(N.): Vraag gesteld in 't Nederlands - (Fr.): Vraag gesteld in 't Frans
Tijdens de jaarvergadering van VLAVABS gehouden op 6 november hield de geachte minister een uiteenzetting over het fenomeen schijnhuwelijken dat onlosmakelijk verbonden is met het trachten te regulariseren van een verblijfssituatie.
De geachte minister wenst krachtdadig op te treden tegen illegale immigratie waaronder schijnhuwelijken.
Hierbij worden ambtenaren van de burgerlijke stand rechtstreeks geconfronteerd met het probleem schijnhuwelijken. Zij hebben immers de plicht alvorens een huwelijk te sluiten te onderzoeken of partijen voldoen aan de administratieve en wettelijke voorwaarden om een geldig huwelijk te sluiten.
De geachte minister geeft toe dat de omzendbrief van 1994 te weinig houvast biedt en hij zou alles in het werk stellen om deze aan te passen.
Werd de omzendbrief intussen gewijzigd en in welke zin ?
De geachte minister stelt vast dat sedert de omzendbrief van 1994 er een duidelijke tendens is om « schijnhuwelijken in het buitenland » aan te gaan. In antwoord op mijn vraag nr. 75 van 29 augustus 1996 stelt de geachte minister vast dat bijvoorbeeld in Pakistan een enorm hoog aantal valse documenten voor al dan niet frauduleus gebruik in België aan onze ambassade te Islamabad ter legalisatie wordt voorgelegd.
Een onderzoek uitgevoerd door ambassades van de EU in Islamabad wees uit dat méér dan 96 % van de stukken ter legalisatie aangeboden niet authentiek waren.
De geachte minister zou oplossingen uitdokteren voor de registratie van in het buitenland gesloten huwelijken.
Welke sluitende oplossingen werden intussen gevonden ?
De geachte minister wenst ook systematisch op te treden tegen malafide huwelijksbureaus die desgevallend als organisatoren van mensenhandel kunnen worden aangepakt.
Welke initiatieven heeft de geachte minister in deze genomen en werden er reeds positieve resultaten geboekt ?
De geachte minister wenst ook kordaat op te treden tegen advocaten die een minder fraaie rol spelen om hun cliënten via het instituut van het huwelijk aan een verblijfsvergunning te helpen.
Heeft de geachte minister reeds overleg gepleegd met zijn collega de minister van Justitie en tot welke resultaten heeft dit overleg desgevallend geleid ?
De geachte minister deed ook een oproep aan alle ambtenaren van de burgerlijke stand om een dagboek bij te houden om daarin « dag na dag » te noteren de moeilijkheden waarmee de ambtenaar geconfronteerd werd.
In welke mate werd gevolg gegeven aan de oproep van de geachte minister ?
Werd er reeds een evaluatie gemaakt van de inhoud van de bijgehouden dagboeken ?
Antwoord : Ik heb de eer het geachte lid de volgende inlichtingen te verstrekken.
Op 1 oktober 1997 werd in het Belgisch Staatsblad de omzendbrief van 28 augustus 1997 gepubliceerd betreffende de procedure van de huwelijksafkondiging en de documenten die dienen te worden overlegd ten einde een visum met het oog op het afsluiten van een huwelijk in het Rijk te verkrijgen en ten einde een visum gezinshereniging op basis van een huwelijk afgesloten in het buitenland te verkrijgen.
Deze omzendbrief bevestigt de omzendbrief van 1 juli 1994 betreffende de omstandigheden waarin de huwelijksvoltrekking door de ambtenaar van de burgerlijke stand kan geweigerd worden, vestigt de aandacht op het recht op huwelijk en specificeert nader de actieve rol van de ambtenaar van de burgerlijke stand in het kader van de bestrijding van schijnhuwelijken.
Een interministeriële werkgroep bestaande uit vertegenwoordigers van de ministeries van Binnenlandse Zaken, Buitenlandse Zaken en Justitie werkt aan een wetsontwerp tot wijziging van de bepalingen van het Burgerlijk Wetboek aangaande het huwelijk, en zal binnen afzienbare tijd haar voorbereidende werkzaamheden beëindigen.
Misdrijven die verband houden met de activiteiten van huwelijksbemiddeling worden opgespoord en vastgesteld door de ambtenaren die aangesteld zijn door de minister van Economische Zaken, waarvoor, wat betreft mijn diensten, regelmatig bijstand gevraagd wordt van de rijkswacht.
Het Bestuur Economische Inspectie bezorgde mij volgende elementen van antwoord :
Sinds de inwerkingtreding van de wet van 9 maart 1993 ertoe strekkende de exploitatie van huwelijksbureaus te regelen en te controleren (Belgisch Staatsblad van 24 april 1994) werd bijzondere aandacht geschonken aan de controle op de naleving hiervan.
Hierbij werd aandacht besteed aan de wijze waarop de betaling werd verricht, of het kantoor over een registratienummer beschikte en of de contractuele bepalingen beantwoorden aan de wettelijke vereisten.
Verder werd aandacht besteed aan het feit of ondernemingen geen fictieve personen aan hun klanten voorstelden en of de werkwijze van het kantoor in overeenstemming was met de eerlijke handelsgebruiken.
In de loop van de voorbije jaren werden talrijke onderzoeken ingesteld die aanleiding hebben gegeven tot een twintigtal Pro Justitia's. Kantoren die een bemiddeling garandeerden tussen landgenoten en dames van vreemde nationaliteit werden eveneens aan een onderzoek onderworpen op het vlak van de wettelijke bepalingen inzake registratie, publiciteit en contract. Van de vijftien ondernemingen die bemiddelen met vreemde dames is er op dit ogenblik een die correctioneel veroordeeld werd wegens inbreuk op voormelde wetgeving en zijn er twee andere die hun bemiddeling in de sector hebben beëindigd.
Ik, noch mijn collega, de minister van Justitie, kunnen rechtstreeks optreden tegen malafide advocaten die hun cliënten via het instituut van het huwelijk aan een verblijfsvergunning trachten te helpen. Het komt de stafhouder van de balie toe om de nodige maatregelen in dit kader te treffen.
Ik heb inderdaad aan sommige ambtenaren van de burgerlijke stand gevraagd om een dagboek bij te houden aangaande de moeilijkheden waarmee ze geconfronteerd werden in het kader van de huwelijksprocedure. In de mate van het mogelijke werd bij de redactie van de hogervermelde omzendbrief van 28 augustus 1997 rekening gehouden met de opmerkingen van de ambtenaren van de burgerlijke stand.