1-1136/1

1-1136/1

Belgische Senaat

ZITTING 1998-1999

30 OKTOBER 1998


Wetsvoorstel tot aanvulling van artikel 2 van de wet van 3 juli 1998 houdende verplichting om informatie te verstrekken over de debetrente op de bij kredietinstellingen of andere rechtspersonen geopende rekeningen

(Ingediend door de heer Poty)


TOELICHTING


De wet van 3 juli 1998 legt een informatieplicht op met betrekking tot de debetrentevoeten die verschuldigd zijn op zichtrekeningen. De doelstelling van de wet bestond erin zoveel mogelijk klanten te bereiken en ze zo goed mogelijk te informeren over de risico's die verbonden zijn aan een debetsaldo op zichtrekeningen. Het lijkt evenwel nuttig de toepassing van deze wet te beperken. In twee gevallen is dit verantwoord zonder afbreuk te doen aan de doelstelling van de wetgever, namelijk voor zichtrekeningen geopend voor beroepsdoeleinden waarvoor de debetrentevoet schriftelijk is overeengekomen en voor zichtrekeningen op naam van rechtspersonen.

In het geval van zichtrekeningen voor beroepsdoeleinden sluiten de partijen immers vaak een kredietovereenkomst. In die overeenkomst kan de debetrentevoet worden vastgesteld met verwijzing naar andere objectieve rentevoeten, zoals Euribor, Bibor, ... De klant is dus perfect op de hoogte van de toegepaste rentevoet. Die rentevoet wordt vastgesteld op het door de partijen overeengekomen tijdstip en niet telkens wanneer de rekening een debetsaldo vertoont. Het gebeurt ook vaak dat gemiddelde rentevoeten worden vastgesteld op het einde van een bepaalde periode (bijvoorbeeld driemaandelijks).

Rechtspersonen gebruiken zeer vaak verschillende rekeningen, eventueel in verschillende deviezen. Voor die rekeningen is de debetstand dan ook de totale debetstand op de gezamenlijke zichtrekeningen en worden de gemiddelde rentevoeten die gewoonlijk worden toegepast, vastgesteld op het einde van een bepaalde periode.

De toepassing van deze wet op zichtrekeningen van rechtspersonen kan voor deze personen dan ook ernstige moeilijkheden met zich meebrengen. Die moeilijkheden komen ook voor in het geval van rekeningen-courant tussen bedrijven (1).

Overeenkomstig de bedoelingen van de wetgever blijft de wet echter wel van toepassing op de consumenten (privé-klanten die handelen voor privé-doeleinden) en de handelaars (natuurlijke personen) die geen kredietovereenkomst over de rentevoeten hebben gesloten.

De wetgever wou immers bescherming bieden aan de kwetsbare klanten, die vaak bescheiden inkomsten hebben, onder wie ook de handelaars-natuurlijke personen, door hen duidelijke informatie te verstrekken over de debetrentevoeten die de kredietinstellingen toepassen op « verdoken » leningen. Die informatie is dus niet nodig voor zichtrekeningen geopend voor beroepsdoeleinden waarvoor de debetrentevoet afgesproken is in het kader van een kredietovereenkomst. Ze is daarentegen wel noodzakelijk voor debetrentevoeten waarover geen kredietovereenkomst is gesloten, zoals bijvoorbeeld in geval van een niet-toegestane overschrijding.

De zichtrekeningen van de consumenten vallen dus onder de toepassing van deze wet of van de wet op het consumentenkrediet.

Francis POTY.

WETSVOORSTEL


Artikel 1

Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Art. 2

Artikel 2 van de wet van 3 juli 1998 houdende verplichting om informatie te verstrekken over de debetrente op de bij kredietinstellingen of andere rechtspersonen geopende rekeningen wordt aangevuld met een nieuw lid, luidend :

« Deze wet is niet van toepassing op :

1º de zichtrekeningen die geopend zijn voor beroepsdoeleinden en waarvan de debetrentevoet in het kader van een kredietovereenkomst is vastgesteld aan de hand van afgesproken parameters;

2º de zichtrekeningen op naam van rechtspersonen ».

Francis POTY.

(1) Het is niet uitgesloten dat deze wet Belgische banken kan beletten een verrekeningscentrum te worden voor betalingen in euro. Dat is zeker niet de bedoeling van de wet.