1-1122/2 | 1-1122/2 |
24 NOVEMBER 1998
Wetsvoorstel tot wijziging van het Kieswetboek teneinde Belgen die in het buitenland verblijven in staat te stellen deel te nemen aan parlementsverkiezingen
Wetsvoorstel houdende wijziging van het Kieswetboek teneinde de in het buitenland verblijvende Belgen in staat te stellen deel te nemen aan de verkiezingen van de rechtstreeks gekozen senatoren
De twee wetsvoorstellen, die aan het desbetreffende wetsontwerp zijn toegevoegd, zijn herhaaldelijk door de commissie besproken.
Voor de twee voorstellen heeft de commissie het advies van de Raad van State gevraagd.
Om duidelijk te maken hoe de discussie over het probleem van het stemrecht voor Belgen in het buitenland in de commissie verlopen is, hebben de rapporteurs het nuttig geacht een chronologisch overzicht te geven van de bespreking van de verschillende wetsvoorstellen en van het wetsontwerp. Op die wijze kan een vlottere beschrijving worden gegeven van de elementen die tijdens het debat naar voren zijn gekomen.
Het eerste voorstel om Belgen die in het buitenland verblijven, in staat te stellen deel te nemen aan parlementsverkiezingen, ingediend tijdens deze zittingsperiode, is van de heren Destexhe en Desmedt.
Dit voorstel is een eerste maal door de commissie besproken op 30 april 1996.
Dit voorstel heeft tot doel Belgen die in het buitenland verblijven, in staat te stellen te blijven deelnemen aan het politieke leven van hun land.
Belgen die in het buitenland wonen, blijven verstoken van een wezenlijk democratisch inspraakrecht : het stemrecht.
Het probleem is immers dat men in België, volgens artikel 1 van het Kieswetboek voor de parlementsverkiezingen, ingeschreven moet zijn in de bevolkingsregisters van een Belgische gemeente om kiezer te kunnen zijn bij de parlementsverkiezingen.
De indiener van het voorstel merkt op dat er theoretisch gezien 420 000 Belgen in het buitenland verblijven, van wie 102 000 in Frankrijk, 54 000 in Zuid-Afrika, 44 000 in Canada, 42 000 in Duitsland en 28 000 in Nederland. Indien men alleen degenen neemt die ingeschreven zijn in de ambassades of consulaten, wonen er minder dan 100 000 Belgen in het buitenland.
Het voorstel heeft tot doel Belgen die in het buitenland verblijven, in staat te stellen hun stem uit te brengen voor de parlementsverkiezingen (verkiezing van de parlementsleden voor de Kamer van volksvertegenwoordigers, de Senaat en de gewestraden) want men kan aannemen dat een flink aantal onder hen voldoende banden en aanknopingspunten hebben met het land om met belangstelling de politieke ontwikkeling ervan te volgen en die door het uitoefenen van hun stemrecht te willen beïnvloeden.
Het is echter niet zeker dat alle Belgen die in het buitenland gevestigd zijn, nog een voldoende ruime belangstelling voor de Belgische politiek hebben als nodig is voor het uitoefenen van het stemrecht. Het is dan ook verstandiger dit recht alleen toe te kennen aan diegenen die door een eigen initiatief bewijzen dat die belangstelling bij hen aanwezig is.
Praktisch kwamen drie mogelijkheden in aanmerking :
1º Stemmen per brief
Belgen die in het buitenland verblijven, hebben nu al het recht hun Belgisch parlementslid voor de Europese verkiezingen aan te wijzen. Artikel 1, § 2, van de wet betreffende de verkiezing van het Europese Parlement bepaalt :
« De hoedanigheid van kiezer voor het Europese Parlement en de toelating om hun stemrecht uit te oefenen ten voordele van kandidaten die op Belgische lijsten staan, kunnen worden verkregen door :
1º De Belgen die hun werkelijke verblijfplaats gevestigd hebben in een andere lidstaat van de Europese Gemeenschap, (...) die hiertoe (...) een aanvraag indienen bij de Belgische diplomatieke of consulaire post waaronder zij ressorteren en die niet de wil te kennen gegeven hebben om hun stemrecht uit te oefenen in de Staat waar zij verblijven; ... »
De organisatie van dit systeem is echter vrij omslachtig en vergt nogal wat logistieke ondersteuning.
Bedoeling is de burger in staat te stellen te gaan stemmen op de dag van de verkiezingen, alsof hij in zijn eigen land was.
Voor dat systeem is het echter nodig dat kiesbureaus worden ingericht in de ambassades en consulaten, terwijl het diplomatieke netwerk niet alle landen van de wereld bestrijkt. Voorts kunnen er problemen rijzen in verband met de vertrouwelijkheid indien het aantal Belgen in een bepaald land gering is en de stemopneming in de ambassade geschiedt.
Dat is eenvoudigste oplossing op voorwaarde dat het bestaande systeem gewijzigd en vereenvoudigd wordt.
De bestaande procedure van stemmen bij volmacht is vrij complex : alleen een echtgenoot, een bloed- of aanverwant tot de derde graad komen bijvoorbeeld in aanmerking als gemachtigde.
In sommige buurlanden als Frankrijk heeft iemand die in het buitenland verblijft, het recht om een zelf gekozen persoon voor hem te laten stemmen bij volmacht.
De volmacht wordt in Frankrijk verleend door middel van een fomulier dat op de ambassade afgegeven wordt. Dit formulier bestaat uit drie delen : een deel blijft bij de volmachtgever, een deel is bestemd voor de gemachtigde en een deel is voor het gemeentebestuur.
Door de Belgen die in het buitenland leven, die mogelijkheid te verschaffen, zal België degenen die belangstelling vertonen, in staat stellen om verder deel te nemen aan het politieke leven in hun land.
Op verzoek van uw commissie heeft de voorzitter van de Senaat op 22 juli 1996 het advies van de Raad van State gevraagd over dit voorstel. Het advies is pas op 29 april 1997 gepubliceerd en was erg beknopt.
De voornaamste bezwaren van de Raad van State waren de volgende :
1º Doordat het voorstel werkt met facultatieve inschrijving en dus met facultatieve deelname aan de parlementsverkiezingen, houdt het een schending in van het in artikel 62, derde lid, van de Grondwet vervatte beginsel. Deze bepaling stelt uitdrukkelijk dat de « stemming ... verplicht (is) ». Als de in het buitenland verblijvende Belgen de hoedanigheid van kiezer krijgen, moeten zij stemmen.
2º Om stemrecht voor de verkiezingen voor de Vlaamse Raad, de Vlaamse Gewestraad en de Brusselse Hoofdstedelijke Raad toe te kennen, zou een bijzondere wet moeten worden uitgewerkt.
3º De Raad van State meent dat het voorstel geen aangelegenheid regelt als bedoeld in artikel 77 maar als bedoeld in artikel 78. Dit advies, dat niet verder wordt uitgelegd, lijkt ons onjuist. Door Belgen die in het buitenland verblijven in staat te stellen deel te nemen aan de parlementsverkiezingen, regelt dit voorstel de samenstelling van de kiescolleges en het verloop van de verkiezingen. Wat de Senaat betreft, is dit voorstel gebaseerd op artikel 68, § 3, van de Grondwet.
Aangezien dit artikel opgenomen is in de lijst van de zuiver bicamerale aangelegenheden (artikel 77 van de Grondwet), stellen wij vast dat de Raad van State zich minstens gedeeltelijk vergist.
Ten slotte wijzen wij erop dat het advies van de Raad van State op dit punt niet is gevolgd door de heer Nothomb c.s. in hun voorstel (zie infra) , noch door de regering in haar wetsontwerp met hetzelfde doel.
Het wetsontwerp is opnieuw besproken in uw commissie op 16 december 1997.
Hieronder worden de belangrijkste standpunten over het voorstel uiteengezet, die naar voren zijn gebracht tijdens de algemene bespreking.
Een lid stelt dat zijn fractie principiële bezwaren heeft tegen de uitbreiding van de mogelijkheid om te stemmen bij volmacht.
Een ander lid vraagt of iemand die zich heeft laten registreren, verplicht is om te stemmen.
Een van de indieners antwoordt dat het wetsvoorstel Belgen die in het buitenland verblijven de mogelijkheid wil geven om te stemmen, zonder ze er evenwel toe te verplichten.
De eerste spreker vindt hierin een tweede principieel bezwaar. Er zullen dus enerzijds Belgen zijn die moeten stemmen en anderzijds, Belgen die mogen stemmen.
Hij merkt tevens op dat het voorstel beoogt om de Belgen in het buitenland in staat te stellen om deel te nemen aan het politieke leven in België maar dat die deelname zich beperkt tot de uitoefening van het stemrecht. Hij vraagt zich af hoe iemand aan « het politieke leven » kan deelnemen als hij sedert jaren niet meer in België leeft.
De minister van Binnenlandse Zaken merkt op dat een facultatief stemrecht strijdig is met artikel 62 van de Grondwet, dat onder meer bepaalt : « De stemming is verplicht en geheim ».
Een van de indieners van het voorstel antwoordt dat voor de Europese verkiezingen een systeem is uitgewerkt dat buitenlanders van Europese afkomst die in België verblijven, in staat stelt om in België te stemmen zonder daartoe verplicht te zijn.
De minister antwoordt dat Europese buitenlanders die zijn ingeschreven, verplicht zijn te stemmen.
De mede-indiener verklaart dat hij bereid is het voorstel te amenderen zodat het grondwetsbeginsel wordt geëerbiedigd en de stemming na de inschrijving verplicht wordt.
Een ander lid wijst erop dat de verplichte domiciliëring in België uit de Grondwet is gehaald maar dat het probleem van de verplichte stemming nooit is opgelost. Hij vraagt de indiener in welke kieskring het stemrecht moet worden uitgeoefend.
De indiener van het voorstel antwoordt dat dat moet gebeuren in de laatste gemeente waar hij in de bevolkingsregisters was ingeschreven.
De minister van Binnenlandse Zaken wijst erop dat het probleem van het stemrecht voor Belgen in het buitenland in het regeerakkoord vermeld wordt onder het hoofdstuk « Internationale betrekkingen ». Dit probleem zou dus in de eerste plaats nader moeten worden onderzocht door het departement « Buitenlandse Zaken ». Hij verbindt er zich dan ook toe het standpunt te vragen van het departement Buitenlandse Zaken.
Een lid wijst erop dat nog een ander probleem moet worden opgelost : het risico dat mensen met een dubbele nationaliteit tweemaal stemmen.
Een van de indieners is zich ervan bewust dat het voorstel een aantal technische problemen kan doen ontstaan. Zuiver politiek gezien is er geen enkele reden om Belgen die in het Buitenland verblijven, het stemmen te verbieden.
Hij wil dat een formule wordt uitgedacht die de technische obstakels opvangt, zodat een voorstel kan worden ingediend dat medeondertekend is door andere parlementsleden.
Spreker vindt dat het probleem van de dubbele nationaliteit niet noodzakelijk moet worden opgevangen.
Met verwijzing naar het advies van de Raad van State merkt een spreker op dat een bijzondere wet nodig zal zijn om Belgen die in het buitenland verblijven, toe te staan te stemmen voor de gewest- en gemeenschapsraden.
Een van de indieners van het voorstel merkt op dat het voorstel niet slaat op de verkiezingen voor de gewest- en gemeenschapsraden. Als men in het buitenland woont, behoudt men wel een zekere belangstelling voor zijn land maar niet noodzakelijk voor de gewesten en gemeenschappen.
Op 23 april 1997 heeft de heer Nothomb c.s. een nieuw wetsvoorstel ingediend dat rekening houdt met de bezwaren die geformuleerd zijn bij de bespreking van het wetsvoorstel van de heren Destexhe en Desmedt. Dit voorstel is een eerste keer besproken in de commissie op 16 december 1997. De hoofdindiener hield eerst een uiteenzetting over de krachtlijnen van zijn voorstel.
Tot op heden hebben, krachtens artikel 1 van het Kieswetboek, alleen die Belgen stemrecht die ingeschreven zijn in het bevolkingsregister van een Belgische gemeente.
De Belgen die in het buitenland verblijven hoeven zich evenwel geen buitenlander te voelen in hun eigen land, ook niet indien zij daar hun woonplaats niet meer hebben en hun land sedert lang verlaten hebben om professionele of andere redenen. Men zou dus kunnen overwegen die Belgen te laten deelnemen aan de verkiezingen op alle bestuurslagen doch de organisatie van die deelneming doet een probleem rijzen. De vraag rijst in welke kieskring die Belgen moeten worden ondergebracht aangezien zij geen woonplaats meer hebben in België.
Die moeilijkheid kan slechts worden opgelost wanneer de betrokkenen worden ondergebracht in een kieskring waarin gestemd kan worden voor alle kandidaten uit het hele land. Dat is slechts het geval voor de verkiezing van de rechtstreeks verkozen senatoren.
Het is immers slechts voor die verkiezing dat de burgers die in het buitenland verblijven, fictief kunnen worden ondergebracht in de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde, de enige kieskring waarin er zowel een Nederlands als een Frans kiescollege is.
Dit voorstel heeft dan ook tot doel de in het buitenland verblijvende Belgen in staat te stellen alleen aan de verkiezing van de rechtstreeks verkozen senatoren deel te nemen.
De procedure waarin dit voorstel voorziet is geïnspireerd op de wetgeving betreffende de verkiezing van het Europese parlement. In het wetsontwerp betreffende de herziening van het Europese parlement in 1984, ingediend door de toenmalige minister van Binnenlandse Zaken (de heer Nothomb), is immers voor het eerst voorzien in een regeling die Belgen die in de andere Lid-Staten van de Gemeenschap verbleven, stemrecht verleende.
De in het buitenland verblijvende Belgen zullen de hoedanigheid van kiezer voor de verkiezing van de rechtstreeks verkozen senatoren kunnen verkrijgen, op voorwaarde dat zij daartoe een aanvraag indienen bij de Belgische diplomatieke of consulaire post waarvan zij afhangen.
Het vorige wetsvoorstel dat het beginsel van stemrecht voor Belgen in het buitenland wilde invoeren, bevatte zoveel technische problemen dat het onuitvoerbaar was. De hoofdindiener van het nieuwe voorstel houdt het dan ook bij een minimalistische tekst, waarin hij een oplossing aanreikt voor een aantal delicate aspecten zoals inschrijving en volmacht.
Omdat het voorstel enkel betrekking heeft op de Senaat, hoeft men voor de inschrijving in een kieskring niet te zoeken naar een criterium dat het criterium van de verblijfplaats zou kunnen vervangen.
Het voorstel is ook pragmatisch bedoeld : na een eerste experiment met de Senaatsverkiezingen, kan men in alle rust en met kennis van zaken een eventuele uitbreiding van dit systeem naar de andere assemblees overwegen.
De ervaring met de Europese stembusgang leert trouwens dat de Belgen in het buitenland niet echt staan te trappelen om te gaan stemmen. De impact van deze maatregel moet dus zeker niet overschat worden.
2. Algemene bespreking
Een van de indieners van het wetsvoorstel nr. 162 is er niet van overtuigd dat zijn wetsvoorstel onuitvoerbaar is.
De Raad van State heeft vier bezwaren :
1) Het wetsvoorstel zou strijdig zijn met artikel 62, derde lid, van de Grondwet.
2) Het zou ongelijkheid teweegbrengen op het vlak van de strafrechtelijke sancties.
3) Het is niet van toepassing op de gemeenschappen en de gewesten.
4) Het gaat om een materie die niet bicameraal is.
Spreker heeft twee argumenten :
1) Wat betreft de kritiek op grond van artikel 62, derde lid, van de Grondwet, spreekt het vanzelf dat de stemming verplicht is voor wie zich via het bevolkingsregister heeft ingeschreven in het speciale register. Dit beginsel staat geformuleerd in de kieswet die evenwel in een aantal uitzonderingen voorziet.
De stemming is dus niet voor alle Belgen verplicht, in tegenstelling tot wat het advies van de Raad van State suggereert.
2) Ook het vaststellen van het kiesdistrict vormt in het voorstel van spreker geen wezenlijk probleem : zowel voor de Kamer als voor de Senaat zou dit bepaald worden volgens de plaats waar de persoon in de bevolkingsregisters ingeschreven stond vóór hij vertrok.
De minister is zich bewust van het probleem van de Belgen in het buitenland. In het regeringsakkoord is trouwens overeengekomen om dit probleem nog tijdens deze zittingsperiode te regelen.
Hoewel het probleem door de overheidsdiensten wordt onderzocht is de oplossing niet vanzelfsprekend : over welke assemblees gaat het ? Welke procedure dient te worden gevolgd (volmacht, per brief) ?
Hij stelt voor de bespreking van dit voorstel te koppelen aan die van het ontwerp dat op stapel staat om de Europese burgers gemeentelijk stemrecht te verschaffen.
Een lid vindt dat een uitbreiding van het stemrecht voor alle assemblees voor de hand ligt. Dat is de reden waarom hij huiverig staat tegenover een fictief inschrijvingsrecht in het arrondissement Brussel-Halle-Vilvoorde voor de Senaat.
Hijzelf verkiest bovendien de stemuitbrenging per brief. Vele Belgen in het buitenland hebben immers geen verwanten in België, zodat de volmacht niet veel zin heeft.
Ook een ander lid acht het vanzelfsprekend dat de Belgen in alle landen voor alle assemblees kunnen stemmen en is eveneens gekant tegen het stemmen bij volmacht.
Een derde spreker herhaalt de kritiek die hij reeds op het eerste voorstel heeft geuit. In het voorstel van de heren Destexhe en Desmedt is registratie mogelijk, doch zonder stemplicht. In het voorstel van de heer Nothomb c.s. is er dezelfde initiële keuze doch met stemplicht voor de geregistreerden.
In ieder geval creëert men twee categorieën : zij die interesse hebben om hun stem uit te brengen en dus de keuze hebben om zich al dan niet te laten registreren en zij die verplicht zijn om te stemmen.
Hij verwerpt dit idee en blijft erbij dat de bestaande regeling moet worden gehandhaafd : ofwel kiest men in België, ofwel kiest men helemaal niet.
Zo niet creëert men een precedent om ook in België de stemplicht af te schaffen.
Verder is hij geen voorstander van stemmen bij volmacht.
Bij wijze van boutade stelt hij dat, als men de Belgen in het buitenland laat stemmen, men komt tot een situatie waarin degenen die geen belastingen betalen, ze wel mee bepalen.
Een volgende spreker is dezelfde mening toegedaan. Belgen die het land verlaten hebben, stellen normaal gezien geen belang meer in Belgische staatszaken, tenzij ze hier belastingen betalen.
Dit stemrecht heeft trouwens iets paradoxaals, als men bedenkt dat er in ons land Belgen zijn die niet eens een woonplaats hebben, laat staan stemrecht.
Spreker is wel te vinden voor het idee van de heer Nothomb c.s. om de fictieve woonplaats te situeren in het arrondissement Brussel-Halle-Vilvoorde. Dit kan een oplossing zijn voor de Belgen die in het buitenland verblijven en die niet meer ingeschreven zijn in een gemeente.
Enkel voor de Senaat laten stemmen is dan weer vrij kunstmatig, daar de verkozenen geen bindend oordeel kunnen vellen over het beleid van de regering. De impact van de Belgische stemmen uit het buitenland zou dan ook te verwaarlozen zijn.
Al bij al gelooft spreker niet in het nut van een dergelijk initiatief, behalve dan voor wie het land slechts tijdelijk verlaat. De anderen zijn volgens hem niet langer aan België gehecht, en hoeven dan ook geen stemrecht te krijgen.
In dat verband merkt een ander lid op dat men moeilijk een onderscheid kan maken tussen een definitief en een tijdelijk vertrek.
Hij onderstreept dat men wel degelijk aan België gehecht kan blijven, ook als men er niet meer woont.
Een andere spreker is het in beginsel eens met dit wetsvoorstel, maar heeft toch nog vragen bij verkiezingen voor één enkele federale Kamer. Het advies van de Raad van State zou hier welkom zijn.
Een van de indieners van het wetsvoorstel nr. 1-162/1 wijst erop dat er met zijn wetsvoorstel op dat vlak geen probleem is. Als men zijn tekst aanneemt, hoeft men hiervoor niet meer naar de Raad van State.
Het heeft weinig zin het vandaag te hebben over het stemrecht van burgers van de Europese Unie bij de Belgische gemeenteraadsverkiezingen : het gaat om twee totaal verschillende materies.
Een lid meent dat de bespreking tot een besluit moet leiden over volgende punten :
1. Geldt deze hervorming voor de Senaat of voor alle wetgevende assemblees ?
2. Als er al gestemd wordt, gebeurt dat dan per brief of bij volmacht ?
3. Moet er stemplicht zijn ?
Tot slot is er nog de vraag of men ja dan neen een bijkomend advies moet vragen aan de Raad van State.
Een lid meent dat het probleem van de kiesarrondissementen zeker moet worden opgelost.
De hoofdindiener van wetsvoorstel nr. 1-610/10 is in principe niet gekant tegen een zo ruim mogelijk toepassingsgebied maar meent dat het wijzer zou zijn zich te beperken tot de Senaatsverkiezingen, gelet op de moeilijkheden die men bij een dergelijke uitbreiding van zijn voorstel mag verwachten.
De nieuwe Senaat is bovendien volgens het aanvoelen van de grondwetgever de assemblee die bij uitstek bevoegd is voor de internationale betrekkingen.
Het zou dus logisch zijn dat er in de Senaat senatoren worden verkozen door Belgen die in het buitenland verblijven.
Een dergelijke gevoeligheid bestaat trouwens in Frankrijk waar men het systeem van de « sénateurs de l'extérieur » kent.
Het argument van de fiscaliteit lijkt hem een slecht argument aangezien deze omweg zou kunnen leiden tot de herinvoering van het cijnsstelsel. Men zou zo een onderscheid maken tussen twee categorieën van Belgen, namelijk een categorie van al degenen die hun woonplaats in België behouden en de andere categorie van Belgen die aan de belastingen onderworpen zijn.
Spreker wijst erop dat de kern van het probleem vervat ligt in de vraag of men, gelet op de politieke gevolgen, de discussie op zichzelf voortzet. Weliswaar heeft het systeem dat de heer Nothomb c.s. voorstelt alleen maar betrekking op de Senaat, toch kan de inbreng van een bepaald aantal stemmen uit het buitenland een andere wending geven aan de zetelverdeling.
Met dit voorbehoud geeft hij kritiek op de voorgestelde regeling :
als men de stemplicht zou opleggen, zou dit een onbeschrijfelijke bureaucratie teweegbrengen;
er zijn teveel gerechtvaardigde kritieken geuit tegen het systeem van de stemming bij volmacht; het is dus beter dit systeem terzijde te schuiven;
hoewel hij instemt met een inschrijving in een groot kiesgebied moet worden voorkomen dat degenen die tegen dit idee gekant zijn, als argument aanhalen dat wanneer men de stemming in Brussel organiseert, men wat dan ook verandert aan het taalstatuut; in feite worden de stemmen niet in Brussel-Stad opgenomen maar op een kantoor van de minister van Binnenlandse Zaken; het gaat dus om een fictieve plaats;
hij acht het overbodig de Raad van State over de zaak aan te spreken; het advies zal noodzakelijkerwijs hetzelfde zijn als voor het wetsontwerp dat Belgen die in een andere lidstaat van de Europese Unie verblijven, in staat stelt om deel te nemen aan de Europese verkiezingen, waar de Raad evenmin bezwaren had tegen het systeem van de vrijwillige stemming met inschrijving op het consulaat.
In antwoord op de vraag van de hoofdindiener van het wetsvoorstel nr. 1-610 deelt de minister mee dat er bij de laatste Europese verkiezingen ongeveer 560 000 Belgen buiten de grenzen vertoefden (die evenwel niet allen kiesgerechtigd zijn). Bij deze verkiezingen hebben minder dan 1 % Belgische kiezers hun stem uitgebracht, ongeveer 5 000 personen dus.
Hij stelt voor dat wordt geopteerd voor het systeem van het kiezen per brief, zoals voor de Europese verkiezingen.
Een senator vindt het overdreven een wet aan te nemen voor slechts 5 000 personen die dan nog verspreid zijn over twee gewesten.
Hij ziet niet het nut in van het verlenen van stemrecht aan wie in het buitenland verblijft en niet langer in de bevolkingsregisters in België is ingeschreven.
Bovendien zijn Belgen die bepaalde straffen oplopen vervallen verklaard van het stemrecht. Het zou logisch zijn dat Belgen in het buitenland ook vervallen worden verklaard van dat stemrecht als ze daar veroordeeld worden. Maar wie gaat dat controleren ?
Verder is er de categorie van « fiscale » Belgen in het buitenland, namelijk die welke hier nog fiscale schulden hebben. Zal men hen in het buitenland laten stemmen ?
Hij gaat ermee akkoord dat de beperking tot de verkiezingen van de Senaat een praktische benadering van het probleem mogelijk maakt.
Maar onvermijdelijk zal het systeem, als het eenmaal bestaat, worden uitgebreid tot andere assemblees, waardoor dan de technische vraag opnieuw zal worden gesteld naar de verdeling van de inschrijvingen over de kiesarrondissementen.
Het is duidelijk dat door dit spel van inschrijvingen een zekere beïnvloeding mogelijk is vanuit politieke verenigingen om de buitenlandse kiezers ertoe te bewegen zich in één bepaald arrondissement in te schrijven.
De voorzitster stelt vast dat er onenigheid is over de opportuniteit van de verdere bespreking van de voorstellen, en brengt dit principe in stemming.
De commissie beslist met 6 tegen 3 stemmen bij 1 onthouding, de bespreking voort te zetten.
De voorzitster vermeldt vervolgens het probleem van de toekenning van het stemrecht aan de Belgen in het buitenland, maar dan alleen voor de verkiezing van de Senaat.
Rekening houdend met de bezwaren vraagt ze zich af of het niet opportuun zou zijn de Raad van State om advies te verzoeken over twee vragen :
1. Is dit geen discriminatie ten aanzien van de Belgen die in België wonen wanneer voor de Belgen in het buitenland de stemplicht wordt ingevoerd op basis van een facultatieve inschrijving ?
2. Is dit geen discriminatie ten aanzien van de andere assemblees wanneer een kiesregeling wordt ingevoerd die beperkt blijft tot de Senaat ?
De minister ziet geen bezwaren tegen een consultatie van de Raad van State maar wijst erop dat er nog tal van andere problemen geregeld moeten worden : buiten de puur technische zaken op het vlak van organisatie, moeten er nog fundamentele opties worden gelicht, zoals de wijze waarop de stem wordt uitgebracht en hoe de registratie van Belgen in de ambassade moet gebeuren ?
Ten gevolge van deze discussie heeft de commissie besloten ook over wetsvoorstel nr. 1-610/1 het advies van de Raad van State in te winnen.
In zijn advies van 10 februari 1998 verwijst de Raad van State naar zijn vroeger advies over wetsvoorstel nr. 1-161/2.
De Raad van State merkt op dat het beginsel van de stemplicht niet zo kan worden uitgelegd dat alleen degenen die op de verkiezingslijsten zijn ingeschreven, moeten stemmen en dat de wetgever vrij kan bepalen dat die inschrijving hetzij van rechtswege, hetzij op verzoek van de kiesgerechtigden geschiedt.
In de Grondwet staan geen uitzonderingen op het beginsel van de stemplicht en de Raad van State besluit dat Belgen die in het buitenland verblijven, geen stemrecht kunnen krijgen zonder herziening van de Grondwet.
De commissie heeft de bespreking van de twee wetsvoorstellen hervat op haar vergadering van 2 juni 1998. Bij die gelegenheid heeft de hoofdindiener van het voorstel een geschreven nota ingediend waarin hij antwoordt op de opmerkingen van de Raad van State.
« In zijn advies is de Raad van State van mening dat het wetsvoorstel ongrondwettig is omdat het artikel 68, § 2, van de Grondwet schendt met betrekking tot de stemplicht. Voor de Raad van State is het stemrecht van de Belgen die in het buitenland verblijven, niet denkbaar zonder herziening van de Grondwet. We kunnen ons niet aansluiten bij een dergelijke interpretatie die meebrengt dat het verboden is om de Belgen in het buitenland stemrecht te verlenen.
In zijn advies over het wetsvoorstel van de heren Destexhe en Desmedt tot wijziging van het Kieswetboek teneinde Belgen die in het buitenland verblijven, in staat te stellen deel te nemen aan parlementsverkiezingen, had de Raad van State evenwel het volgende erkend : « Bij de toepassing van een wet die ertoe zou strekken administratieve inschrijving en stemplicht op te leggen aan alle Belgen die het grondgebied verlaten om in het buitenland te gaan verblijven, zouden aanzienlijke moeilijkheden kunnen rijzen. Hoe bijvoorbeeld de in het buitenland verblijvende Belgen die nooit in België hebben verbleven of degenen die in het buitenland verblijven en inmiddels hun Belgische nationaliteit zouden hebben verloren, kunnen worden geteld en wat hun status is, zou in die wet niet worden geregeld. »
De Raad van State had dan ook besloten dat de bepaling in artikel 62, derde lid, van de Grondwet, die voorschrijft dat de stemming voor de Kamer van volksvertegenwoordigers verplicht is, niet zo kan worden uitgelegd « dat ze alleen aan de in België verblijvende kiezers, die aldus van rechtswege op de kiezerslijst zijn ingeschreven, stemplicht oplegt. Aangezien de in het buitenland verblijvende Belgen de hoedanigheid van kiezer zouden verkrijgen, zouden zij moeten stemmen ».
Om te voldoen aan de vereiste van de stemplicht, als omschreven in deze laatste zin van het advies, bepaalt het wetsvoorstel dat de Belgen die in het buitenland verblijven, verplicht zijn te stemmen zodra ze de hoedanigheid van kiezer hebben verkregen en zich ingeschreven hebben bij de Belgische diplomatieke of consulaire post waarvan ze afhangen.
Degenen die niet aan de stemming hebben deelgenomen, hoewel ze ingeschreven waren op de kiezerslijst, worden trouwens strafrechtelijk vervolgd zoals de andere Belgen.
De stemplicht opleggen aan alle Belgen die in het buitenland verblijven, zonder de voorafgaande inschrijvingsformaliteit, is onrealistisch en niet realiseerbaar. Het is immers materieel gezien onmogelijk alle Belgen die in het buitenland verblijven, ertoe te dwingen hun verblijfplaats te melden aan de Belgische ambassade of consulaat.
Om deze reden bepaalt de wet betreffende de verkiezingen voor het Europees Parlement, waarop dit wetsvoorstel gebaseerd is, dat de stemming verplicht is voor de Belgische kiezers die ingeschreven zijn in het bevolkingsregister van een Belgische gemeente en voor de Belgen die op het grondgebied van een andere lidstaat verblijven en op hun uitdrukkelijk verzoek ingeschreven zijn op de kiezerslijst.
Bijgevolg moet de stemplicht die opgelegd wordt door artikel 68, § 2, van de Grondwet, van toepassing zijn op de Belgen in België en op de Belgen die in het buitenland verblijven, volgens de aparte regeling die overigens door de Grondwet zelf in het vooruitzicht wordt gesteld. De artikelen 62 en 68, § 2, bepalen immers dat de stemming plaatsheeft in de gemeente behoudens de bij wet vast te stellen uitzonderingen.
Er zij bovendien opgemerkt dat de tekst van het oude artikel 47 van de Grondwet, dat artikel 61 is geworden, in 1988 herzien is om de woorden « die sinds ten minste zes maanden hun woonplaats hebben in dezelfde gemeente » te schrappen. Deze grondwetsherziening had met name tot doel om Belgen die in het buitenland verblijven, in staat te stellen hun stemrecht uit te oefenen (1).
Tijdens de bespreking in de commissie voor de Herziening van de Grondwet en de Hervorming van de Instellingen van de Senaat verklaarde de vice-eerste minister en minister van het Brusselse Gewest en van Institutionele Hervormingen dat deze grondwetsherziening noodzakelijk is indien men wenst dat de Belgen die in het buitenland verblijven, het recht kunnen uitoefenen om de volksvertegenwoordigers en de senatoren te verkiezen. Het Parlement zou zich kunnen uitspreken over de wijze en het ogenblik waarop de gewenste hervorming ten uitvoer gelegd zou worden (2).
Bijgevolg was voor de grondwetgever van 1988 alleen de herziening van artikel 47 vereist om de Belgen die in het buitenland verblijven, in staat te stellen hun stemrecht uit te oefenen. Vervolgens zou de wetgever moeten bepalen volgens welke regels dit recht uitgeoefend wordt.
Dit wetsvoorstel beantwoordt aan die wens van de grondwetgever. »
Een lid betreurt dat het voorstel van de heer Nothomb c.s. het stemrecht beperkt tot de verkiezingen voor de Senaat. Hij wijst erop dat het wetsvoorstel van de heren Destexhe en Desmedt in dit opzicht verder gaat.
De hoofdindiener van wetsvoorstel nr. 1-610 deelt deze mening maar wijst erop dat het voorstel een oplossing wil aanreiken voor de principevraag en een regeling wil treffen voor die aangelegenheid waar het principe het gemakkelijkst toe te passen is, namelijk voor de verkiezingen van de Senaat.
Hij merkt op dat hij niet gekant is tegen het wetsvoorstel van de heren Destexhe en Desmedt maar hij meent dat zijn voorstel gemakkelijker uit te voeren is. Vervolgens kan de Senaat onderzoeken of hij verder kan gaan.
Een ander lid zet uiteen dat zijn fractie principieel niet gekant is tegen het verlenen van stemrecht aan Belgen in het buitenland maar wel meent zij dat het stemrecht moet worden toegekend op basis van de laatste woonplaats in België van de betrokkene. Bij toekenning van stemrecht waarbij iedereen op de kiezerslijst van het kiesarrondissement Brussel-Halle-Vilvoorde wordt ingeschreven, bestaat het risico dat voor het Arbitragehof met succes wordt bepleit dat er een discriminatie bestaat tussen de Belgen in het buitenland en de in ons land wonende kiesgerechtigden omdat die laatste niet het recht hebben om te kiezen of zij op een Franstalige of Nederlandstalige lijst stemmen.
Een lid meent dat, ook in het voorstel nr. 1-610, de Belg in het buitenland de keuze heeft om zich al dan niet op een kiezerslijst in te schrijven. Enkel als hij zich inschrijft, is hij verplicht om zijn stem uit te brengen. Het staat dus buiten kijf dat de stemplicht voor Belgen in het buitenland een stemrecht wordt omdat zij niet verplicht zijn zich in te schrijven. Hij vreest dat dit een eerste stap is in de richting van de afschaffing van de stemplicht voor alle Belgen. Om die reden is hij het principieel oneens met het wetsvoorstel.
De minister van Binnenlandse Zaken merkt op dat niemand betwist dat de Belgen die in het buitenland verblijven, net zoals alle andere Belgen, stemrecht hebben.
Deze discussie heeft dus betrekking op de vraag volgens welke regels dit stemrecht uitgeoefend wordt door de Belgen die in het buitenland verblijven.
Om dit stemrecht te kunnen uitoefenen moet, volgens de huidige wet, de Belg naar België komen.
Om te kunnen stemmen moet men in België op een kiezerslijst staan. Daartoe dient men een huisadres in België te hebben.
Bij de Europese verkiezingen van 1989 heeft de minister getoond dat hij bereid is tot inspanningen om te waarborgen dat de Belgen die in het buitenland verblijven, hun stemrecht kunnen uitoefenen. Men heeft de stemming per brief ingevoerd, wat enorme kosten en veel administratief werk heeft meegebracht. Het resultaat van al dat werk was erg mager.
Men moet de baten en de kosten dus afwegen. Op 300 000 potentiële kiezers zijn er 1 450 die gebruik hebben gemaakt van het recht dat hun was verleend. Dat heeft 800 frank per kiezer gekost zonder de administratieve kosten mee te rekenen. Van de 551 000 Belgen die in het buitenland verblijven, kan men slechts ongeveer de helft bereiken.
Tevens waarschuwt hij tegen allerlei kunstgrepen. Ook als men enkel opteert voor de verkiezingen van de Senaat wijst de Raad van State terecht op een aantal fundamentele bezwaren.
Door enkel de Senaat te laten verkiezen, bestaat de kans dat het verkiezingsresultaat voor de Senaat verschilt van dat van de Kamer. Men mag niet over het hoofd zien dat het gaat om 551 000 potentiële kiezers. Als men ervan uitgaat dat die allemaal gaan stemmen, voegt men 8 % stemmen toe aan de Senaat.
Hij wijst in dit verband op de eenheid van de wetgevende macht en op de constitutionele bezwaren die hieruit voortvloeien.
Een lid betreurt dat de Raad van State zich ertoe beperkt erop te wijzen dat de Grondwet niet in uitzonderingen op het stemplichtbeginsel voorziet en dat zonder herziening van de Grondwet Belgen in het buitenland geen stemrecht krijgen.
De minister meent dat men niet lichtvaardig over de in de Grondwet opgenomen stemplicht heen kan stappen. In het voorstel wordt dit probleem omzeild door de stemplicht te beperken tot de Belgen in het buitenland die zich hebben ingeschreven. Deze redenering kan ook in België zelf worden overgenomen : een Belg zou dan alleen aan de stemplicht onderworpen zijn als hij zich vrijwillig inschrijft in een kiezersregister.
Het wetsvoorstel lijkt hem een probleem te creëren dat zal moeten worden beslecht voor het Arbitragehof omdat men Belgen in het buitenland een recht geeft dat niet geldt voor wie in België woont.
De minister herinnert er in dit verband aan dat de stemplicht ook geldt voor de Belgen in het buitenland zeker als ze nog een officieel adres in België hebben. Het negeren van de stemplicht voor Belgen die in het buitenland verblijven, wordt vermoedelijk door de procureur geseponeerd omdat hij ervan uitgaat dat de betrokkene verhinderd was.
Als men de stemming bij volmacht uitbreidt tot 550 000 personen, wordt het systeem volgens hem ook oncontroleerbaar. Nu kan men een volmacht controleren indien men twijfelt aan de wettigheid ervan. Een volmacht controleren die in het buitenland is opgemaakt, is onmogelijk.
Hij vreest dat het voorstel leidt tot een aantasting van het systeem van de volmachten dat zeer fraudegevoelig is.
Ten slotte vreest hij dat het communautaire aspect de bovenhand zal halen wanneer het wetsvoorstel effectief moet worden toegepast. Door iedereen in het kiesarrondissement Brussel-Halle-Vilvoorde in te schrijven, creëert men een ernstig risico in een kieskring waar de communautaire evenwichten reeds precair zijn.
De minister vat zijn bezwaren samen als volgt :
1. het wetsvoorstel vereist een wijziging van de Grondwet, terwijl artikel 62 niet voor herziening vatbaar is;
2. indien men het wetsvoorstel van de heer Destexhe wil uitvoeren, is een bijzondere wet nodig;
3. het veelvuldige gebruik van de volmachtprocedure is zeer gevaarlijk indien men wil zorgen voor het regelmatige verloop van de verkiezingen;
4. de praktische realisatie van het wetsvoorstel zal veel moeite en geld kosten voor een waarschijnlijk mager resultaat;
5. op communautair vlak zullen ongetwijfeld problemen opduiken; onmiddellijk zal nagegaan worden welke van beide taalgemeenschappen het meeste baat heeft ondervonden bij de verkiezingen.
De minister heeft ook aan het departement Buitenlandse Zaken gevraagd om het probleem te onderzoeken. Daartoe is een werkgroep van ambtenaren opgericht.
Deze werkgroep heeft dezelfde problemen opgeworpen als die welke de minister heeft uiteengezet : de legaliteit van de ingediende voorstellen en de praktische organisatie.
De werkgroep heeft geen alternatief voorstel kunnen uitwerken dat die problemen omzeilt. Er is dan ook geen eindverslag opgesteld.
De hoofdindiener van wetsvoorstel nr. 1-620/1 antwoordt als volgt op deze bezwaren :
1. Principe van de stemplicht
Op dit ogenblik hebben 551 000 Belgen die in het buitenland verblijven, geen enkele stemplicht.
2. De werklast en de kosten die het wetsvoorstel veroorzaakt
Men kan niet tegelijkertijd als argument aanhalen dat de 551 000 Belgen allemaal zullen stemmen en dat er slechts 1 450 personen effectief hun stem hebben uitgebracht bij de Europese verkiezingen.
3. De kieskring van de Senaat is zo omvangrijk dat wanneer de Belgen die in het buitenland verblijven aan de verkiezingen deelnemen, dit niet hetzelfde gevolg zal hebben als in een kleine kieskring; dit argument kan men evenmin aanhalen.
4. Bezwaren tegen het stemmen bij volmacht
Het voorstel voert de stemming per brief in.
5. Bezwaren van de Raad van State
De Raad van State spreekt zichzelf tegen wanneer hij vermeldt dat een wijziging van de Grondwet noodzakelijk is, aangezien hij elders een andere mening toegedaan is (cf. zijn commentaar op het advies van de Raad van State onder punt II.4 van dit verslag).
6. Wijzigingen van de bijzondere wetten
Aangezien zijn voorstel geen enkele wijziging van de kieswetgeving van de gemeenschappen en de gewesten beoogt, doet dit probleem zich niet voor. Er blijven uiteindelijk slechts praktische bezwaren bestaan, hetgeen misschien een probleem kan opleveren voor de administratieve diensten die deze wet moeten uitvoeren.
De kosten die de minister heeft aangehaald, blijven beperkt tot 800 frank per persoon, hetgeen neerkomt op een bedrag van ongeveer een miljoen op de begroting.
De minister merkt op dat het ging om kosten voor de Europese verkiezingen waar het aantal kiezers beperkt bleef tot 1 452 personen. Hij merkt op dat er 551 000 potentiële kiezers zijn en dat dit dan ook enkele tientallen miljoenen frank zou kunnen kosten.
De hoofdindiener van het wetsvoorstel antwoordt dat het voorbeeld van de minister bewijst dat slechts een zeer kleine minderheid een inspanning zal opbrengen om te gaan stemmen.
Een lid merkt op dat de Belgen die in het buitenland wonen, daar vaak tijdelijk verblijven en na enige tijd terugkomen. Deze mensen hebben dus niet alle banden met België verbroken.
Men mag evenmin vergeten dat beleidsbeslissingen eveneens een weerslag hebben op het persoonlijk statuut van de Belgen die in het buitenland verblijven. De band is dus niet zo los als men wil doen uitschijnen.
Als men beide voorstellen bekijkt, stelt men vast dat zij tot doel hebben de Belgen die in het buitenland verblijven, in staat te stellen hun stemrecht uit te oefenen. Er bestaat dus een feitelijke ongelijkheid waarvoor deze twee voorstellen een oplossing trachten te bieden.
Kan men wegens deze objectieve verschillen beslissen geen wetgevend initiatief te nemen ? Volgens hem moet er een verhouding van evenredigheid bestaan tussen de nagestreefde doelstelling en de feitelijke discriminatie.
De minister herhaalt dat hij vreest dat iemand die een beroep tot vernietiging instelt voor het Arbitragehof, gelijk krijgt. Een Belg die in België verblijft, heeft geen keuze of hij zich laat inschrijven op een kiezerslijst, terwijl men dit recht geeft aan de Belg die in het buitenland verblijft. Hierdoor ontstaat een discriminatie, namelijk dat de ene Belg verplicht is te gaan stemmen terwijl een andere Belg kan kiezen. Men moet dus rekening houden met de mogelijkheid dat een dergelijk beroep zal worden ingesteld.
Een ander lid wijst erop dat dit argument zeker zou kunnen worden aangevoerd door personen die tegen de stemplicht zijn.
De tweede bedenking van de minister is dat men zich ook bij andere dingen vragen moet stellen : door een bedenkelijk ingrijpen in de principes van het thans bestaande kiessysteem wil men een Belg in het buitenland de keuze geven om al dan niet aan de verkiezingen deel te nemen. De wetgeving en de overheidsdiensten zijn er echter niet op gericht om die Belg een adres in België te laten houden. Hetzelfde resultaat zou men dus ook op een andere manier kunnen verkijgen, namelijk door de Belgen die in het buitenland verblijven, een thuisadres te laten houden.
Op dit ogenblik wordt wie meer dan twee jaar niet meer is ingeschreven in een gemeente, geschrapt uit de bevolkingsregisters. Men zou beter iets aan die situatie doen zodat de Belg in het buitenland niet langer de facto zijn kiesrecht verliest. De ingediende wetsvoorstellen zijn, wat hem betreft, een te ingrijpende wijziging in ons kiessysteem. Hij wijst erop dat de Belg in het buitenland de jure wel degelijk zijn stemrecht behoudt maar dit, door de schrapping in het bevolkingsregister, de facto verliest.
De commissie vraagt de minister zijn diensten te laten onderzoeken of de mogelijkheid bestaat om voor een Belg die in het buitenland verblijft de inschrijving in het kiesregister te handhaven.
Een lid wijst erop dat men daardoor fictieve inwoners creëert wat niet bepaald wenselijk is.
Een ander lid wijst erop dat het in het wetsvoorstel bepaalde tijdsschema voor de procedure niet klopt.
De hoofdindiener van het wetsvoorstel antwoordt dat hij de procedure voor de Europese verkiezingen heeft overgenomen.
De minister van Binnenlandse Zaken wijst erop dat de verkiezingsprocedure voor de Belgische verkiezingen (40 dagen) veel later begint dan de procedure bij de Europese verkiezingen (2 maanden). Het voorstel moet in elk geval op dit punt technisch aangepast worden.
De minister zal laten onderzoeken of Belgen die naar het buitenland vertrekken eventueel op de kiezerslijsten kunnen worden gehandhaafd. Hij wijst er evenwel op dat hij geen voorstander is van een dergelijk systeem omdat onvermijdelijk andere problemen zullen opduiken. Zo wijst hij erop dat bij de volgende verkiezingen elektronisch gestemd zal worden. Wanneer de kiesbrief later aankomt, zal die niet met de andere stemmen gemengd kunnen worden, waardoor het geheim van de stemming in het gedrang komt.
De minister zal het resultaat van deze analyse in de loop van volgende maand meedelen.
Dit ontwerp, door de regering op 29 september 1998 in de Kamer van volksvertegenwoordigers ingediend, is het resultaat van een politiek akkoord waartoe ook de wijziging van artikel 8 van de Grondwet behoort.
De eerste minister herinnert eraan dat in het regeringsakkoord al stond dat « de regering de globale problematiek van het statuut van de Belgische burgers die in het buitenland verblijven zal bestuderen, met inbegrip van de uitoefening van een stemrecht ».
Rekening houdend met de wetsvoorstellen die zowel in de Senaat als in de Kamer van volksvertegenwoordigers zijn ingediend, heeft de regering een ontwerp ingediend dat deze gezamenlijke doelstelling in de praktijk probeert om te zetten.
Uit de verschillende systemen die mogelijk zijn, gaande van het stemmen in ambassades en consulaten, over het stemmen per brief tot het stemmen bij volmacht, heeft de regering voor deze laatste oplossing gekozen.
Voor de uiteenzetting van de eerste minister over het in dit ontwerp voorgestelde systeem verwijzen wij naar Kamerstukken nr. 1743/1 (blz. 2 en 3) en nr. 1743/3 (blz. 3 en 4).
In verband met de grondwettelijke vereiste van de stemplicht waarover de Raad van State grondwettelijke bezwaren opwierp, wijst de eerste minister erop dat de regering ervoor heeft gekozen om het systeem over te nemen dat geldt voor de Europese burgers bij de Europese verkiezingen : heeft men zich eenmaal laten registreren, dan geldt de stemplicht. De regering meent dat hierdoor afdoende wordt geantwoord op de bezwaren van de Raad van State.
De keuze voor een systeem van volmachten is onder andere ingegeven door de verruiming en, op termijn, de veralgemening van het elektronisch stemmen.
De stemming per brief of op het consulaat is moeilijk verenigbaar met het elektronisch stemmen. Ook voor het geheim van de stemming rees een probleem omdat er in sommige arrondissementen mogelijk slechts enkele Belgen vanuit het buitenland zullen stemmen en deze stemmen afzonderlijk van de elektronisch uitgebrachte stemmen moeten worden geteld.
Op die manier is een oplossing tot stand gekomen voor een problematiek waarover verschillende wetsvoorstellen waren ingediend en waarover in de Senaat reeds grondig is gedebatteerd.
Een lid handhaaft zijn bezwaren tegen de uitbreiding van het stemrecht tot de Belgen die in het buitenland verblijven : die mensen nemen niet deel aan het leven van onze Staat en moeten bijgevolg niet betrokken worden bij het beleidsproces.
Het gaat vaak om personen die zelfs niet in ons land geboren zijn maar die om opportuniteitsredenen hun Belgische nationaliteit behouden.
Ook is er het probleem van de « fiscale vluchtelingen » die zo politieke invloed zouden blijven uitoefenen in het land dat ze om fiscale redenen verlaten hebben.
Aangezien het systeem op het vlak van de arrondissementen werkt en gelet op het half miljoen potentiële kiezers, kan men zich indenken dat partijorganisaties een systeem van volmachten zullen uitbouwen in bepaalde doelarrondissementen om de krachtverhoudingen bij de verkiezingen te beïnvloeden.
Het argument dat de Europese onderdanen binnenkort in België zullen kunnen stemmen, kan men niet aanhalen aangezien deze mensen in ons land wonen en deel uitmaken van onze maatschappij.
Een van de indieners van wetsvoorstel nr. 1-162/1 verheugt zich over het feit dat de Belgen die in het buitenland verblijven, aan de verkiezingen kunnen deelnemen en dat het principe van de volmacht aanvaard is.
Hij vraagt echter waarom het principe van een jaarlijkse schriftelijke verklaring gekozen is en niet een verklaring die om de vier of vijf jaar afgelegd wordt zoals in Frankrijk en in andere landen.
Een lid stelt vast dat zijn fractie de reeds ingediende wetsvoorstellen steeds welwillend heeft onderzocht, zij het dat er een aantal wettelijke en praktische bezwaren zijn geopperd.
In de eerste plaats meent de Raad van State dat een keuzerecht strijdig is met artikel 62 van de Grondwet. Hij twijfelt of het ontwerp hierop een afdoende antwoord heeft.
De controleerbaarheid van het volmachtensysteem wordt in het ontwerp echter wel op een afdoende wijze geregeld zodat misbruiken kunnen worden voorkomen.
De kans op misbruik door de keuze van een woonplaats is eveneens zoveel mogelijk beperkt door de keuze voor de laatste woonplaats voor degenen die ooit in België gewoond hebben.
De groep van Belgen die hier nooit gewoond hebben, is dermate beperkt dat de kans op massaal misbruik van de keuze van woonplaats om de verkiezingen te sturen zo klein is dat de oplossing voorgesteld door het ontwerp aanvaardbaar is.
Een ander lid wijst erop dat het door het ontwerp voorgestelde systeem voor de gemeenten heel wat bijkomend administratief werk impliceert : het aanleggen en bijhouden van een kiesregister, het aanleggen van een kiezerslijst, de betekening van schrappingen, de verificatie van bloed- en aanverwantschap, enz.
Bovendien houdt het ontworpen systeem een uitbreiding in van het volmachtensysteem terwijl zijn fractie meent dat het gebruik van volmachten zoveel mogelijk moet worden beperkt omdat het gevaar van misbruik reëel is. Zijn fractie is, om die reden, veeleer voorstander van de uitbouw van een systeem zoals dat thans geldt voor de verkiezingen van het Europees Parlement, dit wil zeggen een stemming per brief.
Hoewel zijn fractie dus principieel gewonnen is voor het verlenen van stemrecht aan Belgen die in het buitenland verblijven is hij tegenstander van het systeem van volmachten waarvoor is gekozen in het voorliggende ontwerp.
Ook de grondwettelijke bezwaren van de Raad van State kunnen niet zonder meer terzijde worden geschoven.
Een lid vraag hoe de akte van bekendheid die de verwantschap bewijst, vermeld in artikel 5 van het ontwerp, opgesteld zal worden wanneer de gemachtigde niet in de gemeente woont waar de laatste woonplaats van de in het buitenland verblijvende Belg gevestigd was. Zal dat geen problemen meebrengen en zou dat geen gelegenheid zijn om het systeem van de akten van bekendheid te herzien of te versoepelen ?
De eerste minister antwoordt dat men moet uitgaan van het volgende : wil men de Belgen die in het buitenland verblijven, het recht verlenen om aan de verkiezingen deel te nemen, of het hun ontzeggen ? Als men hier bevestigend op antwoordt, kan men moeilijk een discriminatie invoeren op grond van de verschillende redenen waarom ze het land hebben verlaten.
Het gevaar voor manipulatie van de verkiezingen is beperkt wanneer men bepaalt dat het kiesarrondissement het arrondissement van de laatste woonplaats in België is. Voor de Belgen die nooit in België hebben verbleven, bepaalt de woonplaats van de gemachtigde de plaats waar de stem wordt uitgebracht.
Deze techniek beperkt de mogelijkheden tot manipulatie aanzienlijk en het is dus nagenoeg onmogelijk de stemmen te concentreren in een bepaald arrondissement.
Het feit dat de regering gekozen heeft voor de techniek van de stemming bij volmacht brengt geen wijziging van de regels mee. Hij wijst erop dat de wetgeving inzake volmachten minder soepel gemaakt is juist om een einde te maken aan de misbruiken die in het verleden bestaan hebben.
De eerste minister merkt op dat men het debat over het stemrecht van de Belgen in het buitenland niet moet vermengen met het debat over het systeem van de volmachten.
Over de jaarlijkse verklaring merkt de eerste minister op dat een stelsel van stemming bij volmacht door de Belgen die in het buitenland verblijven, geregeld geëvalueerd moet worden, al was het maar om te voorkomen dat men personen laat stemmen die ondertussen overleden zijn.
De eerste minister meent ook dat de administratieve rompslomp voor de gemeente zeker niet overdreven moet worden omdat de oprichting van het Rijksregister de gemeenten veel werk bespaard heeft of dit werk sterk vereenvoudigt. Bovendien is het niet zeker dat een kiesregister nodig zal zijn in elke gemeente.
De eerste minister is het niet eens met het standpunt van de Raad van State over de stemplicht. De Raad van State heeft, merkwaardig genoeg, deze grondwettelijke bezwaren niet geopperd voor deelname van Europeanen en, eventueel, niet-Europeanen aan de gemeenteraadsverkiezingen waarvoor ook slechts stemplicht geldt na vrijwillige inschrijving. Het feit dat deelname aan verkiezingen verplicht is voor Belgen in het buitenland zodra ze zich hebben laten registreren, lijkt hem een voldoende antwoord te geven op deze opmerking van de Raad van State.
De regering heeft niet gekozen voor stemming per brief omdat de ervaring met de deelname van Belgen in het buitenland aan de Europese verkiezingen geleerd heeft dat de organisatie ervan veel omslachtiger is.
Het geheim van de stemming, een van de elementen om te kiezen voor stemming bij volmacht, geldt minder voor de Europese verkiezingen omdat er per gemeenschap wordt gestemd zodat de uitgebrachte stem wordt vermengd met een veel groter aantal stembrieven. De stemming per brief is voor de Europese verkiezingen weliswaar eenvoudiger maar dat geldt niet voor verschillende verkiezingen op één dag.
Op termijn zal de wijze waarop vanuit het buitenland aan verkiezingen in België wordt deelgenomen trouwens eenvormig worden gemaakt.
Een lid blijft erbij dat er door het aannemen van dit ontwerp twee categorieën Belgen zullen ontstaan : zij die verplicht zijn om te stemmen en zij die mogen stemmen.
Artikelen 1 en 2
Deze artikelen worden eenparig aangenomen door de 12 aanwezige leden.
Artikelen 3 tot 5
Deze artikelen worden aangenomen met 9 stemmen bij 3 onthoudingen.
Het wetsontwerp wordt in zijn geheel aangenomen met 9 stemmen bij 3 onthoudingen.
Door de aanneming van het wetsontwerp vervallen de twee wetsvoorstellen.
Dit verslag is eenparig goedgekeurd door de negen aanwezige leden.
De rapporteurs,
Christine CORNET D'ELZIUS. Jean-François ISTASSE. |
De eerste vice-voorzitter,
Eric PINOIE. |
(1) De andere doelstelling van deze grondwetsherziening was de inwoners van bepaalde gemeenten in staat te stellen hun stemrecht uit te oefenen in een kieskring van een andere provincie.
(2) Stuk Senaat, nr. 100-4/2 BZ 1988.