Vragen en Antwoorden

Belgische Senaat


Bulletin 1-61

ZITTING 1997-1998

Vragen van de Senatoren en antwoorden van de Ministers

(N.): Vraag gesteld in 't Nederlands - (Fr.): Vraag gesteld in 't Frans


Vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken

Vraag nr. 269 van de heer Boutmans d.d. 10 oktober 1997 (N.) :
Interpolitiezones. ­ Toezicht rijkswachttop. ­ Overleg en akkoorden.

Op 13 september 1997 verklaarde de minister dat voor de politiehervorming de IPZ model staat voor de samenwerking tussen de politiediensten.

Verschillende politiecommissarissen verklaarden tijdens de hoorzittingen van de senaatscommissie Binnenlandse Zaken dat de rijkswachttop streng toezicht houdt op de IPZ-akkoorden. Zo werd het afgesloten akkoord tussen de brigadecommandanten en de commissarissen van de vier grote gemeenten van de beneden-Maas door de districtscommandant kolonel Chanterie opnieuw in vraag gesteld. Bij de IPZ-bespreking en vijfhoeksoverleg buiten de stad Luik werden de brigadecommandanten bijgestaan door een kolonel als technisch adviseur.

1. Waarom werd het afgesloten akkoord tussen de brigadecommandanten en de commissarissen van de vier grote gemeenten van de beneden-Maas door de districtscommandant opnieuw in vraag gesteld ? Op welke wettelijke basis gebeurde deze interventie ?

2. Waarom werden bij de IPZ-bespreking en vijfhoeksoverleg (buiten de stad Luik) de brigadecommandanten bijgestaan door een kolonel als technisch adviseur ? Wie gaf hiervoor toestemming en wie heeft dit voorgesteld en uitgewerkt ? Welke rol hebben de federale en regionale generale staven van de rijkswacht hierin gespeeld ?

3. Op welke wijze, om welke reden en op welke basis houdt de rijkswachttop toezicht op de IPZ-akkoorden ? Wat houdt dit in de praktijk concreet in ?

Antwoord : Het geachte lid vindt hieronder de antwoorden op zijn vragen.

1. Na een grondige en positieve discussie werd op 23 april 1997 het veiligheidscharter van de interpolitiezone beneden-Maas getekend. De IPZ is dus volledig in werking.

In het raam van de voorbereidende discussies zijn er op bepaalde ogenblikken spanningen tussen de partners ontstaan. Het principe van de aanwezigheid van de districtscommandant op bepaalde vergaderingen werd in vraag gesteld, en er was discussie omtrent het verdelen van de werklast van de interventies tussen de rijkswacht en de politie.

Deze problemen werden op lokaal vlak na een tijdje opgelost. Een oplossing voor het verdelen van de interventies werd gevonden en het doel van de aanwezigheid van de districtscommandant werd verduidelijkt.

De interventie van een districtscommandant is gebonden aan de verantwoordelijkheden die hij heeft tegenover de werking van de brigades (wet op de rijkswacht van 2 december 1957).

De rechtvaardiging van de aanwezigheid van een districtscommandant op bepaalde ogenblikken van de onderhandelingen stoelt op de volgende overwegingen :

­ het zoeken en bepalen van de grenzen van de autonomie van de brigades. De brigade is autonoom en kan dus de middelen waarover zij beschikt engageren. Haar autonomie wordt begrensd door standaarden die ervoor moeten zorgen dat de rijkswacht over heel het land een gelijkaardige service en een gelijkaardige kwaliteit aan de bevolking biedt. Het streven naar een grotere autonomie van de brigades binnen bepaalde grenzen werd ook op nationaal vlak tussen de vaste commissie van de gemeentepolitie en de generale staf van de rijkswacht besproken;

­ de districtscommandant moet kunnen nagaan of de brigades geen onhoudbare engagementen ondertekenen. Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer een brigade middelen engageert waarover zij niet beschikt. De betrokkenheid van de districtscommandant laat tevens toe om na te gaan of de federale prioriteiten niet genegeerd worden. Hij ziet ook toe op de naleving van de algemene functioneringsregels met betrekking tot het personeel en het logistiek beheer;

­ de districtscommandant moet ook zijn mening kunnen geven over de vragen tot steun geleverd door het echelon district aan de IPZ.

2. De redenen waarom de districtscommandant de brigades soms bijstaat in de IPZ onderhandelingen werden in het vorige punt behandeld.

Wat de aanwezigheid van de districtscommandant op het vijfhoeksoverleg betreft, is dit wettelijk bepaald in artikel 4 van het koninklijk besluit van 10 april 1995 houdende de algemene regels van het vijfhoeksoverleg. De omzendbrief van het ministerie van Justitie en het ministerie van Binnenlandse Zaken van 20 juni 1996 inzake het vijfhoeksoverleg voorziet ook in het punt 2.4 in de mogelijkheid tot aanwezigheid van de districtscommandant op het niveau van het lokaal vijfhoeksoverleg.

Op de vergadering van het nationaal opvolgingscomité van het vijfhoeksoverleg die in oktober jongstleden plaatsvond, werd door alle leden uitdrukkelijk gesteld dat het district aanwezig moest zijn op het lokaal vijfhoeksoverleg.

De aanwezigheid van de districtscommandant op het vijfhoeksoverleg is dus wettelijk bepaald. Noch federale noch regionale staven hebben enige rol gespeeld bij deze beslissing.

Wat de aanwezigheid van de districtscommandant tijdens de besprekingen op IPZ niveau betreft, is dit op lokaal vlak telkens besproken geweest. Er zijn ook IPZ's waar de partners niet wilden onderhandelen zonder de aanwezigheid van de districtscommandant.

De rol van de regionale en federale staven van de rijkswacht beperkt zich hier tot het helpen de autonomie van de brigades te omschrijven en overleg te plegen met de vaste commissie van de gemeentepolitie om voor dergelijke problemen tot een gezamenlijk standpunt te komen.

3. De verantwoordelijkheid van de rijkswachttop inzake het dossier van de IPZ's situeert zich op drie niveaus :

­ de generale staf van de rijkswacht volgt de algemene evolutie van de interpolitiezones op om zijn adviserende rol in de verschillende federale overlegstructuren en t.b.v. de voogdijministers te kunnen vervullen (nationaal begeleidingscomité van de pilootprojecten IPZ).

In dat raam identificeert zij de problemen van algemene aard om hieromtrent naar oplossingen te zoeken.

Zo werden reeds bijvoorbeeld verschillende vergaderingen met de vaste commissie van de gemeentepolitie georganiseerd. Telkens werden oplossingen gevonden voor de meest belangrijke problemen en telkens werden die oplossingen binnen de twee korpsen medegedeeld;

­ de generale staf van de rijkswacht en het echelon district (het echelon territoriale groep heeft geen verantwoordelijkheden meer in de beslissingslijn) moeten er ook voor zorgen dat de federale taken van de rijkswacht onder de bevoegdheid van de twee ministers worden uitgevoerd, en dat de nationale standaarden met een gelijkaardige basisdienstverlening over heel het land worden nageleefd;

­ het federaal niveau van de rijkswacht verzekert ook een ondersteuningsrol door het aanreiken van advies omtrent de invulling van de veiligheidscharters. Aldus worden, bijvoorbeeld oplossingen die in andere zones werden gevonden, alsook de op federaal niveau gekende meer technische oplossingen voor specifieke problemen (b.v. radio, informatica) ter beschikking gesteld van het lokaal niveau.