(N.): Vraag gesteld in 't Nederlands (Fr.): Vraag gesteld in 't Frans
Vandaag zal het net 50 jaar geleden zijn dat Leo Vindevogel werd terechtgesteld.
Reeds uit het boek van Valeer De Pauw, De dood met de kogel , bleek dat deze doodstraf duidelijk enkel werd uitgesproken omwille van politieke redenen en dat hiermee vooral de schrijnende tegenstellingen tussen de verantwoordelijkheid van Vindevogel en de vlucht van vele andere bestuurders werd ontweken.
Uit een tweede document, het stenografische verslag van het proces, blijkt daarentegen dat de rechtszaak een aanfluiting was van een eerlijke rechtsbedeling. Eén verdediger werd het woord ontnomen, een andere werd aangemaand het kort te houden, de aangeklaagde kreeg geen kans om zijn verweernota volledig naar voor te brengen en bepaalde getuigenverklaringen werden niet voorgelezen omdat ze te gunstig zouden zijn voor de beklaagde. Ondertussen viel de voorzitter van het hof in slaap om twintig minuten later de doodstraf uit te spreken.
Al deze feiten die aan het licht zijn gekomen door lezing van het later uitgegeven verslag zijn volgens mij redenen genoeg om het proces te heropenen.
1. Graag verneem ik van de geachte minister of hij een dergelijke heropening zal stimuleren.
2. Beschouwt de geachte minister het stenografische verslag dat na het proces werd uitgegeven, inderdaad als een nieuw feit dat een dergelijke heropening kan rechtvaardigen ?
Antwoord : Nadat u uw vraag nr. 48 inzake « herziening strafproces-Vindevogel » had ingediend, heb ik op 21 december 1995 mijn standpunt uiteengezet ingevolge uw vraag om uitleg. U stelde deze vraag naar aanleiding van de BRTN-Panorama-uitzending. Ik herhaal grosso modo mijn toen geformuleerd antwoord :
« De mogelijkheid van herziening wordt door de wet beperkt tot drie welbepaalde gevallen :
Onverenigbaarheid tussen verschillende veroordelingen;
Valse getuigenis;
Een nieuw feit.
Het recht om de procedure in te zetten behoort toe aan de veroordeelde, indien deze overleden is aan zijn familieleden, en tenslotte aan de minister van Justitie. De zaak wordt aanhangig gemaakt bij het Hof van cassatie hetzij door een vordering van de procureur-generaal als het verzoek uitgaat van de minister; hetzij door een verzoekschrift dat op straffe van onontvankelijkheid de handtekening moet dragen van een advokaat bij het Hof van cassatie. Opdat de aanvraag ontvankelijk zou zijn moet bij het verzoekschrift ook een met redenen omkleed gunstig advies worden gevoegd van drie advokaten bij het Hof van cassatie of van drie advokaten bij het Hof van beroep, die minstens sedert tien jaar zijn ingeschreven op het tableau.
In een Panorama-uitzending van december 1995 werd gewezen op het feit dat een herziening in de zaak Vindevogel op basis van nieuwe feiten niet evident is. Het feit dat een kroongetuige achteraf zelf werd veroordeeld, betekent nog niet dat hij meineed pleegde.
Toenmalig minister van Justitie, de heer M. Wathelet werd op 22 december 1994 reeds door u geïnterpelleerd omtrent een mogelijke herziening van het proces-Vindevogel. Hij had de auditeur-generaal om inlichtingen gevraagd en hij stelde dat hij geen initiatief zou nemen tot herziening.
De heer Van Hauthem interpelleerde op 26 oktober 1994 in de kamercommissie van Justitie. Ik heb toen als volksvertegenwoordiger gesteld niet ongevoelig te zijn voor deze materie, maar dat, aangezien op verzoek van de familie, een onderzoek werd gestart met het oog op een eventueel verzoek tot herziening, de vraag aan de minister eigenlijk zonder voorwerp was. Uit de genoemde Panorama-uitzending is effectief gebleken dat de familie volop bezig is met het dossier ofschoon zij nog geen verzoek tot herziening heeft ingediend.
Ik blijf bij wat ik op 26 oktober 1994, als volksvertegenwoordiger, stelde : er zijn op heden geen argumenten aangebracht om het ingenomen standpunt te wijzigen. »