1-203

1-203

Sénat de Belgique

Belgische Senaat

Annales parlementaires

Parlementaire handelingen

SÉANCES DU JEUDI 2 JUILLET 1998

VERGADERINGEN VAN DONDERDAG 2 JULI 1998

(Vervolg-Suite)

MONDELINGE VRAAG VAN DE HEER GORIS AAN DE MINISTER VAN JUSTITIE OVER « HET KOSTELOOS AFSCHRIFT VAN PROCESSTUKKEN IN STRAFZAKEN »

QUESTION ORALE DE M. GORIS AU MINISTRE DE LA JUSTICE SUR « LA GRATUITÉ D'UNE COPIE DES PIÈCES DU PROCÈS EN MATIÈRE PÉNALE »

De voorzitter. ­ Aan de orde is de mondelinge vraag van de heer Goris.

Het woord is aan de heer Goris.

De heer Goris (VLD). ­ Mijnheer de voorzitter, mijn vraag verwijst naar de wet van 7 januari 1998 betreffende de rechtsbijstand inzake de afschriften van stukken uit het gerechtsdossier in strafzaken en naar de wet tot verbetering van de strafrechtspleging in het stadium van het opsporingsonderzoek en het gerechtelijk onderzoek, de zogenaamde wet-Franchimont.

Ik verneem dat het kosteloos verschaffen van een kopie van het strafdossier in verschillende rechtbanken, de hoven van beroep en hoven van assisen op zeer uiteenlopende wijze verloopt. Zo wordt soms slechts één kopie kosteloos ter beschikking gesteld aan alle burgerlijke partijen die dan onderling, op eigen kosten, bijkomende kopieën kunnen maken. Bij nogal wat griffiers heerst er tevens onduidelijkheid welke stukken uit het strafdossier al dan niet in aanmerking komen voor verdeling onder de beklaagden en burgerlijke partijen. De genoemde wetten kwamen nochtans precies tot stand om hierin duidelijkheid te scheppen.

Heeft de minister een omzendbrief gericht aan de voorzitter en/of de hoofdgriffiers van de rechtbanken van eerste aanleg en de hoven van beroep, waarin hij op concrete wijze de toepassing van genoemde wetten verduidelijkt ?

Is het niet aangewezen, in het kader van een uniforme toepassing van de wetgeving, in heel het land dringend een dergelijke omzendbrief aan de voorzitters en/of de hoofdgriffiers te richten ?

Was de minister ervan op de hoogte dat deze wetgeving uiteenlopende toepassingen kent ?

De voorzitter. ­ Het woord is aan minister Van Parys.

De heer Van Parys, minister van Justitie. ­ Mijnheer de voorzitter, de wet van 7 januari 1998 betreffende de rechtsbijstand inzake de afgifte van stukken uit het gerechtsdossier in strafzaken werd gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 25 maart 1998. De wet trad dus maar in werking op 4 april 1998. Een toepassingsperiode van minder dan drie maanden is wel heel kort om veralgemeende conclusies te trekken.

Bij brief van 12 maart 1998 vestigde toenmalig minister De Clerck de aandacht van de procureurs-generaals op de nakende publicatie van deze wet, teneinde hen toe te laten tijdig de nodige voorzorgsmaatregelen te nemen. Daar de wet zelf zeer gedetailleerd is, werden geen bijkomende instructies voor het griffiepersoneel in het vooruitzicht gesteld.

Tot op heden, maar het gaat uiteraard over een heel korte periode, werden mij nog geen toepassingsmoeilijkheden meegedeeld. Intussen ontving ik wel een kopie van een omzendbrief van de procureur-generaal bij het hof van beroep te Brussel van 30 juni 1998 bestemd voor de leden van het parket en voor de hoofdgriffiers van dit rechtsgebied. In die omzendbrief werd evenmin melding gemaakt van specifieke toepasssingsmoeilijkheden.

De wet bepaalt inderdaad duidelijk dat in strafzaken de verdachte, de burgerlijk aansprakelijke partij, de burgerlijke partij en ieder die zich op grond van het dossier zou kunnen beroepen op een nadeel, om rechtsbijstand kan verzoeken met het oog op het verkrijgen van afschriften van stukken uit het dossier. Dit betekent dat in eerste instantie voldaan moet zijn aan de voorwaarden om rechtsbijstand te kunnen genieten, hetgeen een individuele benadering van elke aanvrager impliceert.

De wet bepaalt bovendien dat de aanvrager de stukken moet aanduiden waarvan hij een afschrift wenst wanneer hij de gelegenheid had het dossier te raadplegen en dat de voorzitter of de rechter die de beslissing neemt, de stukken aanduidt waarvoor rechtsbijstand voor de afgifte van afschriften wordt toegestaan. Dat impliceert een individuele benadering zowel van de aanvrager als van de betrokken rechter. Wanneer deze vrij duidelijke bepalingen worden gevolgd, zouden er voor de griffiers geen problemen mogen zijn.

Ik ben echter steeds bereid de gerechtelijke autoriteiten te contacteren om na te gaan of, en eventueel in welke mate, er problemen zouden zijn door de toepassing van deze wet. Indien er effectief problemen zouden zijn, zal ik niet nalaten onmiddellijk bijkomende maatregelen te treffen.

De voorzitter. ­ Het woord is aan de heer Goris voor een repliek.

De heer Goris (VLD). ­ Mijnheer de voorzitter, de minister merkt terecht op dat de wetgeving terzake vrij duidelijk is. Uit contacten met verschillende griffiers blijkt echter dat de wet op verschillende wijzen wordt toegepast.Ik meen bijgevolg dat het aangewezen is dat de minister de griffiers in een omzendbrief ­ die eventueel een informeel karakter kan hebben ­ uitdrukkelijk wijst op deze nieuwe wetgeving die vanaf 4 april strikt diende te worden toegepast, en alsnog de aandacht vestigt op de uitvoeringsmodaliteiten.

De partijen kunnen de stukken waarvan zij een afschrift wensen, aanduiden. Dat betekent echter ook dat zij het hele dossier kunnen opvragen en dat de minister weet dat strafdossiers erg volumineus kunnen zijn. Hier zouden dus praktische problemen kunnen rijzen. Ik stel deze vraag vooral vanuit die bezorgdheid. Ik dring er bij de minister op aan concrete richtlijnen te geven aan de griffiers die elke dag opnieuw met deze problemen worden geconfronteerd. Sinds 4 april zijn er verschillende strafzaken afgehandeld waarbij de griffiers deze wet toepasten naar eigen inzicht, maar helaas op uiteenlopende wijze.

De voorzitter. ­ Het woord is aan minister Van Parys.

De heer Van Parys, minister van Justitie. ­ Mijnheer de voorzitter, ik zou het appreciëren indien de heer Goris mij de concrete problemen waarmee hij werd geconfronteerd, zou mededelen. Ik zal dan onderzoeken hoe ik daaraan kan tegemoet komen.

De heer Goris (VLD). ­ Ik zal de minister die concrete gegevens bezorgen.

De voorzitter. ­ Het incident is gesloten.

L'incident est clos.