1-235

1-235

Sénat de Belgique

Belgische Senaat

Annales parlementaires

Parlementaire handelingen

SÉANCES DU JEUDI 17 DÉCEMBRE 1998

VERGADERINGEN VAN DONDERDAG 17 DECEMBER 1998

(Vervolg-Suite)

MONDELINGE VRAAG VAN DE HEER CALUWÉ AAN DE STAATSSECRETARIS VOOR VEILIGHEID EN STAATSSECRETARIS VOOR MAATSCHAPPELIJKE INTEGRATIE EN LEEFMILIEU OVER « HET ONTWERP VAN REGIO-INDELING VOOR DE BRANDWEERDIENSTEN VAN DE PROVINCIE ANTWERPEN »

QUESTION ORALE DE M. CALUWÉ AU SECRÉTAIRE D'ÉTAT À LA SÉCURITÉ ET SECRÉTAIRE D'ÉTAT À L'INTÉGRATION SOCIALE ET À L'ENVIRONNEMENT SUR « LE PROJET DE RÉPARTITION EN ZONES CONCERNANT LES SERVICES D'INCENDIE DE LA PROVINCE D'ANVERS »

De voorzitter. ­ Aan de orde is de mondelinge vraag van de heer Caluwé.

Vice-eerste minister Van den Bossche antwoordt namens zijn collega.

Het woord is aan de heer Caluwé.

De heer Caluwé (CVP). ­ Mijnheer de voorzitter, in de zomer van dit jaar vroeg de staatssecretaris aan de gemeenten om voorstellen te doen om te komen tot zonevorming van de brandweerdiensten.

Verschillende gemeenten hebben hun adviezen aan de staatssecretaris bezorgd. Intussen werden in de provincie Antwerpen de diensthoofden bijeengeroepen om het ontwerp van regio-indeling te bespreken.

Het wekt verbazing dat het voorliggend ontwerp helemaal geen rekening houdt met de uitgebrachte adviezen. Sinds 1993 bestaat er in Antwerpen al regio-werking. Zo werden de gemeenten rond het Z-korps Edegem en rond het Z-korps Wuustwezel, samen met het X-korps Antwerpen in één regio ingedeeld. Uit de werking van de jongste vijf jaar bleek echter dat deze indeling niet werkzaam is. De afstanden zijn te groot en de cultuurverschillen tussen een professioneel korps en de talrijke vrijwilligerskorpsen zijn te diep om een goede samenwerking mogelijk te maken. Daarom werd op 10 mei van dit jaar beslist om de Antwerpse regio op te delen in drie werkbare subregio's. De voorstellen van een aantal gemeenten gingen uit van deze nieuwe, in hun ogen betere situatie. Daarbij namen zij de indeling van de interpolitiezones over zodat politie- en hulpdiensten goed kunnen samenwerken.

Toch is het voorstel dat vorige week werd voorgelegd opnieuw gebaseerd op deze niet-werkbare grote regio uit 1993. In dat voorstel wordt voorzien in subregio's. De zuidelijke subregio die erin is opgenomen, valt door het wegknippen van een aantal gemeenten wel relatief klein uit. Bovendien worden door dat wegknippen de huidige goed functionerende samenwerkingsverbanden naar de prullenmand verwezen.

Is het voorstel dat vorige week werd geformuleerd, voor de staatssecretaris, definitief ? Is hij bereid dit voorstel te herzien in de richting van meer werkbare zones ?

De voorzitter. ­ Het woord is aan vice-eerste minister Van den Bossche.

De heer Van den Bossche, vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken. ­ Mijnheer de voorzitter, om de zonevorming bij de brandweer een degelijke wettelijke basis te geven, heeft de regering een wetsontwerp ingediend tot wijziging van de wet van 31 december 1963. Het zal kort na het reces, door de bevoegde kamercommissie worden behandeld. Vervolgens zal aan de nieuwe wettelijke bepalingen bij koninklijk en ministerieel besluit uitvoering worden gegeven.

In afwachting van de formele goedkeuring van de wet en de publicatie van de uitvoeringsbesluiten, heeft de staatssecretaris aan de gouverneurs gevraagd het overleg met de gemeenten en met de dienstchefs van de openbare brandweerdiensten te starten en het terrein als het ware af te tasten, met de bedoeling hem een voorstel te doen voor de indeling van het grondgebied van de provincies in brandweerzones. Ik heb hier de desbetreffende brief van de staatssecretaris aan gouverneur Paulus van de provincie Antwerpen bij mij.

Van een aantal provincies heeft de staatssecretaris inmiddels al voorstellen of een tussentijdse stand van zaken ontvangen. Dat was het geval voor West-Vlaanderen, Waals-Brabant, Vlaams-Brabant, het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, Luik en Oost-Vlaanderen, maar voor de provincie Antwerpen heeft hij nog geen enkel voorstel ontvangen.

Ik citeer uit de brief : « De installatie van de brandweerzones zal progressief en stapsgewijs gebeuren. De toetreding door de gemeenten gebeurt in eerste instantie op basis van vrijwilligheid : de gemeente beslist vrij al dan niet toe te treden tot een zone. We zullen de situatie opvolgen en lessen trekken uit de samenwerkingsverbanden die tot stand komen. De globale procedure om tot operationele brandweerzones te komen kan onderverdeeld worden in volgende fasen : « Fase 1 : voorstellen gouverneurs voor de indeling van het grondgebied van de provincie in zones ». Deze fase is momenteel volop aan de gang. « Fase 2 : beslissing van de staatssecretaris over de afbakening van de zones. »

In de brief wordt verder melding gemaakt van een aantal criteria op grond waarvan het grondgebied van een provincie in brandweerzones wordt ingedeeld. « Er wordt bij voorkeur rekening gehouden met de volgende factoren : de bestaande gemeente-grenzen, de bestaande provinciegrenzen, de bestaande indeling van gewestelijke groepen, eventuele bestaande samenwerkingsakkoorden, relevante geografische gegevens (natuurlijke hindernissen, autowegen, waterlopen, ...) » ... « De zones worden met een bestaand X- of Y-centrum gevormd. »

Tot op heden is er dus nog geen advies van de gouverneur van de provincie Antwerpen. Zolang de gouverneur nog geen definitief advies heeft geformuleerd, is het dus normaal dat er voorstellen en tegenvoorstellen van gemeenten circuleren. De staatssecretaris wacht nu het advies van de gouverneur en zijn motivatie af. Dit is immers uitermate belangrijk. Pas dan zullen de knelpunten worden onderzocht en zal er eventueel een bijkomende overlegronde plaatshebben.

Ik ben het met de heer Caluwé eens dat we in deze zaak zorgvuldig moeten te werk gaan. Er zal niet alleen moeten worden bekeken of het om vrijwilligers- of beroepskorpsen gaat, maar er moet ook rekening worden gehouden met de afstand en de bereikbaarheid ­ wat niet hetzelfde is ­ en met de bestaande indeling. Zelfs ná de bevragingsronde van de gouverneur zal het geheel dus zorgvuldig moeten worden bekeken. Een goede indeling van de BWZ's zal mede beslissend zijn voor een snel en efficiënt optreden van de brandweer in geval van rampen en branden. Als een brand eenmaal uitslaat, kan de brandweer alleen nog maar de schade beperken, maar is het niet meer mogelijk de brand nog echt onder controle te krijgen. De tijdspanne die nodig is om zich te verplaatsen naar de plaats van de brand, moet dus een heel belangrijk criterium zijn. De staatssecretaris en ikzelf delen de bekommernis terzake van de heer Caluwé.

Laten we echter, zolang er geen definitief advies is, nog geen tranen plengen. Pas daarna kunnen we een oordeel formuleren en eventueel een nieuwe gespreksronde organiseren.

De voorzitter. ­ Het woord is aan de heer Caluwé voor een repliek.

De heer Caluwé (CVP). ­ Mijnheer de voorzitter, het is mij nu duidelijk dat we hier nog niet te maken hebben met een definitief voorstel. Tevens wil ik de vice-minister vragen de staatssecretaris aan te raden in ieder geval rekening te houden met de bestaande interpolitiezones. Op die manier kunnen dezelfde mensen in dezelfde context voortreffelijk samenwerken.

De voorzitter. ­ Het incident is gesloten.

L'incident est clos.