1-1064/3

1-1064/3

Belgische Senaat

ZITTING 1998-1999

10 DECEMBER 1998


Wetsvoorstel tot wijziging van het koninklijk besluit nr. 34 van 20 juli 1967 betreffende de tewerkstelling van de werknemers van vreemde nationaliteit


VERSLAG

NAMENS DE COMMISSIE VOOR DE SOCIALE AANGELEGENHEDEN UITGEBRACHT DOOR DE HEER OLIVIER


De commissie heeft dit wetsvoorstel besproken tijdens haar vergaderingen van 24 november en 10 december 1998.

I. INLEIDENDE UITEENZETTING DOOR DE INDIENSTER VAN HET WETSVOORSTEL

De indienster merkt op dat het probleem van de mensenhandel in de sport sinds enige tijd bekend is. Pas in het voorjaar echter, geraakte de problematiek van de jonge buitenlandse voetballers die in ons land vergeefs hun voetbalgeluk beproeven, helemaal in de aandacht. Dit gebeurde naar aanleiding van een reeks ontluisterende artikelen in de pers en vooral dankzij de bevindingen van het Centrum voor gelijke kansen en racismebestrijding in zijn derde jaarrapport.

Niet voor alle Afrikaanse en Zuid-Amerikaanse voetballers is in ons land een grote voetbaltoekomst weggelegd. Nochtans worden ze massaal door voetbalmakelaars met grootse beloftes en een toeristenvisum naar Europa gelokt, waar ze door de grote clubs in hun zoektocht naar nieuw talent worden getest. Doch slechts weinigen onder hen blijken in het avontuur te slagen.

Het merendeel, vaak nog minderjarige voetballers, komen evenwel niet aan de bak, zijn derhalve volledig afhankelijk van de goodwill van vaak malafide voetbalmakelaars en verzeilen in de illegaliteit of pseudo-illegaliteit.

Exemplarisch voor deze gang van zaken is het verhaal van de jonge Kameroenees Serge Bodo, die enige tijd geleden getuigenis heeft afgelegd in de Senaat. Serge Bodo leefde in Kameroen bij zijn grootouders omdat zijn ouders gescheiden waren. Hij was een plaatselijke voetbalster en toen hij nog geen 18 jaar oud was, werd hij door een voetbalmakelaar met grote beloftes naar Europa gelokt. Hier toegekomen vond hij echter geen club waar hij aan de slag kon, verzeilde in de illegaliteit en leefde in erbarmelijke omstandigheden. Zo woonde hij samen met zeven andere Afrikanen op één kamer. Het is uiteindelijk de VZW Sport en Vrijheid uit Gent die zijn zaak ter harte heeft genomen en hem uit deze situatie heeft geholpen.

Maar ook voor hen die wel door profclubs worden geëngageerd, zijn de problemen niet van de baan. Clubs zijn immers doorgaans geneigd een optie voor meerdere jaren te nemen, waardoor de speler in kwestie volledig afhankelijk wordt van de club, inzonderheid wanneer het erop aankomt een transfer naar een andere club te bekomen.

Het is dus duidelijk dat niet alleen voetbalmakelaars veel geld verdienen aan deze lucratieve handel in buitenlandse voetballers, maar ook de clubs een mooie slag proberen te slaan. Bovendien, zo concluderen althans het Centrum voor gelijke kansen en racismebestrijding en enkele organisaties ­ zoals de VZW Sport en Vrijheid ­ die zich de problematiek van de mensenhandel ter harte nemen, gaat ook de Belgische Voetbalbond niet vrijuit. De KBVB onderneemt immers niets tegen deze gang van zaken.

De indienster geeft hierna enige toelichting bij het wetsvoorstel. Ofschoon het Centrum voor gelijke kansen en racismebestrijding suggereert dat ook de overheid ­ zowel de federale als de gewesten en gemeenschappen ­ in deze materie een bijzondere verantwoordelijkheid dragen omdat deze zich afspeelt in een legaal kader waarbij de overheid vergunningen en/of diensten (af)levert, is het de overtuiging van de indieners dat het de makelaars en de clubs zijn die in deze de belangrijkste verantwoordelijkheid dragen. Het zopas gestarte onderzoek van het Antwerpse parket lijkt deze stelling nu trouwens te bevestigen.

Het voorliggend wetsvoorstel beoogt precies om dergelijke vormen van mensenhandel te bestrijden door de aansprakelijkheid van bemiddelaars en werkgevers te verscherpen. De bedoeling is een inclusief beleid op te zetten door een bepaling in te voegen in het koninklijk besluit nr. 34 van 20 juli 1967 betreffende de tewerkstelling van werknemers van vreemde nationaliteit. Meer bepaald wordt voorgesteld de hoofdelijke aansprakelijkheid in te voeren voor de bemiddelaars en de werkgevers.

Deze hoofdelijke aansprakelijkheid behelst de betaling van de kosten voor gezondheidszorg, verblijf en repatriëring van de vreemde werknemer. Hoewel dit wetsvoorstel in de eerste plaats is ingegeven door de bekommernis om de huidige wantoestanden inzake mensenhandel in de sport aan te pakken, heeft het voorgestelde artikel 24 betrekking op iedere vorm van tewerkstelling, ook buiten de sport. Er is immers geen enkele reden om dezelfde regeling niet toe te passen in andere sectoren.

Allicht verdient het ook aanbeveling enkele andere (wetgevende) initiatieven toe te lichten.

In het Vlaams Parlement werd een voorstel van resolutie ingediend, waarop de commissie Cultuur en Sport een reeks hoorzittingen aan het probleem van de mensenhandel in de sport heeft gewijd. Op 14 oktober 1998 werd het voorstel van resolutie door de plenaire vergadering goedgekeurd.

Ook de federale regering heeft inmiddels haar verantwoordelijkheid genomen. In de laatste Ministerraad voor het zomerreces keurde zij een ontwerp van koninklijk besluit goed betreffende de toekenning en intrekking van arbeidskaarten voor buitenlandse werknemers.

Dit ontwerp van koninklijk besluit zorgt ervoor dat belangrijke hiaten en knelpunten in de huidige wetgeving worden weggewerkt. Daarbij wordt grotendeels tegemoet gekomen aan de voorstellen van de Vlaamse administratie (die verantwoordelijk is voor het uitreiken van de arbeidskaarten en -vergunningen), de Adviesraad voor buitenlandse werknemers én het Centrum voor gelijkheid van kansen en racismebestrijding.

De indienster besluit dat het eerder vermeld koninklijk besluit momenteel voor advies bij de Raad van State ligt. Zij informeert naar de stand van zaken in dit dossier.

II. ANTWOORD VAN DE MINISTER VAN TEWERKSTELLING EN ARBEID

De minister van Tewerkstelling en Arbeid bevestigt dat momenteel alle wetgeving in verband met de tewerkstelling van buitenlandse werknemers, waaronder de voetballers en de voetballers in spe, wordt samengebracht in één tekst. Deze tekst werd voor advies voorgelegd aan de Adviesraad voor buitenlandse werknemers en in het licht hiervan aangepast. De Ministerraad heeft zijn akkoord betuigd met dit ontwerp, dat momenteel voor advies bij de Raad van State ligt. Het ontwerp is niet louter een coördinatie van bestaande wetgeving, maar omvat ook een aantal nieuwe bepalingen.

De harmonisering was noodzakelijk om verschillende redenen. De wettelijke regels waren zeer verspreid, ze waren niet meer aangepast aan de nieuwe staatsstructuren en ze moeten herwerkt worden in het licht van de regels inzake het vrij verkeer van personen in de Europese Unie.

Het ontwerp heeft onder meer betrekking op de au-pair-jongeren die naar ons land komen. Gezien de misbruiken die op dit vlak worden vastgesteld, hebben deze bepalingen aanleiding gegeven tot nogal wat discussie. Sommigen pleitten ervoor het fenomeen gewoonweg te verbieden. De regering heeft er echter voor gekozen deze vorm van tewerkstelling binnen zeer strikte regels toch toe te laten. Er gaan immers ook Belgische au pairs naar andere landen. Daarnaast is er het argument dat een dergelijk fenomeen beter kan worden gecontroleerd door het te reglementeren dan door het gewoonweg te verbieden.

Het ontwerp omvat tevens regels in verband met de tewerkstelling van beroepssporters, vluchtelingen en buitenlanders die in België een stage verrichten. Nieuw is de mogelijkheid om in bijzondere omstandigheden, bijvoorbeeld voor een circus, op Europees vlak een gemeenschappelijke arbeidsvergunning toe te kennen.

De minister stelt vast dat het voorliggend voorstel betrekking heeft op werknemers ­ in de eerste plaats wordt gedacht aan sportlui ­ die door bemiddelaars naar België worden gehaald om hier te worden tewerkgesteld. In de huidige wetgeving is het reeds zo dat, zolang deze werknemers bij de bemiddelaar onder contract zijn, deze laatste als werkgever moet instaan voor hun huisvesting, gezondheidszorg en dergelijke meer. De problemen beginnen echter wanneer blijkt dat de makelaar de sportman niet bij een club kan plaatsen en deze laatste aan zijn lot wordt overgelaten.

Vanaf dat ogenblik heeft de bemiddelaar geen enkele verplichting meer. Dit is een leemte in de wetgeving die ook door het voormelde ontwerp niet wordt ingevuld.

Vandaar dat de minister zich principieel achter dit wetsvoorstel kan scharen, zij het dat dit best op een aantal vlakken wordt verduidelijkt.

III. ARTIKELSGEWIJZE BESPREKING

Artikel 1

Dit artikel wordt aangenomen bij eenparigheid van de 11 aanwezige leden.

Artikel 2

De regering dient het amendement nr. 1 in (Stuk Senaat, nr. 1-1064/2, 1998-1999) :

« Dit artikel vervangen als volgt :

« Art. 2. ­ Artikel 6bis, eerste lid, van het koninklijk besluit nr. 34 van 20 juli 1967 betreffende de tewerkstelling van werknemers van vreemde nationaliteit, ingevoegd door de wet van 22 juli 1976 en gewijzigd bij de wet van 1 juni 1993, wordt vervangen door de volgende bepaling :

« Al wie zich schuldig maakt aan een inbreuk bedoeld in artikel 27, 1º, is hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling van de kosten van huisvesting, verblijf, gezondheiszorgen en terugzending, van de betrokken vreemdeling en van de leden van zijn gezin die onregelmatig bij hem verblijven. »

Verantwoording

Na bespreking tijdens de vergadering in de commissie voor Sociale Aangelegenheden in de Senaat en na onderzoek van het wetsvoorstel door de diensten van het ministerie van Tewerkstelling en Arbeid, is het volgende gebleken :

1. De verantwoordelijkheid inzake de terugbetaling van de kosten van huisvesting, verblijf, gezondheidszorgen en repatriëring van de betrokken vreemdeling, maakt reeds het voorwerp uit van artikel 6bis van het koninklijk besluit nr. 34 van 20 juli 1967 betreffende de tewerkstelling van werknemers van vreemde nationaliteit.

Dit artikel viseert bovendien ook de familieleden van de betrokken vreemdeling die onregelmatig bij hem verblijven.

Deze bepaling voorziet echter in enkel de verantwoordelijkheid van de werkgever, daar waar het wetsvoorstel ook deze van de bemiddelaars viseert.

2. Het artikel 27, 1º, b, c, d en e van het voormeld koninklijk besluit nr. 34 voorziet reeds in strafsancties ten aanzien van verschillende soorten bemiddelaars. Uit de vergelijking van het wetsvoorstel met de voormelde bepalingen blijkt dat de bemiddelaars bedoeld in het wetsvoorstel dezelfde zijn als die van het koninklijk besluit nr. 34, ook al is de formulering van het wetsvoorstel enigszins verschillend.

3. Het wetsvoorstel voert bovendien, voor de terugbetaling van de kosten in kwestie, een hoofdelijke verantwoordelijkheid in die op dit ogenblik niet is voorzien in artikel 6bis van het koninklijk besluit nr. 34 (vermits deze enkel de werkgever viseert).

4. Daarom wordt voorgesteld om het artikel 6bis van het koninklijk besluit nr. 34 te wijzigen door de verantwoordelijkheid van bemiddelaars in te voeren en in een hoofdelijke aansprakelijkheid te voorzien.

De minister van Tewerkstelling en Arbeid verduidelijkt dat het amendement ertoe strekt het wetsvoorstel op een aantal vlakken te specifiëren. Zo wordt de aansprakelijkheid van de bemiddelaar gekoppeld aan een inbreuk op artikel 27, 1º, van het koninklijk besluit nr. 34 van 20 juni 1967.

Het wetsvoorstel voorziet in een hoofdelijke aansprakelijkheid van de vreemdeling zelf samen met de bemiddelaar. Dit is niet het geval in het huidige artikel 6bis van het koninklijk besluit nr. 34 van 20 juli 1967. Gezien de moeilijke situatie waarin de slachtoffers van mensenhandel zich bevinden, lijkt het ook niet wenselijk dat ten aanzien van hen een dergelijke hoofdelijke aansprakelijkheid wordt ingevoerd.

Het voorstel stelt de bemiddelaar aansprakelijk voor de kosten van de vreemdeling zelf. Het lijkt wenselijk dat deze aansprakelijkheid wordt uitgebreid tot de leden van het gezin die onregelmatig bij de vreemdeling verblijven.

De explicite verwijzing naar het artikel 27, 1º, biedt ten slotte het voordeel dat meteen een grote en duidelijk omschreven groep bemiddelaars, die ruimer is dan sportmakelaars alleen, door tekst wordt gevat.

Het amendement nr. 1 wordt aangenomen met 10 stemmen tegen 1.

Het aldus geamendeerde artikel 2 en het wetsvoorstel in zijn geheel worden met dezelfde stemuitslag aangenomen.

Vertrouwen werd geschonken aan de rapporteur voor het uitbrengen van dit verslag.

De rapporteur,
Marc OLIVIER.
De voorzitster,
Lydia MAXIMUS.

TEKST AANGENOMEN DOOR DE COMMISSIE


Artikel 1

Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Art. 2

Artikel 6bis , eerste lid, van het koninklijk besluit nr. 34 van 20 juli 1967 betreffende de tewerkstelling van werknemers van vreemde nationaliteit, ingevoegd door de wet van 22 juli 1976 en gewijzigd bij de wet van 1 juni 1993, wordt vervangen door de volgende bepaling :

« Al wie zich schuldig maakt aan een inbreuk bedoeld in artikel 27, 1º, is hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling van de kosten van huisvesting, verblijf, gezondheidszorgen en terugzending, van de betrokken vreemdeling en van de leden van zijn gezin die onregelmatig bij hem verblijven. »