1-1142/1 | 1-1142/1 |
6 NOVEMBER 1998
De Senaat,
overwegende dat Taslima Nasreen in 1993 na de publicatie van haar roman Laijja (Shame) waarin zij opkomt voor de rechten van de vrouw in de islamgemeenschap, door de Council of Soldiers of Islam ter dood veroordeeld werd en de regering van Bangladesh haar politiebescherming moest bieden;
overwegende dat Taslima Nasreen in 1994, na een interview met de Indische krant The Statesman , Bangladesh heeft moeten verlaten en asiel heeft gezocht in de Europese Unie omdat haar leven sindsdien gevaar loopt nadat moslimleiders een fatwa jegens haar hebben ingesteld;
overwegende dat in een VN-rapport met betrekking tot vrije meningsuiting de speciale rapporteur Abid Hussain in 1995 zijn bezorgdheid uit ten aanzien van de regering van Bangladesh die geen maatregelen neemt tegen diegenen die het leven van Talisma Nasreen bedreigen;
overwegende dat Taslima Nasreen tijdens haar vrijwillige ballingschap in Zweden door de regering van Bangladesh bij verstek tot een gevangenisstraf veroordeeld werd wegens schending van artikel 295a van de strafwet dat de rechten van alle religieuze gemeenschappen op niet-discriminerende bescherming van de Staat garandeert;
overwegende dat Taslima Nasreen op 14 september jongstleden naar Bangladesh terugkeerde om ter zijde van haar moeder te staan, die naar verluidt ongeneeslijk ziek is, en dadelijk moest onderduiken voor mogelijke aanslagen op haar leven en voor een arrestatie door de politie wegens haar veroordeling tot 2 jaar gevangenisstraf;
rekening houdende met artikel 19 van het Internationaal verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten dat bepaalt :
« 1. Een ieder heeft het recht zonder inmenging een mening te koesteren.
2. Een ieder heeft het recht op vrijheid van meningsuiting; dit recht omvat mede de vrijheid inlichtingen en denkbeelden van welke aard ook op te sporen, te ontvangen en door te geven, ongeacht grenzen, hetzij mondeling, hetzij in geschreven of gedrukte vorm, in de vorm van kunst, of met behulp van andere media naar keuze.
3. Aan de uitoefening van de in het tweede lid van dit artikel bedoelde rechten zijn bijzondere plichten en verantwoordelijkheden verbonden. Deze kan derhalve aan bepaalde beperkingen worden gebonden, doch alleen beperkingen die bij de wet worden voorzien en nodig zijn :
a) in het belang van de rechten of de goede naam van anderen;
b) in het belang van de nationale veiligheid of ter bescherming van de openbare orde, de volksgezondheid of de goede zeden. »
overwegende dat ook België dit verdrag heeft ondertekend en er bijgevolg van overtuigd is dat de vrijheid van meningsuiting één van de fundamentele mensenrechten is;
overwegende dat Taslima Nasreen de Sakharov-prijs heeft ontvangen voor haar inzet voor het respect voor de mensenrechten en meer in het bijzonder voor de rechten van vrouwen in de context van bepaalde islamitische tradities;
Verzoekt aan de federale regering
1. bij de autoriteiten van Bangladesh aan te dringen om alles in het werk te stellen om het leven en de veiligheid van Taslima Nasreen te beschermen en een einde te maken aan alle gerechtelijke stappen tegen haar;
2. verzet aan te tekenen bij de regering van Bangladesh indien Taslima Nasreen wordt gearresteerd op grond van de voornoemde beschuldigingen die louter in verband moeten gebracht worden met de vreedzame uitoefening van haar recht op vrije meningsuiting;
3. bij de autoriteiten van Bangladesh aan te dringen om Taslima Nasreen de mogelijkheid te bieden haar recht op vrije meningsuiting uit te oefenen;
4. bij de EU aan te dringen om eens dat het nieuwe samenwerkingsakkoord tussen de EU en Bangladesh in werking treedt, nauw toe te zien op de naleving van artikel 1 dat het respect voor de mensenrechten inclusief het recht op vrije meningsuiting regelt.
5. deze resolutie over te maken aan het Europees Parlement, de regeringen van de lidstaten van de Europese Unie en de regering van Bangladesh.
Sabine DE BETHUNE. Erika THIJS. |