1-791/3

1-791/3

Belgische Senaat

ZITTING 1998-1999

27 OKTOBER 1998


Voorstel van resolutie betreffende de instelling van een dag voor de rechten van het kind


VERSLAG

NAMENS DE COMMISSIE VOOR DE BUITENLANDSE AANGELEGENHEDEN UITGEBRACHT DOOR MEVROUW THIJS


A. INLEIDENDE UITEENZETTING DOOR DE AUTEUR VAN HET VOORSTEL VAN RESOLUTIE

De indiener van het voorstel van resolutie verwijst naar het UNO-Verdrag inzake de rechten van het kind, goedgekeurd door de algemene vergadering van de Verenigde Naties op 20 november 1989, dat in België in werking is getreden op 15 januari 1992. In ons land moet echter nog heel wat gebeuren om de rechten van kinderen daadwerkelijk te verwezenlijken. Het officieel instellen van een dag van het kind kan een hefboom betekenen om op regelmatige tijdstippen werk te maken van kinderrechten. De datum van 20 november werd voorgesteld door UNICEF, omdat dan de verjaardag van het verdrag wordt gevierd. Concreet kan het instellen van de dag van het kind ertoe bijdragen :

1º om informatie te verspreiden en te sensibiliseren over de kinderrechten;

2º om jaarlijks het beleid te toetsen op de toepassing en hieraan nieuwe impulsen te geven;

3º om kinderen zelf bewust te maken van hun rechten;

4º en om niet-gouvernementele organisaties, die zich toeleggen op de promotie van kinderrechten, te erkennen en te ondersteunen.

Vooreerst kan het belang van sensibilisering niet genoeg worden onderstreept. Dit is een permanente opdracht. Zowel het departement van Buitenlandse Zaken als het departement van Justitie en tal van NGO's hebben vele inspanningen geleverd om informatie te verspreiden, maar deze inspanningen zouden een meer constant karakter moeten krijgen.

De dag van het kind vormt tevens een aanleiding voor een jaarlijkse toetsing van het regeringsbeleid aan de kinderrechten, door middel van een aan het Parlement over te maken rapport. Artikel 44 van het verdrag voorziet reeds in een grondig verslag dat moet worden neergelegd bij de instellingen van de UNO. Een jaarlijks verslag is echter een meer geëigend middel.

Wat het derde punt betreft, biedt een dag van het kind aan de beleidsverantwoordelijken de gelegenheid om initiatieven te ontplooien voor en met de kinderen. Ook in de Senaat moet hiervoor ruimte zijn.

Tenslotte is zo'n dag een ideaal kader voor ontmoeting, overleg en gedachtewisseling met NGO's die over de nodige deskundigheid beschikken, vele initiatieven ontwikkelen en een « waakhondfunctie » hebben. Het VN-comité voor de rechten van het kind heeft, bij de bespreking van het eerste verslag van België, erop gewezen dat het beleid meer aandacht moet hebben voor en meer moet samenwerken met de NGO's. Waar voor het eerste verslag geen overleg werd gepleegd met de NGO's, is dit naar verluidt wel het geval voor het tweede verslag, dat thans in voorbereiding is.

Het dispositief van het voorstel van resolutie omvat vier punten :

1º jaarlijks wordt een dag van het kind ingesteld op 20 november;

2º op deze dag moeten activiteiten worden georganiseerd door en voor kinderen, in samenwerking met de betrokken NGO's;

3º op deze dag wordt ook een jaarlijks verslag overhandigd aan het Parlement over de uitvoering van het Verdrag in België;

4º België moet het voortouw nemen om, in het kader van de UNO, ervoor te zorgen dat 20 november wereldwijd een dag van het kind wordt.

B. ALGEMENE BESPREKING

Een lid onderschrijft het voorstel van resolutie. Hij vestigt de aandacht op de dag van het kind op 20 november 1998. Het initiatief hiervoor gaat uit van de Europese stichting voor de rechten van het kind. De oprichtingsakte van deze stichting wordt op 20 november plechtig ondertekend in het Europees Parlement in aanwezigheid van de minister van Justitie. Bij deze gelegenheid zullen ook in totaal 350 kinderen een bezoek brengen aan de verschillende federale en regionale assemblées van ons land.

Een lid zegt niet onder de indruk te zijn van het voorstel, dat niet verder gaat dan een jaarlijkse lippendienst aan de kinderrechten. Het gaat immers voorbij aan de meest verbreide aanslag op de rechten van het kind, met name abortus. Spreker dient hierover een amendement in.

Een ander lid feliciteert de auteur omdat zij een voorstel van resolutie heeft opgesteld. De commissie kan haar vraag om meer concrete initiatieven te nemen alleen maar toejuichen. De algemene vergadering van de Verenigde Naties heeft bijzondere aandacht gevraagd voor het fenomeen van de kindsoldaten. België zet zich actief in op het niveau van de samenwerking op dit terrein. In dit kader kan men concrete projecten voorstellen of specifieke aandacht vragen voor die problematiek. Concrete maatregelen die op het niveau van het Parlement genomen worden dienen zeker gesteund te worden.

Een lid merkt op dat de resolutie ondertekend is door alle democratische partijen vertegenwoordigd in de Senaat. De voorgestelde dag van het kind mag echter geen louter symbolische aangelegenheid worden. De regering moet elk jaar daadwerkelijk gecontroleerd worden op haar beleid inzake kinderrechten en op haar strijd tegen de mensenhandel, die vooral betrekking heeft op kinderen. Tenslotte mogen de kinderen niet te betuttelend worden behandeld. Kinderen geven immers spontaan hun mening, en volwassenen doen er goed aan er naar te luisteren.

Een ander lid verwijst naar de tussenkomst van mevrouw Olara Otunu op een colloquium dat recent werd georganiseerd door staatssecretaris Moreels, waarin zij een beeld gaf van de kindsoldaten die in vele landen worden ingezet als een « levend schild » voor de volwassenen. Naar aanleiding daarvan heeft spreekster een voorstel van resolutie neergelegd.

Een lid stelt vast dat de inhoud van het begrip is geëvolueerd. Vroeger werd het vooral geassocieerd met een « kindvriendelijke samenleving » doch de laatste tijd eerder met een samenleving waarin de juridische rechten van kinderen centraal staan. In het voorstel van resolutie staat dat « kinderen meer inspraak verlangen over het bepalen van hun heden en toekomst ». Verloopt dit via de Bond van Grote en Jonge Gezinnen ? In dat geval zijn het de ouders die de wens van hun kinderen vertolken. Hoe zal men die inspraak organiseren ?

De auteur van het voorstel van resolutie verduidelijkt dat het UNO-Verdrag, dat een compromistekst is die door alle landen, de Verenigde Staten uitgezonderd, werd geratificeerd, samengevat kan worden in drie begrippen (« de drie P's ») : « protection » (bescherming van kinderen), « provision » (de diensten voor kinderen) en « participation » (deelname van kinderen). De vraag van vorige spreker heeft betrekking op deze laatste « P » : hoe kan men kinderen op actieve wijze betrekken bij de samenleving. De tekst, die hierover werd opgenomen in het voorstel, is overgenomen uit het verdrag. Belangrijk is dat men als burger, het kind erkent binnen zijn kind-zijn. Een goed voorbeeld hiervan is de oprichting van kindergemeenteraden, waardoor kinderen worden betrokken bij het publieke leven, op een dusdanige manier die aangepast is aan hun leeftijd. Er bestaan eveneens kinderprovincieraden en een jeugdparlement. De bezorgdheid, die in het ontwerp wordt uitgedrukt, is dat men kinderen niet als « objecten » zou beschouwen, maar ze zou horen op een aangepaste manier. Een andere bezorgdheid is de vraag naar aangepaste wetgeving, bijvoorbeeld op het vlak van gerechtelijke procedures in familiale geschillen, waar thans de stem van kinderen vanaf een zekere leeftijd ook wordt gehoord. Spreekster merkt op dat het echter niet de bedoeling van de resolutie is om de derde « P » (deelname van kinderen) hier concreet in te vullen.

Een lid wenst dat de nadruk wordt gelegd op het onderdeel kinderen en prostitutie. Daarenboven vraagt zij dat een internationale inspanning wordt gedaan om de huidige wetgeving van de verschillende landen aan te passen teneinde de toepassing van artikel 11 van het Verdrag van 's-Gravenhage te bevorderen. Dat Verdrag is door België geratificeerd maar is niet zeer doeltreffend. Het heeft betrekking op het recht van kinderen op toegang tot hun beide ouders, vooral wanneer die een verschillende nationaliteit hebben.

Een ander lid merkt op dat het de kinderen ontbreekt aan een spreekbuis waarlangs zij hun standpunt kenbaar kunnen maken. Hij wantrouwt het beleid dat een orgaan zou oprichten dat spreekt namens de kinderen. Hij stelt voor om in het derde lid van punt 3 van de consideransen de woorden « een spreekbuis waarlangs ze hun stem kunnen laten horen » te vervangen door de woorden « een gelegenheid om hun stem te laten horen ». Alleen zo is duidelijk dat het niet gaat om een officiële instantie.

Een lid vraagt waarom de Verenigde Staten het UNO-Verdrag over de rechten van het kind niet hebben geratificeerd.

De auteur van het voorstel van resolutie antwoordt dat de Verenigde Staten dit niet hebben gedaan omdat de tweede « P » (« provision » : diensten voor kinderen) te veel uitgaven en te veel verplichtingen met zich zou brengen.

De voorzitter zegt inhoudelijk geen problemen te hebben met punt 3 van het dispositief, waarbij de regering wordt gevraagd een jaarlijks verslag voor te leggen aan het Parlement. Niettemin stelt spreker vast dat de uitvoerende macht in andere aangelegenheden eveneens een jaarlijks verslag aan het Parlement dient over te maken. Het jaarverslag mensenrechten laat reeds enkele jaren op zich wachten. Spreker hoopt dat het gevraagde jaarverslag met betrekking tot de rechten van het kind niet zo lang op zich zal laten wachten.

De heer Ceder dient een amendement in, dat luidt als volgt (Stuk Senaat, nr. 1-791/2, 1998-1999, amendement nr. 1) :

« In het derde lid van het overwegende gedeelte, de eerste zin van het derde gedachtenstreepje als volgt herschrijven :

« het recht op leven, ook voor de geboorte, dient aan ieder kind te worden gegarandeerd; »

Een lid merkt op dat zijn fractie tegen dit amendement zal stemmen niet omdat het hem koud laat maar omdat het niet past in deze resolutie over de kinderrechten.

De auteur van het voorstel van resolutie treedt deze opmerking bij.

Mevrouw Thijs, mevrouw de Bethune et de heer Nothomb dienen het volgende amendement in (Stuk Senaat, nr. 1-791/2, 1998-1999, amendement nr. 2) :

« A. Op bladzijde 4, tweede en derde regel, van de consideransen de woorden « een spreekbuis waarlangs ze hun stem kunnen laten horen » vervangen door de woorden « een gelegenheid om hun stem te laten horen ».

B. In de Franse tekst op bladzijde 4, vierde regel, van de consideransen het woord « instrument » vervangen door het woord « forum. »

C. STEMMINGEN

Het amendement nr. 1 van de heer Ceder wordt verworpen met 5 stemmen tegen 1 stem bij 2 onthoudingen.

Het amendement nr. 2 van mevrouw Thijs, mevrouw de Bethune en de heer Nothomb wordt aangenomen met 7 stemmen bij 1 onthouding.

Het aldus geamendeerd voorstel van resolutie wordt in zijn geheel aangenomen met 7 stemmen bij 1 onthouding.

Vertrouwen werd geschonken aan de verslaggeefster voor de opstelling van dit verslag.

De rapporteur,
Erika THIJS.
De voorzitter,
Valère VAUTMANS.