Vragen en Antwoorden

Belgische Senaat

ZITTING 1995-1996


Bulletin 1-19

28 MEI 1996

Vragen van de Senatoren en antwoorden van de Ministers

(N.): Vraag gesteld in 't Nederlands ­ (Fr.): Vraag gesteld in 't Frans


Minister van Justitie

Vraag nr. 99 van de heer Boutmans d.d. 6 februari 1996 (N.) :
Arbeidsrechtbank. ­ Beroepsbevoegdheid inzake OCMW-steun.

Sinds de wet van 12 januari 1993 zijn de provinciale beroepscommissies afgeschaft en is de beroepsprocedure inzake bestaansminimum en andere OCMW-steun gelijkgeschakeld. Beide behoren nu tot de bevoegdheid van de arbeidsrechtbanken. Dit is ongetwijfeld een zinvolle vereenvoudiging.

Toch bereiken mij berichten dat de provinciale beroepscommissies vroeger sneller en efficiënter werkten dan de arbeidsrechtbank nu.

Kan de geachte minister dit bevestigen of weerleggen ?

Hoe lang duurde gemiddeld een procedure voor de beroepscommissie en hoe lang is dat nu voor de arbeidsrechtbank ?


Antwoord : Tot op 12 januari 1993 werden de beroepen inzake maatschappelijke dienstverlening verleend door de OCMW's, behandeld door de provinciale beroepscommissies.

Artikel 17 van de wet van 12 januari 1993 houdende een urgentieprogramma voor een meer solidaire samenleving, maakte de arbeidsrechtbanken bevoegd om kennis te nemen van geschillen betreffende de toepassing van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, inzake betwistingen betreffende de toekenning, de herziening, de weigering en de terugbetaling door de gerechtigde, van de maatschappelijke dienstverlening, en de toepassing van de administratieve sancties bepaald door de wetgeving ter zake (art. 580, 8º, d , van het Gerechtelijk Wetboek).

Inzake het bestaansminimum, werd een gelijkaardige bevoegdheid reeds aan de arbeidsgerechten verleend bij artikel 10 van de wet van 7 augustus 1974 tot instelling van het recht op een bestaansminimum (Belgisch Staatsblad van 18 september 1974).

Mijn departement beschikt niet over de statistische informatie die het geachte lid vraagt. Wegens de omvang van het werk dat het verzamelen van de informatie zou vereisen, is het onverantwoord die aan de gerechtelijke overheid te vragen aangezien de griffiers en het griffiepersoneel in niet te verwaarlozen mate van hun gewone taak zouden worden onttrokken.

Voor het overige verwijs ik naar het antwoord van mijn collega, de staatssecretaris voor Maatschappelijke Integratie en Leefmilieu.