1-174

1-174

Sénat de Belgique

Belgische Senaat

Annales parlementaires

Parlementaire handelingen

SÉANCES DU JEUDI 19 MARS 1998

VERGADERINGEN VAN DONDERDAG 19 MAART 1998

(Vervolg-Suite)

MONDELINGE VRAAG VAN DE HEER GORIS AAN DE MINISTER VAN LANDSVERDEDIGING OVER « DE TOEWIJZING VAN EEN CONTRACT VOOR LEVERING VAN 27 TAKELWAGENS »

QUESTION ORALE DE M. GORIS AU MINISTRE DE LA DÉFENSE NATIONALE SUR « L'ATTRIBUTION D'UN CONTRAT POUR LA FOURNITURE DE 27 DÉPANNEUSES »

De voorzitter. ­ Aan de orde is de mondelinge vraag van de heer Goris aan de minister van Landsverdediging.

Minister De Clerck antwoordt namens zijn collega.

Het woord is aan de heer Goris.

De heer Goris (VLD). ­ Mijnheer de voorzitter, ik betreur het uiteraard dat de minister van Landsverdediging niet aanwezig kan zijn. Aangezien het om een eerder politieke aangelegenheid gaat, heb ik er echter geen bezwaar tegen dat de minister van Justitie antwoordt in de plaats van minister Poncelet.

Volgens de gegevens waarover ik beschik, heeft het ministerie van Landsverdediging in december 1996 een algemene offerte-aanvraag uitgeschreven voor de aankoop van 27 takelwagens. Ze waren bestemd voor de verschillende strijdmachten. Drie firma's, namelijk Mercedes Benz, Volvo en EMI-Renault, tekenden in. Op 18 december 1997 werd dit contract, ten belope van ruim 130 miljoen frank aan EMI-Renault uit Virton toegewezen. Volgens mijn inlichtingen werden in de overeenkomst geen economische compensaties gestipuleerd. In het voorjaar van 1997 barstte de problematiek rond de sluiting van Renault-Vilvoorde los. Op dat ogenblik werd de offerte-aanvraag onderzocht. De minister van Landsverdediging, zoals trouwens de meeste openbare overheden, zou in die periode een embargo hebben onderschreven tegen het merk Renault. In november 1997 werd dat embargo opgeheven en het bewuste contract werd ongeveer veertien dagen nadien aan Renault toegewezen.

Vindt de minister het betamelijk op dát ogenblik een dergelijk contract aan de firma Renault toe te wijzen ?

Heeft de minister aan zijn diensten enige instructie gegeven betreffende het embargo ?

Was het onderschrijven van dat embargo dan alleen een vorm van window dressing ? Was hij zich ervan bewust dat de firma Renault dit contract vooralsnog in de wacht zou slepen ? Was de Ministerraad op de hoogte van de opvolging van dit dossier ?

De voorzitter. ­ Het woord is aan minister De Clerck.

De heer De Clerck, minister van Justitie. ­ Mijnheer de voorzitter, deze materie is mij weliswaar niet eigen, maar ik wil graag antwoorden in de plaats van de minister van Landsverdediging.

In de eerste plaats wijst de minister erop dat een aantal van de door de heer Goris geciteerde gegevens niet stroken met de werkelijkheid. Voor alle duidelijkheid zet hij alle gegevens even op een rij.

Op 20 april 1997, zo zegt hij, heb ik mijn akkoord gegeven voor het starten van een procedure voor de aankoop van de vermelde voertuigen. De gevolgde procedure was deze van een algemene offerteaanvraag, wat impliceert dat er een publicatie is in het Bulletin der Aanbestedingen en in het Europees Publicatieblad. Dit impliceert tevens dat alle firma's voor deze opdracht kunnen inschrijven.

Op 10 maart 1997 heb ik, los van enige specifieke overheidsopdracht, aan de chef van de generale staf geschreven dat Renault in toepassing van artikel 20, 1, d), van de Europese richtlijn 93/36 van 14 juni 1993 niet meer voldeed aan de kwalitatieve criteria voor deelname aan overheidsopdrachten van landsverdediging. Er was volgens mij immers sprake van manifeste en ernstige inbreuken op de Belgische en Europese wet- en regelgeving door Renault bij de sluiting van Renault-Vilvoorde. Deze beslissing hield in dat ingeval van een eventuele inschrijving, Renault op 24 oktober 1997, datum van opening van de offertes, niet kon worden geselecteerd en dus technisch niet kon worden geëvalueerd voor de specifieke aankoop van takel- en bergingsvoertuigen.

Aangezien binnen de staf op een bepaald ogenblik twijfel rees over de juiste draagwijdte van mijn beslissing van 10 maart 1997, heb ik deze op 18 april 1997 laten bevestigen. Er werd verklaard dat elk dossier dat wordt afgehandeld zonder toepassing van de nota van 10 maart 1997, zal worden beschouwd als onregelmatig. Op die manier werd Renault op grond van mijn beslissing van 10 maart 1997 niet geselecteerd voor een contract voor de aankoop van twee autobussen, dat op 5 mei 1997 werd gesloten.

In juli 1997 werd tussen de vakbonden en de directie van Renault uiteindelijk een sociaal akkoord bereikt. Op 30 juli 1997, drie maanden vóór een mogelijke inschrijving van Renault voor de overheidsopdracht in kwestie, heb ik mijn nota van 10 maart 1997 herroepen. Ik meende immers dat het door de recente evolutie niet langer aangewezen was om Renault uit te sluiten voor de aankopen van het ministerie van Landsverdediging.

Op 24 oktober 1997 heb ik drie offertes ontvangen voor de aankoop in kwestie, waarvan deze van EMI-Renault de meest voordelige was, zowel op het vlak van de prijs als op operationeel, technisch en logistiek vlak. De totale prijs bedroeg 479 miljoen frank.

Er is dus zeker geen sprake van window dressing. Integendeel, ik heb van mijn kant een poging gedaan om druk uit te oefenen op Renault opdat het tot een sociaal akkoord zou komen en dit zonder hieraan enige ruchtbaarheid te geven. Indien de hele geschiedenis niet zo intriest was, want Renault-Vilvoorde is jammer genoeg gesloten, zou ik de heer Goris dankbaar zijn omdat zijn mondelinge vraag mij alsnog de kans biedt mijn actie, zij het een zeer minieme, met betrekking tot de sluiting van Renault-Vilvoorde ruchtbaar te maken.

Kortom, mijnheer de voorzitter, dankzij de vraag van de heer Goris wordt deze heroïsche actie van de minister van Landsverdediging alsnog wereldkundig gemaakt.

De voorzitter. ­ Het woord is aan de heer Goris voor een repliek.

De heer Goris (VLD). ­ Mijnheer de voorzitter, het verheugt mij dat de minister zelf enigszins kan lachen met het cynisme van zijn collega van Landsverdediging.

De minister van Landsverdediging heeft met zijn beslissing van 10 maart 1997 een embargo opgelegd aan Renault-Vilvoorde en op die manier inderdaad de verkoop van twee autobussen tegengehouden. Ondertussen heeft hij echter wel het andere en veel zwaardere dossier laten passeren. De onderzoeken naar de technische vereisten voor deze aanbesteding vonden immers plaats in dezelfde periode waarin de sluiting van Renault-Vilvoorde werd aangekondigd. Op datzelfde ogenblik waren zijn diensten druk doende om de drie merken onderling te vergelijken. De minister was daarvan perfect op de hoogte. Hij heeft gewacht tot oktober 1997, toen het conflict bij Renault-Vilvoorde niet meer acuut was en hij geen enkele reactie nog moest vrezen, om de aankoop van deze takelwagens aan Renault toe te wijzen. Het is bijzonder cynisch dat hij op die manier de dans heeft willen ontspringen en dat hij de aankoop van de twee autobussen gebruikt om aan window dressing te doen. We betreuren alleszins dat de minister de procedure zo heeft laten verlopen en dat hij uiteindelijk de grote bestelling aan Renault heeft toegewezen, ondanks de sociale catastrofe die deze firma enkele maanden voordien ons land had aangedaan.

De voorzitter. ­ Het incident is gesloten.

L'incident est clos.