1-1066/5

1-1066/5

Belgische Senaat

ZITTING 1998-1999

13 NOVEMBER 1998


Wetsvoorstel betreffende de verticale integratie van het openbaar ministerie, het federaal parket en de raad van procureurs des Konings


AMENDEMENTEN


Nr. 68 VAN DE HEER BOUTMANS SUBAMENDEMENT OP HET AMENDEMENT Nr. 63 VAN DE REGERING, AMENDEMENT SUBSIDIAIR TEN OPZICHTE VAN ZIJN AMENDEMENT NR. 1)

Art. 13

Het laatste lid van het voorgestelde artikel 152 vervangen als volgt :

« Onverminderd artikel 155, kan de procureur des Konings, in het raam van de dienstregeling van het parket, en op eensluidend advies van de auditeur, de leden van het auditoraat schriftelijk en gemotiveerd met andere opdrachten gelasten. Indien de auditeur en de procureur des Konings het niet eens zijn, beslist de procureur-generaal op verzoek van de procureur des Konings. »

Eddy BOUTMANS.

Nr. 69 VAN DE HEER VANDENBERGHE C.S.

Art. 28

Artikel 28 vervangen als volgt :

« Art. 28. ­ 1º Artikel 43, § 4, van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken, gewijzigd bij de wet van 10 oktober 1967, wordt met een tweede en een derde lid aangevuld, luidende :

« Bovendien moeten de opeenvolgende voorzitters van de rechtbank van eerste aanleg, de rechtbank van koophandel, de arbeidsrechtbank en de opeenvolgende procureurs des Konings, luidens hun diploma behoren tot verschillende taalstelsels.

Onverminderd de bepalingen van het voorgaande lid, moeten, bij wijze van overgang, in voorkomend geval, bij de eerste aanwijzing bedoeld in artikel 100, § 1, eerste lid, van de wet van ... tot wijziging van sommige bepalingen van deel II van het Gerechtelijk Wetboek met betrekking tot de Hoge Raad voor de Justitie, de benoeming en aanwijzing van magistraten en tot invoering van een evaluatiesysteem voor magistraten, de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg en de procureur des Konings, luidens hun diploma, behoren tot verschillende taalstelsels. »

2º Artikel 43bis, § 4, eerste en tweede lid, van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 23 september 1985 en bij de wet van 4 maart 1997, wordt vervangen als volgt :

« Niemand kan tot procureur-generaal bij het hof van beroep te Brussel of tot federale procureur worden benoemd indien hij het bewijs niet levert van de kennis van de Nederlandse en de Franse taal. De wet bepaalt het aantal federale magistraten, evenals de regels die op hen van toepassing zijn inzake het gebruik der talen in gerechtszaken, inzake diploma en inzake de vereisten betreffende de talenkennis.

Bovendien moeten de opeenvolgende procureurs-generaal bij het hof van beroep te Brussel, de opeenvolgende eerste voorzitters bij hetzelfde hof en de opeenvolgende federale procureurs, luidens hun diploma, behoren tot verschillende taalstelsels.

Het college van procureurs-generaal en de federale procureur moeten samen bestaan uit een gelijk aantal magistraten die door hun diploma bewijzen dat zij de examens van licenciaat in de rechten in het Nederlands, respectievelijk in het Frans hebben afgelegd.

Onverminderd de bepalingen van de voorgaande leden, moeten, bij wijze van overgang, in voorkomend geval, bij hun eerste aanwijzing bedoeld in artikel 100, § 1, eerste lid, van de wet van ... tot wijziging van sommige bepalingen van deel II van het Gerechtelijk Wetboek met betrekking tot de Hoge Raad voor de Justitie, de benoeming en aanwijzing van magistraten en tot invoering van een evaluatiesysteem voor magistraten, de procureur-generaal bij het hof van beroep te Brussel en de eerste voorzitter bij hetzelfde hof, luidens hun diploma, behoren tot verschillende taalstelsels. »

3º Artikel 43ter, § 3, van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 23 september 1985, wordt aangevuld met een derde en vierde lid, luidende :

« Bovendien moeten de opeenvolgende eerste voorzitters van het arbeidshof te Brussel, luidens hun diploma, behoren tot verschillende taalstelsels.

Onverminderd de bepalingen van het voorgaande lid, moeten, bij wijze van overgang, in voorkomend geval, bij hun eerste aanwijzing bedoeld in artikel 100, § 1, eerste lid, van de wet van ... tot wijziging van sommige bepalingen van deel II van het Gerechtelijk Wetboek met betrekking tot de Hoge Raad voor de Justitie, de benoeming en aanwijzing van magistraten en tot invoering van een evaluatiesysteem voor magistraten, de eerste voorzitter van het arbeidshof te Brussel en de voorzitter van de Arbeidsrechtbank te Brussel, luidens hun diploma, behoren tot verschillende taalstelsels. »

4º Artikel 43quater, tweede lid, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 10 oktober 1967, en gewijzigd bij de wet van 3 januari 1980 en bij de wet van 23 september 1985 en bij de wet van 6 mei 1997, wordt vervangen als volgt :

« De eerste voorzitter en de procureur-generaal enerzijds en de opeenvolgende eerste voorzitters en procureurs-generaal anderzijds, moeten, luidens hun diploma, behoren tot verschillende taalstelsels. »

Verantwoording

Het invoeren van een mandatensysteem voor korpschefs kan tot gevolg hebben dat bepaalde taalevenwichten die vandaag algemeen aanvaard zijn binnen het rechtsgebied van het hof van beroep te Brussel, op de helling komen te staan.

Met de amendementen wil men ten eerste deze evenwichten vrijwaren zonder echter afbreuk te doen aan het regime van de mandaten zoals dit zal worden ingevoerd door de wet van ... tot wijziging van sommige bepalingen van deel II van het Gerechtelijk Wetboek met betrekking tot de Hoge Raad voor de Justitie, de benoeming en aanwijzing van magistraten en tot invoering van een evaluatiesysteem voor magistraten, en tegelijk voorzien in bepaalde taalalternaties tussen de opeenvolgende mandaten. Daarbij wordt benadrukt dat aan de bestaande taalvereisten niets wordt gewijzigd.

Ten tweede wil men een gelijkwaardige taalalternatie doorvoeren voor de mandaten van korpschef op het niveau van het Hof van Cassatie.

Ten derde wil men het taalregime regelen van de federale procureur.

Daartoe worden twee reeksen van amendementen ingediend :

­ de ene op het wetsvoorstel betreffende de verticale integratie van het openbaar ministerie, het federaal parket en de raad van procureurs des Konings, meer bepaald op het artikel 28;

­ de andere op het wetsvoorstel tot wijziging van sommige bepalingen van deel II van het Gerechtelijk Wetboek met betrekking tot de Hoge Raad voor de Justitie, de benoeming en aanwijzing van magistraten en tot invoering van een evaluatiesysteem voor magistraten.

Volgende principes worden in deze amendementen voorgesteld :

1. Wat betreft de mandaten binnen het rechtsgebied van het hof van beroep te Brussel, wordt als uitgangspunt de bestaande situatie genomen. Deze situatie wordt wettelijk vastgelegd wat betreft het eerste mandaat : voor de daaropvolgende mandaten zal, gelet op de werking van het systeem van alternatie, deze toestand zich bestendig herhalen.

Dit betekent dat voor het eerste mandaat, de eerste voorzitter van het hof van beroep te Brussel en de procureur-generaal bij het hof van beroep te Brussel moeten behoren tot verschillende taalstelsels. Hetzelfde geldt voor de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg te Brussel en de procureur des Konings te Brussel enerzijds en voor de eerste voorzitter van het arbeidshof en de voorzitter van de arbeidsrechtbank anderzijds. Dit vindt men terug in artikel 28, 1º, tweede lid, 2º, vierde lid, en 3º, tweede lid.

2. Voor alle mandaten binnen het rechtsgebied van het hof van beroep te Brussel, te weten, de eerste voorzitter van het hof van beroep te Brussel, de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg, van de arbeidsrechtbank en van de rechtbank van koophandel, de procureur-generaal en de procureur des Konings wordt bepaald dat de opeenvolgende mandaathouders luidens hun diploma moeten behoren tot verschillende taalstelsels. Dit vindt men terug in artikel 28, 1º, eerste lid, 2º, tweede lid, en 3º, eerste lid.

Vertrekkende van de huidige situatie betekent dit dat de eerste voorzitter en de procureur-generaal steeds zullen behoren tot verschillende taalstelsels. Hetzelfde geldt voor de voorzitter en de procureur des Konings enerzijds en voor de eerste voorzitter van het arbeidshof en de voorzitter van de arbeidsrechtbank anderzijds.

3. Dergelijke taalalternatie is slechts mogelijk indien de bedoelde mandaten op hetzelfde moment een aanvang nemen en op hetzelfde moment eindigen. Daarom is als principe bepaald dat, indien om één of andere reden, een mandaat voortijdig wordt beëindigd, het mandaat wordt uigedaan door de magistraat die door de korpschefs werd aangewezen als vervanger overeenkomstig artikel 59 (artikel 319) van de wet op de Hoge Raad. Deze korpschef zal dan uiteraard aan dezelfde taalvoorwaarden moeten voldoen. Dit vindt men terug in de amendementen op de artikelen 46, 59, en 80bis van het wetsvoorstel tot wijziging van sommige bepalingen van deel II van het Gerechtelijk Wetboek met betrekking tot de Hoge Raad voor de Justitie, de benoeming en aanwijzing van magistraten en tot invoering van een evaluatiesysteem voor magistraten.

Op deze regel bestaat één uitzondering met name, wanneer overeenkomstig artikel 100, § 1, 1º, van de wet op de Hoge Raad, de mandaathouder zijn mandaat ter beschikking stelt. In dit geval moet een nieuwe mandaathouder worden aangewezen. Deze zal dan echter moeten behoren tot hetzelfde taalstelsel als de uittredende korpschef. Dit is bepaald in het amendement op artikel 100 van de wet ... tot wijziging van sommige bepalingen van deel II van het Gerechtelijk Wetboek met betrekking tot de Hoge Raad voor Justitie, de benoeming en aanwijzing van magistraten en tot invoering van een evaluatiesysteem voor magistraten. Dit betekent concreet dat, indien bijvoorbeeld de procureur-generaal bij het hof van beroep te Brussel beslist zijn mandaat ter beschikking te stellen, er een nieuwe korpschef zal worden aangewezen voor de resterende duur van het mandaat. Deze nieuwe korpschef zal evenwel tot dezelfde taalrol moeten behoren als de uittredende korpschef.

4. Inzake het Hof van Cassatie is niet alleen bepaald dat de eerste voorzitter en de procureur-generaal van verschillende taalrol zijn maar ook dat de opeenvolgende mandaathouders van taalrol verschillen (artikel 28, 4º).

5. De federale procureur is tweetalig. De opeenvolgende federale procureurs moeten behoren tot verschillende taalstelsels. Wanneer het mandaat van de federale procureur om één of andere reden voortijdig eindigt, wordt het mandaat waargenomen door een federale magistraat van hetzelfde taalstelsel die hiertoe door de federale procureur werd aangeduid. Wanneer het college van procureurs-generaal en de federale procureur samen wordt genomen, moet er een taalpariteit bestaan.

6. Om bij de toepassing van de mandaten een zekere soepelheid mogelijk te maken en om de Hoge Raad de tijd te geven al het nodige voor te bereiden, wordt artikel 100, § 1, eerste lid, aangepast.

Hugo VANDENBERGHE.
Hugo COVELIERS.
Andrée DELCOURT-PÊTRE.
Jean-François ISTASSE.
Michel FORET.
Frederik ERDMAN.
Claude DESMEDT.
Bert ANCIAUX.

Nr. 70 VAN DE HEER VANDENBERGHE

(Subamendement op amendement nr. 69 van de heer Vandenberghe c.s.)

Art. 28

In het eerste lid van het 2º van het voorgestelde artikel 28 de woorden « De wet bepaalt het aantal federale magistraten, evenals « de regels die op hen van toepassing zijn » vervangen door de woorden « De wet bepaalt de regels die op de federale magistraten van toepassing zijn. »

Hugo VANDENBERGHE.

Nr. 71 VAN DE HEER ISTASSE

(Subamendement op amendement nr. 69 van de heer Vandenberghe c.s.)

Art. 28

In de Franse tekst van het voorgestelde artikel 43bis , § 4, het derde lid vervangen als volgt :

« Les cinq membres du collège des procureurs généraux et le procureur fédéral doivent compter trois magistrats qui justifient par leur diplôme avoir subi les examens de licencié en droit en langue française, et trois magistrats qui justifient par leur diplôme avoir subi les examens de licencié en droit en langue néerlandaise. »

Jean-François ISTASSE.

Nr. 72 VAN DE HEER VANDENBERGHE

Art. 29

Dit artikel vervangen als volgt :

« Art. 29. ­ De aanwijzing van de eerste federale procureur wordt geacht een aanvang te nemen de eerste dag van de vierde maand volgend op de dag van de eerste bekendmaking in het Belgisch Staatsblad van de infunctietreding van de leden van de Hoge Raad voor de Justitie. »

Verantwoording

Concordantie met het voorgestelde, geamendeerde, artikel 100 van het wetsvoorstel op de Hoge Raad voor de Justitie.

Hugo VANDENBERGHE.

Nr. 73 VAN DE HEER VANDENBERGHE C.S.

(Subamendement op amendement nr. 69 van de heer Vandenberghe c.s.)

Art. 28

In het 2º van het voorgestelde artikel 28, artikel 43bis , § 4, derde lid, vervangen als volgt :

« De leden van het college van procureurs-generaal en de federale procureur moeten samen bestaan uit een gelijk aantal magistraten die door hun diploma bewijzen dat zij de examens van licentiaat in de rechten in het Nederlands, respectievelijk in het Frans hebben afgelegd. »

Hugo VANDENBERGHE.
Claude DESMEDT.
Frederik ERDMAN.

Nr. 74 VAN DE HEER ERDMAN

(Subamendement op amendement nr. 69 van de heer Vandenberghe c.s.)

Art. 28

Het 4º van het voorgestelde artikel 28 vervangen als volgt :

« De eerste voorzitter en de procureur-generaal moeten, luidens hun diploma, behoren tot verschillende taalstelsels. De opeenvolgende eerste voorzitters en procureurs-generaal moeten, luidens hun diploma, behoren tot verschillende taalstelsels. »

Frederik ERDMAN.