1-199 | 1-199 |
Sénat de Belgique |
Belgische Senaat |
Annales parlementaires |
Parlementaire handelingen |
SÉANCES DU JEUDI 18 JUIN 1998 |
VERGADERINGEN VAN DONDERDAG 18 JUNI 1998 |
De voorzitter. Het woord is aan de eerste minister.
De heer Dehaene, eerste minister. Mijnheer de voorzitter, namens de regering sluit ik mij van ganser harte aan bij de lofbetuigingen aan het adres van de jubilarissen. Aangezien ik met elk van hen enige tijd vrij intens heb samengewerkt, kan ik er ook een persoonlijke noot aan toevoegen.
De heer Bourgeois was lid van de eerste regering die ik mocht leiden. Wij vroegen hem minister van Landbouw te worden. Ik kan getuigen dat hij zich daar zeker niet aan verwachtte want wij hebben hem de hele avond moeten zoeken. Hij kreeg een departement dat hij tamelijk goed kende, namelijk Middenstand, en een ander dat hij minder goed kende, Landbouw. Toch heeft hij zich toen zeer snel ingewerkt in de dossiers en slaagde hij er ook in ons enig inzicht te geven in de problematiek van de landbouw op het Europese niveau. Bij zijn voorganger was dat minder het geval, alhoewel wij nooit geweten hebben of dat intentioneel was of niet. Op die wijze verwierf de heer Bourgeois ook op het Europese forum een gezag dat voor ons land onontbeerlijk is in deze sector. Ik ben hem zeer dankbaar voor die jaren dat wij hebben kunnen samenwerken.
J'ai siégé au gouvernement aux côtés de Robert Urbain. Ce dernier a également fait partie de la première équipe ministérielle que j'ai présidée. Pour moi, il a toujours représenté « Monsieur Commerce extérieur » à l'échelle de notre pays. Il n'a jamais vraiment quitté le gouvernement puisqu'il a eu souvent l'occasion de seconder l'actuel ministre du Commerce extérieur en présidant des délégations à l'étranger. Le dynamisme dont il a fait preuve lorsqu'il s'est agi de vendre nos produits à l'étranger s'est révélé fructueux; la Belgique lui doit beaucoup. Aussi, j'espère qu'il poursuivra en ce sens.
C'est un homme important doté d'un sens de l'humour. Nous cultivons tous deux une passion commune, le football, et nous avons eu l'occasion de régler de nombreux problèmes dans les tribunes des stades, ce qui, selon moi, constitue une façon agréable et efficace de travailler. Dès lors, je remercie Robert Urbain de tout ce qu'il a fait et de sa bonne collaboration. Avec Charles-Ferdinand Nothomb, il appartient à une autre génération, celle des francophones pour qui, à l'époque, il n'était pas évident d'apprendre le néerlandais. Tous deux ont néanmoins consenti cet effort, ce qui a fourni certaines possibilités d'action et d'appréciation à l'autre communauté. Nous en avons toujours été conscients.
J'ai connu M. Charles-Ferdinand Nothomb dans l'exercice de plusieurs fonctions. Il voulait vraiment faire bouger les choses et s'est toujours montré très actif; je suis d'ailleurs étonné que les tapis de la Chambre et du Sénat ne soient pas usés par ses fréquents passages! (Sourires.)
Quand nous siégions ensemble au sein du gouvernement, j'ai apprécié son souci d'atteindre une plus grande efficacité dans les différents services. Lorsqu'il avait en charge le portefeuille de l'Intérieur, il a entrepris des réformes importantes dans le sens d'une décentralisation, entre autres en matière de police communale, et a ainsi établi une base sur laquelle nous pouvons continuer à travailler aujourd'hui encore.
M. Nothomb a toujours été un défenseur actif de la province de Luxembourg. J'ai toujours admiré la façon dont il parvenait à faire prendre sa province en considération dans les différents problèmes traités. À cet égard, la manière avec laquelle il a relié la problématique des écoles rurales à celle des écoles flamandes à Bruxelles est un coup de génie dont les établissements en question ont certainement bénéficié. De même, au cours des discussions relatives au secteur de la sidérurgie, il nous a démontré la nécessité de prendre les mêmes mesures pour le Luxembourg que pour les provinces de Charleroi et de Liège. Dans de tels moments, même si nous étions amenés à sourire, j'ai toujours admiré l'efficacité et la tenacité avec lesquelles M. Nothomb défendait ses intérêts. Au cours de toute sa carrière, il a été un représentant efficace de sa région et de ceux que l'on oubliait peut-être de temps en temps.
À l'occasion des différentes fonctions qu'il a exercées notamment celles de ministre, de président de la Chambre et de président de parti nous avons pu travailler ensemble en toute clarté et je tiens à le remercier de sa collaboration.
Ten slotte heb ik het langst samengewerkt met de heer Frank Swaelen aangezien ik hem gekend heb toen hij nog voorzitter was van de CVP-jongeren en hij mij langs het Tijdschrift der Jongeren ook een beetje in de partij heeft geloodst.
Frank Swaelen is het prototype van een christen-democraat, van iemand die zich engageert op een sociale manier in een geest van samenhorigheid en verzoening. Van sommige mensen kan worden gezegd dat zij twee stenen kunnen doen vechten, van anderen weet men dat zij altijd de verzoening zullen prediken. Frank Swaelen behoort tot die laatste categorie. Ik ben er niet zeker van dat hij mij altijd dankbaar was voor wat ik hem heb aangedaan. Reeds voor hij voorzitter was van de CVP trachtte ik iedereen ervan te overtuigen dat hij de ideale voorzitter zou zijn. De enige die daar niet van overtuigd was, was Frank Swaelen zelf. Nadien heeft iedereen ingezien dat hij in de belangrijke periode 1981-1988 als partijvoorzitter een belangrijke bijdrage heeft geleverd aan de stabiliteit die toen zo nodig was.
Zijn volle ontplooiing heeft hij zeker bereikt als voorzitter van de Senaat. Ik ben ervan overtuigd dat het als het ware zijn roeping was om deze functie uit te oefenen. Hij is de reïncarnatie van wat de Senaat bij uitstek is, namelijk een plaats van dialoog en bezinning, een plaats waar men vooruitdenkt zich baserend op de ervaring uit het verleden. Ik heb persoonlijk kunnen vaststellen hoezeer men Frank Swaelen in het buitenland waardeert als voorzitter van de Senaat, vooral voor wat hij in het OVSE doet. Zo werkt hij, op zijn eigen discrete manier, constant aan het verbeteren van het imago van ons land en aan de vrede en de verzoening in de wereld.
Chacun des quatre jubilaires s'est, à sa manière, dévoué pour son pays, cela doit être explicitement dit aujourd'hui, et je suis persuadé qu'ils continueront à rendre de grands services à la Belgique. (Vifs applaudissements.)
De voorzitter. Ik verzoek thans de ondervoorzitters Verhofstadt en Moens de jubilarissen de medaille uit te reiken die hen ter gelegenheid van hun jubileum door de Senaat wordt aangeboden.
Je prie MM. les vice-présidents Verhofstadt et Moens de remettre aux jubilaires la médaille qui leur est décernée par le Sénat. (Aux vifs applaudissements de l'assemblée il est procédé à la remise de la médaille parlementaire aux jubilaires.)
Het woord is aan de heer Swaelen die spreekt namens de vier jubilarissen.
De heer Swaelen. Voorzitter, leden van de regering, beste collega's, dames en heren, het is mijn aangename plicht om namens mijn collega's jubilarissen een woord van dank uit te spreken.
Laat mij meteen, in een vlaag van valse bescheidenheid, zeggen dat wij al die vriendelijke en lovende woorden die aan ons adres zijn uitgesproken, niet verdienen of dat die woorden, op zijn zachtst gezegd, lichtelijk overtrokken waren. Maar het zou oneerlijk zijn niet toe te geven dat zij ons veel plezier hebben gedaan.
Waarom worden wij vandaag gevierd ? Is het omdat wij als parlementsleden zo'n grootse daden hebben verricht ? Of is het omdat wij de democratische instellingen op zo'n bijzonder waardige of efficiënte wijze hebben gediend ? De waarheid is veel prozaïscher : wij worden gevierd gewoon omdat wij een dagje ouder zijn geworden en omdat onze kiezers al die jaren zo vriendelijk zijn geweest ons op het ritme van 10 verkiezingen steeds weer naar het Parlement af te vaardigen! Wellicht ligt daar onze enige, of toch onze grootste verdienste!
Het toeval wil dat elk van ons vier een mooie illustratie vormt van de verscheidenheid van ons land :
Robert Urbain, de solide en tevens subtiele borain;
André Bourgeois, de noeste en minzame West-Vlaming;
Charles-Ferdinand Nothomb, de o zo koppige, maar altijd hoffelijke Luxemburger.
Wat mijzelf betreft, belet mijn Antwerpse bescheidenheid mij naar gepaste kwalificaties te zoeken.
Wij staan alle vier met één been in onze eigen streek, maar werken reeds zovele jaren te Brussel, wat ons dwingt tot een permanente grand écart , die gelet op onze strammer wordende ledematen, niet lang meer vol te houden valt.
U zult het wellicht overdreven vinden de lichtvoetige wereld van het ballet met ons, politici, te associëren, maar als u aan de talrijke pas de deux of de pirouettes van sommigen onder ons denkt, lijkt die associatie toch niet zo vergezocht. Overigens wemelt het in de wereld van de politiek van prima ballerina's en prima donna's.
Alle vier hebben wij in de loop van de jaren de stap van de Kamer naar de Senaat gezet. Was dit te wijten aan een vorm van natuurlijke selectie of lag de oorzaak in onze toenemende wijsheid, bij de enen wat later dan bij de anderen ?
Onder de vier jubilarissen bestaan ook selectieve affiniteiten. Zo hebben André Bourgeois en ik samen onze legerdienst volbracht en waren Robert Urbain, Charles-Ferdinand Nothomb en ikzelf ooit lid van dezelfde regering, die jammer genoeg niet tot de best geslaagde van de naoorlogse geschiedenis kan worden gerekend.
De grootste parallellismen bestaan ongetwijfeld tussen de loopbaan van collega Nothomb en die van mijzelf. Wij waren allebei voorzitter van respectievelijk de PSC en de CVP-jongeren, nadien voorzitter van onze partij, leden van dezelfde regering en gedurende een vergelijkbare periode, respectievelijk voorzitter van de Kamer en de Senaat. Toch is er een belangrijk verschil : de heer Nothomb was tweemaal partijvoorzitter, driemaal minister en tweemaal voorzitter van de Kamer, terwijl ik het, meer bescheiden, telkens bij éénmaal heb gehouden.
Comment et pourquoi les quatre parlementaires qui fêtent leur jubilé aujourd'hui sont-ils entrés en politique ? Je n'ai pas consulté mes collègues, mais je réponds par une citation sympathique de Jean-Louis Servan-Schreiber : « Ce que la politique offrait à nos yeux d'idéal, c'est qu'elle devait réconcilier la morale et l'ambition. En politique, on pouvait changer la société, se dévouer aux causes désintéressées, dénoncer les injustices et redresser les torts. En échange de quoi l'on connaissait l'orgasme de l'élection, les délices de la renommée et une autojustification à toute épreuve. »
Le moment n'est sans doute pas propice pour dresser un bilan. Je me permettrai cependant de faire quelques réflexions inspirées par mon expérience personnelle, qui je n'en doute pas est aussi la vôtre.
Tous les quatre, nous avons occupé des fonctions au sein d'un gouvernement et nous avons donc été de « l'autre côté de la barrière ». Nous savons donc à quel point il peut être ennuyeux pour un ministre de devoir expliquer toutes les décisions politiques devant le Parlement, en particulier lorsque l'on débat d'affaires complexes ou délicates.
Nous pouvons comprendre ce sentiment, mais, en tant qu'élus du peuple, nous avons le devoir d'insister pour que le gouvernement donne effectivement les explications demandées.
Le Parlement a pour mission d'exprimer les préoccupations de la population, d'adopter les lois et de veiller à ce que le gouvernement les applique correctement. Le Parlement constitue l'essence même de la démocratie et il ne peut pas s'effacer devant le gouvernement ou les médias. Nous devons au contraire faire preuve d'une assertivité plus grande.
Le Parlement occupe la position centrale dans l'équilibre entre les pouvoirs législatif, exécutif et judiciaire. Le Parlement est la seule institution de la triade politique qui soit légitimée directement par des élections et c'est la raison pour laquelle il doit insister fermement et posément sur l'exercice sans restriction de ses compétences et s'opposer à un certain défaitisme ainsi qu'à la mentalité qui règne à notre époque.
Ce n'est sans doute pas non plus le moment de faire de longues considérations sur notre régime politique ou sur la nouvelle ou l'ancienne culture politique. Pour ma part, je m'en tiens à la culture politique classique, telle que l'a définie Périclès. Selon lui, la personne qui se soustrait à la vie publique n'est pas un citoyen paisible, mais un homme inutile. Mendès-France définissait la vertu politique comme étant « Le sentiment qu'une vie humaine sera toujours amputée si elle reste bornée à un horizon individuel ». La véritable culture politique est de tous les temps. Remplir un mandat public est un privilège. Notre devoir à tous est de le remplir scrupuleusement et de rendre compte à nos concitoyens de la manière dont nous nous acquittons de cette tâche.
Dit is een moment van viering en van dankbaarheid. Dankbaarheid jegens al die medeburgers die ons, door hun stem, gedurende al die jaren de mogelijkheid hebben geboden om onze stem in het Parlement te laten horen. Dankbaarheid ook jegens de collega's die tijdens de afgelopen decennia met zoveel welwillendheid onze vermeende wijsheden hebben aanhoord. En dankbaarheid tenslotte, en vooral jegens onze echtgenote en kinderen die al die jaren zoveel geduld met ons hebben gehad en die ons in de warmte van ons gezin deden beseffen dat er leven is naast en na de politiek. (Levendig applaus.)
De voorzitter. Dames en heren, onze agenda voor vandaag is afgewerkt.
Notre ordre du jour est ainsi épuisé.
De Senaat vergadert opnieuw woensdag 24 juni 1998 om 14 uur.
Le Sénat se réunira le mercredi 24 juin 1998 à 14 heures.
De vergadering is gesloten.
La séance est levée.
(De vergadering wordt gesloten om 18.15 uur.)
(La séance est levée à 18 h 15.)