijn minst een bedrijfszetel in hetzelfde arrondissement heeft;
5. de ruimte waar de kansspelen worden geëxploiteerd, op zodanige wijze volledig en strikt scheiden van de ruimten in het casino die een andere bestemming hebben, alsook van de voor het publiek toegankelijke ruimten buiten het casino, dat de kansspelen van buiten de speelzaal niet kunnen worden gezien; het is de exploitant evenwel toegestaan in de speelzaal een bar of een restaurant uit te baten of zulks aan een derde die een vergunning klasse D heeft, toe te vertrouwen.
Art. 33. De Koning bepaalt :
1. de vorm van de vergunning klasse A;
2. de wijze waarop de aanvragen van een vergunning moeten worden ingediend en onderzocht;
3. de wijze waarop kansspelinrichtingen klasse I moeten werken en worden beheerd, met dien verstande dat zowel met betrekking tot de spelverrichtingen als tot de andere activiteiten die de kansspelinrichting uitoefent, een afzonderlijke boekhouding moet worden gevoerd;
4. de werkingsregels van de kansspelen;
5. de regels van toezicht op en controle van de kansspelen, inzonderheid door middel van een passend informaticasysteem.
Art. 34. De kansspelinrichtingen klasse II of speelautomatenhallen zijn inrichtingen waar de door de Koning toegestane kansspelen worden geëxploiteerd.
Er worden ten hoogste 200 kansspelinrichtingen klasse II toegestaan.
Er wordt een convenant afgesloten tussen de gemeente van vestiging en de uitbater van de kansspelinrichting klasse II. Dit convenant bepaalt waar automaten mogen worden opgesteld, wie toegang krijgt tot welk gedeelte van de automatenhal en wie het gemeentelijk toezicht waarneemt.
Art. 35. De commissie moet nagaan of de aanvrager voldoet aan de in deze wet vastgestelde voorwaarden.
De commissie kan beslissen vooraf de aanvrager te horen, waarbij deze laatste door zijn raadsman kan worden bijgestaan.
De aanvrager, die kan worden bijgestaan door zijn raadsman, moet op verzoek vooraf door de commissie worden gehoord.
Art. 36. Om een vergunning klasse B te kunnen verkrijgen moet de aanvrager :
1. indien het gaat om een natuurlijk persoon, onderdaan zijn van een Lid-Staat van de Europese Unie; indien het gaat om een rechtspersoon, deze hoedanigheid naar Belgisch recht of naar het recht van een Lid-Staat van de Europese Unie bezitten;
2. indien het gaat om een natuurlijk persoon, volledig zijn burgerlijke en politieke rechten genieten en zich gedragen op een wijze die beantwoordt aan de vereisten van de functie; indien het gaat om een rechtspersoon, moeten de bestuurders en zaakvoerders volledig hun burgerlijke en politieke rechten genieten en zich gedragen op een wijze die beantwoordt aan de vereisten van de functie;
3. het bewijs leveren van zijn kredietwaardigheid en financiële draagkracht en de commissie te allen tijde nauwgezet alle inlichtingen verstrekken die haar de mogelijkheid bieden de transparantie van de exploitatie en de identiteit van de aandeelhouders, alsook de latere wijzigingen daaromtrent te controleren.
4. ervoor zorgen dat de kansspelinrichting klasse II niet gevestigd wordt in de nabijheid van onderwijsinstellingen, ziekenhuizen, plaatsen die vooral door jongeren worden bezocht, plaatsen waar erediensten worden gehouden en gevangenissen.
Art. 37. Om houder van een vergunning klasse B te kunnen blijven, moet de aanvrager :
1. indien het gaat om een natuurlijk persoon die op enigerlei wijze, rechtstreeks of onrechtstreeks, persoonlijk of door middel van een rechtspersoon deelneemt aan de exploitatie of zorgt voor de huisvesting van een kansspelinrichting klasse II, te allen tijde op ondubbelzinnige wijze door de commissie kunnen worden geïdentificeerd en bij de commissie gekend zijn;
2. de commissie de mogelijkheid bieden om alle andere natuurlijke personen die op enigerlei wijze rechtstreeks of onrechtstreeks, persoonlijk of door middel van een rechtspersoon deelnemen aan de exploitatie of zorgen voor de huisvesting van een kansspelinrichting klasse II, te allen tijde op ondubbelzinnige wijze te identificeren en de identiteit van die personen te kennen;
3. aan de commissie alle inlichtingen verstrekken die haar te allen tijde de mogelijkheid bieden de transparantie van de exploitatie en de identiteit van de aandeelhouders, alsook de latere wijzigingen daaromtrent te controleren.
4. ten laatste één maand na het toekennen van de vergunning klasse B het bewijs leveren dat hij is ingeschreven in het handelsregister van het arrondissement waar de kansspelinrichting klasse II wordt uitgebaat, alsook het bewijs leveren dat hij op zijn minst een bedrijfszetel in hetzelfde arrondissement heeft;
5. de ruimte waar de kansspelen worden geëxploiteerd, op zodanige wijze volledig en strikt scheiden van de ruimten in de spelinrichting klasse II die een andere bestemming hebben, alsook van de voor het publiek toegankelijke ruimten buiten de spelinrichting, dat de kansspelen van buiten de speelzaal niet kunnen worden gezien; de exploitant mag in de speelzaal geen bar of restaurant uitbaten, noch zulks aan een derde toevertrouwen.
Art. 38. De Koning bepaalt :
1. de vorm van de vergunning klasse B;
2. de wijze waarop de aanvragen van een vergunning moeten worden ingediend en onderzocht;
3. de wijze waarop kansspelinrichtingen klasse II moeten werken en worden beheerd, met dien verstande dat zowel met betrekking tot de spelverrichtingen als tot de andere activiteiten die de kansspelinrichting uitoefent, een afzonderlijke boekhouding moet worden gevoerd;
4. de werkingsregels van de kansspelen;
5. de regels van toezicht op en controle van de kansspelen, inzonderheid door middel van een passend informaticasysteem.
Art. 39. Kansspelinrichtingen klasse III of drankgelegenheden zijn inrichtingen waar drank, ongeacht de aard ervan, wordt verkocht voor gebruik ter plaatse en waarin maximaal twee kansspelen worden geëxploiteerd.
Art. 40. De commissie moet nagaan of de aanvrager voldoet aan de in deze wet vastgestelde voorwaarden.
De commissie kan beslissen vooraf de aanvrager te horen, waarbij deze laatste door zijn raadsman kan worden bijgestaan.
De aanvrager, die kan worden bijgestaan door zijn raadsman, moet op verzoek vooraf door de commissie worden gehoord.
Art. 41. Om een vergunning klasse C te kunnen verkrijgen moet de aanvrager, indien het gaat om een natuurlijk persoon, volledig zijn burgerlijke en politieke rechten genieten en zich gedragen op een wijze die beantwoordt aan de vereisten van de functie. Indien het gaat om een rechtspersoon, moeten de bestuurders en zaakvoerders volledig hun burgerlijke en politieke rechten genieten en zich gedragen op een wijze die beantwoordt aan de vereisten van de functie.
Art. 42. Om houder van een vergunning klasse C te blijven, moet de aanvrager ten laatste een maand te rekenen van de toekenning van de vergunning klasse C het bewijs ervan leveren dat hij is ingeschreven in het handelsregister van het arrondissement waar de kansspelinrinchting klasse III wordt geëxploiteerd.
Art. 43. De Koning bepaalt :
1. de vorm van de vergunning klasse C;
2. de wijze waarop de aanvragen van een vergunning moeten worden ingediend en onderzocht;
3. de wijze waarop kansspelinrichtingen klasse III moeten werken en worden beheerd, met dien verstande dat zowel met betrekking tot de spelverrichtingen als tot de andere activiteiten die de kansspelinrichting uitoefent, een afzonderlijke boekhouding moet worden gevoerd;
4. de werkingsregels van de kansspelen;
5. de regels van toezicht op en controle van de kansspelen, inzonderheid door middel van een passend informaticasysteem.
Art. 44. Elke persoon die gedurende de openingsuren van de speelzaal binnen een kansspelinrichting klasse I of II enige beroepsactiviteit, van welke aard ook, wenst uit te oefenen die verband houdt met het spel, moet beschikken over een vergunning klasse D en het bewijs daarvan, in de vorm van een identificatiekaart, steeds bij zich hebben.
Art. 45. Om een vergunning klasse D te verkrijgen en te behouden moet de aanvrager volledig zijn burgerlijke en politieke rechten genieten en zich gedragen op een wijze die beantwoordt aan de vereisten van de functie.
Art. 46. Het is de personeelsleden verboden om persoonlijk of door middel van tussenpersonen deel te nemen aan de geëxploiteerde kansspelen, andere geldelijke of materiële vergoedingen aan te nemen dan die bepaald in hun arbeidsovereenkomst of aan de spelers en gokkers enige vorm van lening of krediet toe te staan.
Art. 47. De Koning bepaalt :
1. de vorm van de vergunning klasse D en van de bijbehorende identificatiekaart;
2. de wijze waarop de aanvragen van een vergunning moeten worden ingediend en onderzocht;
3. welke bekwaamheden en welke getuigschriften nodig zijn om een vergunning klasse D te verkrijgen.
Art. 48. De verkoop, de verhuur, de leasing, de levering, de terbeschikkingstelling, de invoer, de uitvoer, de productie, de diensten inzake onderhoud, herstelling en uitrusting van kansspelen, alsmede de exploitatie ervan in welke vorm dan ook in de kansspelinrichting klasse III, kunnen slechts plaatsvinden na toekenning van een vergunning klasse E.
Art. 49. De commissie moet nagaan of de aanvrager voldoet aan de in deze wet vastgestelde voorwaarden.
De commissie kan beslissen vooraf de aanvrager te horen, waarbij deze laatste door zijn raadsman kan worden bijgestaan.
De aanvrager, die kan worden bijgestaan door zijn raadsman, moet op verzoek vooraf door de commissie worden gehoord.
Art. 50. Om een vergunning klasse E te kunnen verkrijgen moet de aanvrager :
1. indien het gaat om een natuurlijk persoon, onderdaan zijn van een Lid-Staat van de Europese Unie; indien het gaat om een rechtspersoon, deze hoedanigheid naar Belgisch recht of naar het recht van een Lid-Staat van de Europese Unie bezitten;
2. indien het gaat om een natuurlijk persoon, volledig zijn burgerlijke en politieke rechten genieten en zich gedragen op een wijze die beantwoordt aan de vereisten van de functie; indien het gaat om een rechtspersoon, moeten de bestuurders en zaakvoerders volledig hun burgerlijke en politieke rechten genieten en zich gedragen op een wijze die beantwoordt aan de vereisten van de functie;
3. het bewijs leveren van zijn kredietwaardigheid en financiële draagkracht en de commissie te allen tijde nauwgezet alle inlichtingen verstrekken die haar de mogelijkheid bieden de transparantie van de exploitatie en de identiteit van de aandeelhouders, alsook de latere wijzigingen daaromtrent te controleren.
Art. 51. Indien de aanvrager van een vergunning klasse E een natuurlijk persoon is die op enigerlei wijze, rechtstreeks of onrechtstreeks, persoonlijk of door middel van een rechtspersoon deelneemt aan een activiteit onderworpen aan de toekenning van een vergunning klasse E, moet hij om houder van die vergunning te kunnen blijven, te allen tijde op ondubbelzinnige wijze door de commissie kunnen worden geïdentificeerd en bij die commissie gekend zijn.
De aanvrager moet aan de commissie alle inlichtingen verstrekken die haar te allen tijde de mogelijkheid bieden de transparantie van de exploitatie en de identiteit van de aandeelhouders, alsook de latere wijzigingen daaromtrent te controleren.
Art. 52. Elk model van materiaal of van toestel dat met het oog op het gebruik in een kansspelinrichting klasse I, II en III, is ingevoerd of vervaardigd binnen de grenzen en voorwaarden vastgesteld in een vergunning klasse E, moet, teneinde op het Belgische grondgebied te kunnen worden verkocht of geëxploiteerd, goedgekeurd worden door de commissie op basis van de controles uitgevoerd door een van de instanties die vermeld zijn in het tweede lid van onderhavig artikel. Als bewijs hiervan wordt een vergunning uitgereikt.
De controles die de basis vormen voor de goedkeuring worden uitgevoerd door :
hetzij de Metrologische dienst van het ministerie van Economische Zaken,
hetzij een orgaan dat hiertoe geaccrediteerd is in het raam van de wet van 20 juli 1990 betreffende de accreditatie van certificatie- en keuringsinstellingen, alsmede van beproevingslaboratoria, onder toezicht van de Metrologische dienst,
hetzij een orgaan van een andere Lid-Staat van de Europese Unie dat voor de vermelde activiteit door de overheid van die andere Lid-Staat is erkend.
De controles bij de ingebruikneming en bij het gebruik van het materiaal of van de toestellen bedoeld in het eerste lid worden eveneens uitgevoerd door de instanties bedoeld in het tweede lid.
Art. 53. De Koning bepaalt :
1. de vorm van de vergunningen klasse E en van die bedoeld in artikel 52;
2. de wijze waarop de aanvragen van een vergunning moeten worden ingediend en onderzocht;
3. de procedures betreffende de controle van de kansspelen die aan de goedkeuring voorafgaan;
4. de werkingsregels van de kansspelen;
5. de regels van toezicht op en controle van de kansspelen, inzonderheid door middel van een passend informaticasysteem.
6. het bedrag en de wijze van innen van de vergoedingen betreffende de controles voor de modelgoedkeuring en de navolgende controles.
Art. 54. § 1. De toegang tot kansspelinrichtingen klasse I en II is verboden voor personen jonger dan 21 jaar. De deelneming aan kansspelen in kansspelinrichtingen klasse III is verboden voor minderjarigen.
§ 2. De toegang tot kansspelinrichtingen klasse I en II is verboden voor magistraten, notarissen, deurwaarders en leden van de politiediensten.
§ 3. De commissie ontzegt de toegang tot kansspelinrichtingen klasse I en II aan :
1. personen die daarom zelf hebben verzocht;
2. personen die in staat van verlengde minderjarigheid zijn verklaard;
3. onbekwaam verklaarden op verzoek van hun wettelijke vertegenwoordiger of van hun gerechtelijk raadsman;
4. personen aan wie krachtens het koninklijk besluit nr. 22 van 24 oktober 1934 een verbod is opgelegd bepaalde ambten, beroepen of werkzaamheden uit te oefenen, na kennisgeving door het openbaar ministerie.
§ 4. De commissie kan preventief de toegang tot de kansspelinrichtingen I en II ontzeggen aan :
1. de te beschermen persoon voor wie een verzoekschrift is ingediend overeenkomstig artikel 487ter van het Burgerlijk Wetboek;
2. de te beschermen persoon voor wie een verzoekschrift is ingediend overeenkomstig artikel 488bis, b), van het Burgerlijk Wetboek;
3. de te beschermen persoon voor wie een verzoekschrift is ingediend overeenkomstig artikel 5 van de wet van 26 juni 1990 betreffende de bescherming van de persoon van de geesteszieke.
De preventieve ontzeggingen opgesomd in het eerste lid nemen een einde wanneer de commissie in kennis is gesteld van de beslissingen bedoeld in respectievelijk de artikelen 487sexies en 488bis, e), § 1, van het Burgerlijk Wetboek en in de artikelen 8, 12 en 30 van de wet van 26 juni 1990 betreffende de bescherming van de persoon van de geesteszieke.
Art. 55. 1. Artikel 487ter van het Burgerlijk Wetboek, gewijzigd bij wet van 6 april 1976, wordt aangevuld met een vierde lid, luidende :
« Een afschrift van het verzoekschrift wordt door de griffier ter kennis gebracht van de kansspelcommissie als bedoeld in artikel 9 van de wet van ... op de kansspelen, de kansspelinrichtingen en de bescherming van de spelers. »
2. Het eerste lid van artikel 487sexies van het Burgerlijk Wetboek, gewijzigd bij artikel 65 van de wet van 31 maart 1987, wordt vervangen als volgt :
« De beslissingen waarbij iemand in staat van verlengde minderjarigheid wordt verklaard, waarbij gelast wordt het ouderlijk gezag te vervangen door de voogdij of waarbij een nieuwe voogd wordt benoemd, worden door de griffier ter kennis gebracht van de minister van Justitie, van de burgemeester van de gemeente waar de betrokkene in het bevolkingsregister is ingeschreven en van de kansspelcommissie als bedoeld in artikel 9 van de wet van ... op de kansspelen, de kansspelinrichtingen en de bescherming van de spelers. »
Art. 56. 1. Artikel 488bis, b), § 2, van het Burgerlijk Wetboek, wordt aangevuld met een derde lid, luidende :
« Een afschrift van het verzoekschrift wordt door de griffier ter kennis gebracht van de kansspelcommissie als bedoeld in artikel 9 van de wet van ... op de kansspelen, de kansspelinrichtingen en de bescherming van de spelers. »
2. Het vierde lid van artikel 488bis, e), § 1, van het Burgerlijk Wetboek, ingevoegd bij de wet van 18 juli 1991, wordt vervangen als volgt :
« Binnen dezelfde termijn brengt de griffier de beslissing ter kennis van de burgemeester van de verblijfplaats van de beschermde persoon en van de kansspelcommissie als bedoeld in artikel 9 van de wet van ... op de kansspelen, de kansspelinrichtingen en de bescherming van de spelers. »
Art. 57. 1. Artikel 7, § 4, tweede lid, van de wet van 26 juni 1990 betreffende de bescherming van de persoon van de geesteszieke wordt gewijzigd als volgt :
« Hij zendt een niet ondertekend afschrift van het verzoekschrift en deze beslissing aan de advocaten van de partijen en aan de kansspelcommissie als bedoeld in artikel 9 van de wet van ... op de kansspelen, de kansspelinrichtingen en de bescherming van de spelers, en in voorkomend geval, aan de wettelijke vertegenwoordiger, de geneesheer-psychiater en de vertrouwenspersoon van de zieke. »
2. Artikel 8, § 2, tweede lid, van dezelfde wet wordt gewijzigd als volgt :
« Hij zendt een niet ondertekend afschrift van het vonnis aan de raadslieden, aan de procureur des Konings, aan de kansspelcommissie als bedoeld in artikel 9 van de wet van ... op de kansspelen, de kansspelinrichtingen en de bescherming van de spelers, en in voorkomend geval, aan de wettelijke vertegenwoordiger, de geneesheer-psychiater en de vertrouwenspersoon van de zieke. »
3. Artikel 30, § 4, tweede lid, van dezelfde wet wordt gewijzigd als volgt :
« Hij zendt een niet ondertekend afschrift van het vonnis of kennisgeving van het ontbreken van een vonnis aan de raadslieden, aan de kansspelcommissie als bedoeld in artikel 9 van de wet van... op de kansspelen, de kanspelinrichtingen en de bescherming van de spelers, en in voorkomend geval, aan de wettelijke vertegenwoordiger, de geneesheer en de vertrouwenspersoon van de zieke. »
Art. 58. Niemand mag aan de spelers en de gokkers enige vorm van lening of krediet toestaan of met hen een geldelijke of materiële transactie aangaan ter betaling van een inzet of een verlies.
De exploitanten van de kansspelinrichtingen zijn verplicht in alle voor het publiek toegankelijke lokalen op duidelijk leesbare en goed zichtbare wijze het verbod van kredietverlening, bepaald in het eerste lid, ter kennis te brengen van hun cliënteel.
De aanwezigheid van geldautomaten in kansspelinrichtingen klasse I, II en III is verboden.
Art. 59. Aan de kansspelen mag alleen worden deelgenomen met contant betaalde speelpenningen en -fiches, die eigen zijn aan de spelinrichting en uitsluitend binnen haar muren door haar personeel worden uitgereikt, of met muntstukken.
Art. 60. Het is verboden kosteloos verplaatsingen, maaltijden, dranken of geschenken aan te bieden aan het cliënteel van kansspelinrichtingen klasse I, II en III of zulks te doen onder de marktprijs van vergelijkbare goederen en diensten.
Art. 61. De Koning neemt maatregelen gericht op de uitwerking van een deontologische code, de voorlichting van het publiek omtrent de gevaren inherent aan kansspelen en het verbod op het op elkaar aansluiten van twee of meer toestellen met het oog op het toekennen van één prijs.
In kansspelinrichtingen klasse I, II en II moeten folders zichtbaar beschikbaar zijn met informatie over gokverslaving, het telefoonnummer van de hulplijn 0800 en adressen van hulpverleners.
Art. 62. De toegang tot de speelzalen van kansspelinrichtingen van de klassen I en II is slechts toegestaan wanneer de betrokken persoon een identiteitsbewijs voorlegt en de exploitant zijn volledige naam, voornamen, geboortedatum, geboorteplaats, beroep en adres in een register inschrijft.
Een afschrift van het stuk waaruit de identiteit van de speler blijkt, moet gedurende ten minste vijf jaar na zijn laatste deelneming aan een kansspel worden bewaard.
De Koning bepaalt de wijze waarop de spelers worden toegelaten en geregistreerd.
Hij bepaalt de voorwaarden inzake toegang tot de registers.
Art. 63. Wordt gestraft met gevangenisstraf van zes maanden tot vijf jaar en met geldboete van 100 frank tot 100 000 frank of met een van die straffen alleen :
1. eenieder die onder welke vorm, op welke plaats en op welke rechtstreekse of onrechtstreekse manier ook, één of meer kansspelen of kansspelinrichtingen exploiteert die overeenkomstig deze wet niet zijn toegestaan;
2. eenieder die een of meer kansspelen of kansspelinrichtingen exploiteert zonder dat de commissie daartoe vooraf een schriftelijke vergunning heeft uitgereikt;
3. eenieder die de hem toegekende vergunning overdraagt;
4. ieder natuurlijk persoon of rechtspersoon die rechtstreeks of onrechtstreeks, persoonlijk of door middel van een natuurlijk persoon of een rechtspersoon, vergunningen klasse A, B en D cumuleert met een vergunning klasse E;
5. iedere houder van een vergunning klasse A, B of C die kansspelen bestemd en gebruikt voor de exploitatie van een kansspelinrichting klasse I, II en III en die als dusdanig werden of worden afgeschreven, heeft overgedragen om niet of onder bezwarende titel, zonder voorafgaandelijk de commissie hierover te hebben ingelicht;
6. iedere houder van een vergunning klasse D die persoonlijk of door middel van tussenpersonen heeft deelgenomen aan de geëxploiteerde kansspelen, die andere geldelijke of materiële vergoedingen heeft aangenomen dan die bepaald in zijn arbeidsovereenkomst of aan de spelers en gokkers enige vorm van lening of krediet heeft toegestaan;
7. eenieder die aan spelers en gokkers enige vorm van lening of krediet heeft toegestaan of die met hen een financiële of materiële transactie is aangegaan ter betaling van een inzet of een verlies.
Art. 64. Wordt gestraft met gevangenisstraf van een maand tot drie jaar en met geldboete van 26 frank tot 25 000 frank of met een van die straffen alleen :
1. eenieder die personen jonger dan 21 jaar toegang heeft verleend tot een kansspelinrichting klasse I of II of de mogelijkheid heeft geboden deel te nemen aan een kansspel in een spelinrichting klasse III;
2. eenieder die personen, als bedoeld in artikel 54, § 3, toegang heeft verleend tot een kansspelinrichting klasse I of II;
3. eenieder die aan de exploitatie van een op grond van deze wet niet-toegestane kansspelinrichting heeft deelgenomen in de hoedanigheid van bankhouder, bestuurder, aangestelde of vertegenwoordiger;
4. eenieder die op welke wijze ook reclame maakt of spelers werft voor een kansspelinrichting die bij wet is verboden of krachtens de wet niet uitdrukkelijk is toegestaan, of voor een daarmee vergelijkbare, in het buitenland gevestigde inrichting;
5. eenieder die kosteloos verplaatsingen, maaltijden, dranken of geschenken aanbiedt aan het cliënteel van kansspelinrichtingen klasse I, II en III of zulks doet onder de marktprijs van vergelijkbare goederen en diensten;
6. eenieder die als exploitant van een kansspelinrichting klasse I of II toegang tot de speelzaal heeft verleend aan personen zonder hen te hebben gevraagd een identiteitsbewijs over te leggen, die hun volledige naam, voornamen, geboortedatum, geboorteplaats, beroep en adres niet in een register heeft ingeschreven of gedurende ten minste vijf jaar na de laatste deelneming van een speler aan een kansspel geen afschrift van het stuk waaruit zijn identiteit blijkt, heeft bewaard.
Art. 65. Voornoemde straffen kunnen worden verdubbeld :
1. bij recidive binnen vijf jaar volgend op een veroordeling krachtens deze wet of de besluiten tot uitvoering ervan;
2. ingeval de overtreding is gepleegd ten aanzien van een persoon jonger dan 18 jaar.
Art. 66. Betrokkene kan overeenkomstig artikel 33 van het Strafwetboek bovendien uit bepaalde rechten worden ontzet.
Art. 67. Bij elke vorm van overtreding worden het bij het spel ingezette geld, de daarmee gelijkgestelde papieren, de meubelen, de instrumenten, het gereedschap en de toestellen gebruikt bij of bestemd voor de spelen verbeurdverklaard.
Art. 68. De rechter kan de definitieve of tijdelijke sluiting van de kansspelinrichting bevelen.
Art. 69. Alle bepalingen van Boek I van het Strafwetboek, daaronder begrepen hoofdstuk VII en artikel 85, zijn van toepassing op de misdrijven omschreven in deze wet.
Art. 70. Natuurlijke personen en bestuurders, zaakvoerders, beheerders, organen, aangestelden en lasthebbers van rechtspersonen zijn burgerrechtelijk aansprakelijk voor de veroordelingen tot schadevergoeding, boeten, kosten, verbeurdverklaringen en administratieve boeten van welke aard ook, die worden uitgesproken wegens overtreding van de bepalingen van deze wet.
Hetzelfde geldt voor vennoten van vennootschappen zonder rechtspersoonlijkheid wanneer een vennoot, een beheerder, een aangestelde of een lasthebber de overtreding hebben begaan in het kader van de activiteiten van de vennootschap. Deze personen zijn hoofdelijk gehouden tot het voldoen van de veroordelingen bedoeld in het eerste lid.
Het openbaar ministerie of de burgerlijke partij kunnen de natuurlijke personen en de rechtspersonen bedoeld in het eerste en tweede lid van dit artikel rechtstreeks voor het strafgerecht dagen.
Art. 71. Met uitzondering van de vergunning klasse D worden de vergunningen bedoeld in artikel 25 slechts afgeleverd na storting van een zakelijke waarborg die bestaat uit geld of effecten. De waarborg, die wordt aangewend bij wanbetaling van de kosten en de uitgaven bedoeld in de artikelen 19 en 72, moet ten laatste vijf dagen voor aanvang van de spelverrichtingen bij de Consignatiekas worden gestort.
Bij wanbetaling van de kosten wordt de waarborg aangewend om de verschuldigde bedragen te betalen.
Indien tijdens de uitoefening van de activiteiten blijkt dat de waarborg ontoereikend is om de kosten te dekken, eist de commissie dat binnen vijf dagen een bijkomend bedrag wordt betaald op straffe van schorsing van de vergunning tot het tijdstip van storting.
Het bedrag van de waarborg wordt bepaald op :
1. 10 miljoen frank voor een vergunning klasse A;
2. 3 miljoen frank voor een vergunning klasse B;
3. 20 000 frank voor een vergunning klasse C;
4. 5 miljoen frank voor een vergunning klasse E.
De Koning kan de bedragen van de waarborg bij een in Ministerraad overlegd besluit wijzigen.
De Koning legt aan de wetgevende kamers, zodra zij verenigd zijn of bij de opening van hun volgende zitting, een ontwerp van wet voor dat gericht is op de bekrachtiging van het besluit uitgevaardigd ter uitvoering van het vorige lid.
Art. 72. De gemaakte kosten worden aan de aanvrager nauwkeurig gefactureerd op de wijze bepaald door de Koning.
Het gaat in dit verband om de voorafgaande, periodieke en andere kosten die de commissie en het secretariaat tijdens de uitoefening van hun opdrachten hebben gemaakt.
Art. 73. De wet van 24 oktober 1902 betreffende het spel, gewijzigd bij de wetten van 19 april 1963 en 22 november 1974, alsook de uitleggingswet van 14 augustus 1978 worden opgeheven.
Art. 74. Artikel 305 van het Strafwetboek wordt opgeheven.
Art. 75. Artikel 1 van de wet van 15 juli 1960 tot zedelijke bescherming van de jeugd wordt aangevuld met het volgende lid :
« Deze bepaling is niet van toepassing op kansspelinrichtingen die zijn toegestaan bij de wet van ... op de kansspelen, de kansspelinrichtingen en de bescherming van de spelers. »
Art. 76. In artikel 2bis van de wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld, gewijzigd door de wet van 10 augustus 1998, wordt het 5º vervangen als volgt :
« 5º de natuurlijke personen of de rechtspersonen die een of meer kansspelen van klasse I exploiteren, bedoeld in de wet van ... op de kansspelen, de kansspelinrichtingen en de bescherming van de spelers. »
Art 77. De concessieovereenkomsten die gelden op het ogenblik van de inwerkingtreding van deze wet tussen de kansspelinrichtingen klasse I en de gemeenten bedoeld in artikel 29 van deze wet blijven in voorkomend geval gelden gedurende maximum 20 jaar voor zover deze kansspelinrichtingen binnen een jaar na de inwerkingtreding van deze wet voldoen aan de voorwaarden bepaald in deze wet.
Art. 78. De Koning oefent de Hem door deze wet toegekende bevoegdheden uit op gezamenlijke voordracht van de ministers van Economische Zaken, Binnenlandse Zaken, Financiën, Volksgezondheid en Justitie.
Art. 79. De artikelen 9 tot 23 treden in werking de dag waarop zij in het Belgisch Staatsblad worden bekendgemaakt.
De andere artikelen treden in werking op de datum bepaald door de Koning.