Vragen en Antwoorden

Belgische Senaat

ZITTING 1996-1997


Bulletin 1-48

24 JUNI 1997

Vragen waarop niet werd geantwoord binnen de tijd bepaald door het reglement
(Art. 66 van het reglement van de Senaat)

(N.): Vraag gesteld in 't Nederlands ­ (Fr.): Vraag gesteld in 't Frans


Vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken

Vraag nr. 231 van de heer Verreycken d.d. 23 mei 1997 (N.) :
Raad van State. ­ Achterstand. ­ Gemeenteraadsleden.

Door de achterstand in de procedures voor de Raad van State rijzen soms bijzondere problemen met betrekking tot gemeenteraadsleden.

Artikel 75 van de nieuwe gemeentewet bepaalt dat een verkozen gemeenteraadslid dat een met het lidmaatschap van de raad onverenigbaar ambt vervuld, niet tot beëdiging wordt toegelaten.

Artikel 77 bepaalt dat het raadslid dat aldus geweerd wordt beroep kan instellen bij de bestendige deputatie. Binnen de acht dagen na de uitspraak staat ook beroep bij de Raad van State open.

Krachtens vaststaande rechtspraak van de Raad van State mag de gemeenteraad geen opvolger installeren als gemeenteraadslid zolang de bestendige deputatie geen uitspraak heeft gedaan. Er wordt echter ook aanvaard dat het beroep bij de Raad van State, in tegenstelling tot de algemene regel, de uitvoerbaarheid van de bestreden handeling, in casu het niet-toelaten tot de eedaflegging, wel degelijk schorst (Mast, Overzicht Belgisch administratief recht, nr. 717, noot 1.)

Graag legde ik de geachte minister volgende vragen voor :

1. Is de interpretatie van de wet correct die zegt dat geen opvolger van het niet tot de eedaflegging toegelaten gemeenteraadslid kan geïnstalleerd worden zolang de vordering van het niet-toegelaten gemeenteraadslid bij de Raad van State aanhangig is ?

2. Is de interpretatie correct die zegt dat, zodra de vordering bij de Raad van State tijdig is ingesteld, de beslissing tot het niet-toelaten tot de eedaflegging van het gemeenteraadslid wegens vermeende onverenighaarheid geschorst is, zodat deze toch moet toegelaten worden ?

3. Is de rechtsplegingsprocedure die voor de Raad van State door het wegens onverenigbaarheid niet-toegelaten gemeenteraadslid moet toegepast worden de bijzondere procedure zoals voorzien door artikel 76bis van de Gemeentekieswet, zoals uitgewerkt door het koninklijk besluit van 15 juli 1956, die normaal toepasselijk is in zaken die verband houden met gemeenteraadsverkiezingen, dan wel de « normale »procedure voor de Raad van State die momenteel zeer lang kan duren ?

4. Wat dient een gemeentebestuur te doen wanneer een verkozen gemeenteraadslid dat wegens vermeende onverenigbaarheid niet tot de eedaflegging werd toegelaten, en tegen de beslissing van de bestendige deputatie een (schorsend) beroep tot vernietiging heeft ingesteld bij de Raad van State dat in behandeling is, aan het gemeentebestuur vraagt alsnog tot de eedaflegging toegelaten te worden ?