(N.): Vraag gesteld in 't Nederlands - (Fr.): Vraag gesteld in 't Frans
De wet van 24 december 1996 stelt een nieuwe regeling in voor de vestiging en invordering van de lokale belastingen. De toepassing veroorzaakt problemen, met name omdat u in een omzendbrief van 12 juni aan artikel 11 een uitleg heeft gegeven die verwarring wekt.
Omdat de bestendige deputatie in de nieuwe wet optreedt als bestuurlijke overheid en niet meer als administratief rechtscollege, wordt ze in uw interpretatie ook partij in een eventuele procedure voor het hof van beroep. Dit zou dan ook inhouden dat de provincie veroordeeld wordt tot terugbetaling van een belasting die eerder nochtans door de gemeente is ingevorderd (zo zou niet het gemeentebestuur, dat de belasting heeft geheven, de bevoegdheid hebben om in cassatie te gaan, maar wel de deputatie).
Ook loopt men het risico twee besturen vertegenwoordigd te zien in de beroeps- of cassatieprocedure.
Handhaaft u deze interpretatie ?
Is ze werkbaar en veroorzaakt ze in de praktijk geen onzinnige procedureproblemen ?
Antwoord : De vraag van het geachte lid is irrelevant aangezien artikel 11 van de wet van 24 december 1996 met betrekking tot de vestiging en de invordering van provincie- en gemeentebelasting vernietigd werd door het arrest van het Arbitragehof nr. 30/98 van 18 maart 1998.
Als gevolg van dit arrest zijn de artikelen 5 tot 7 van de wet van 23 december 1986 betreffende de invordering en de geschillen terzake van provinciale en plaatselijke heffingen weer van toepassing.