1-139 | 1-139 |
Sénat de Belgique |
Belgische Senaat |
Annales parlementaires |
Parlementaire handelingen |
SÉANCE DU JEUDI 13 NOVEMBRE 1997 |
VERGADERING VAN DONDERDAG 13 NOVEMBER 1997 |
De voorzitter. Aan de orde is de mondelinge vraag van de heer Devolder aan de eerste minister.
Minister De Clerck antwoordt namens de eerste minister.
Het woord is aan de heer Devolder.
De heer Devolder (VLD). Mijnheer de voorzitter, hoewel het mij spijt dat de eerste minister niet persoonlijk zal antwoorden op deze vraag, die betrekking heeft op de bevoegdheden van de verschillende federale ministers, doet het mij toch genoegen dat de minister van Justitie aanwezig is aangezien een aantal elementen van mijn vraag specifiek zijn departement aanbelangen.
Op het congres « Drugsbeleid 2000 » te Gent hebben wij kunnen vaststellen dat er in ons land zeker geen gebrek is aan drugsactieplannen. Elke federale minister die in het drugsbeleid een deelbevoegdheid heeft en dat zijn er veel lanceerde tijdens dit congres zijn visie.
De minister van Justitie deelde mee dat de parketten nog vóór het einde van dit jaar een omzendbrief zullen ontvangen die de circulaire-Wathelet van 26 mei 1993 zal vervangen en de bepaling dat elk drugsmisbruik moet worden vervolgd zal schrappen. Minister Jan Peeters, bevoegd voor de verkeersveiligheid, wacht daarentegen nog enkel op de oplossing van een paar technische problemen om de rijkswacht bij verkeerscontroles drugstesten te laten uitvoeren waarbij tolerantiewaarden voor drugs en geneesmiddelen zullen worden vastgelegd naar analogie van de 0,5 promillegrens bij alcoholcontroles.
Hoewel er nog steeds geen volledige concrete juridische regelgeving bestaat om onder begeleiding methadon als substitutiemiddel voor heroïne te verstrekken, hebben zowel minister De Clerck als minister Vande Lanotte zich in positive zin uitgesproken over een Luiks project dat in het najaar van 1998 wordt gestart. Dit project bestaat erin aan zogenaamd hopeloos verslaafden, gratis heroïne te verstrekken. Nochtans lopen sociaalvoelende huisartsen die de verantwoordelijkheid op zich nemen om drugsverslaafde patiënten in familiale kring te begeleiden, nog steeds het risico te worden vervolgd wegens het in stand houden van toxicomanie.
Graag vernam ik van de minister of hij het eens is met de toekenning van de status van « hopeloos en definitief verslaafde ». Er worden immers voortdurend nieuwe geneesmiddelen getest in de strijd tegen de toxicomanie. Ik denk aan Naltraxone en Acomprosat, die volgens Duitse studies meestal gunstige resultaten opleveren. Bovendien zullen er in de toekomst wellicht nog nieuwe moleculen worden ontdekt die voor deze methodiek in aanmerking komen.
De voorzitter . Het woord is aan minister De Clerck.
De heer De Clerck, minister van Justitie. Mijnheer de voorzitter, de eerste minister verontschuldigt zich voor zijn afwezigheid. Hij neemt op het ogenblik deel aan de Top van de Francofonie die in Vietnam plaatsheeft. Ik zal graag antwoorden op een aantal elementen in verband met het drugsbeleid van de regering, waarvoor Justitie toch voor een groot deel bevoegd is. Dat is ook gebleken uit bepaalde onderdelen van de vraag van de heer Devolder.
Hij vraagt zich af of het opgaat te spreken van hopeloos en definitief verslaafden, zoals dat in het kader van het Luikse heroïneproject het geval is, terwijl er voortdurend nieuwe geneesmiddelen worden getest in de strijd tegen de toxicomanie.
Voor zover ik weet is het proefproject dat men in Luik overweegt, nog niet definitief goedgekeurd. Het zou van start gaan eind 1998 en berusten op een samenwerking tussen de medische en de academische wereld om heroïne te verstrekken aan zwaar verslaafden, die geen baat meer hebben bij de klassieke hulpverlening.
De procureur des Konings te Luik heeft zich ondertussen principieel verzet tegen het project, maar wenst het toch ten gronde te bestuderen alvorens een definitief standpunt in te nemen.
Vorige week heb ik in Gent op het jaarlijks congres rond drugs gezegd dat ik niet principieel gekant ben tegen een dergelijk project in België, waarbij heroïne wordt gegeven aan welbepaalde zwaar verslaafden, voorzover dit wordt gekoppeld aan een aantal strikte voorwaarden. Als dit project medisch-wetenschappelijk verantwoord is, therapeutische doeleinden heeft en als de groep met wie men werkt beperkt is en gecontroleerd wordt, zowel wat betreft de samenstelling als de behandeling, vind ik dat dit bespreekbaar moet zijn.
Om dit beter te kunnen beoordelen, heb ik advies gevraagd aan het college van de procureurs-generaal. Er mag zeker geen toestand ontstaan van net-widening waarbij men wel start met een bepaald project, maar in feite andere doeleinden nastreeft dan deze die aanvankelijk werden vooropgesteld.
Ik situeer dit in het geheel van het drugsbeleid. Justitie moet immers voortdurend uitkijken naar vormen van samenwerking met mensen die op het terrein optreden. Dit betreft zowel de zachte sector, in de zin van vorming, informatie en begeleiding, als de medisch-wetenschappelijke wereld als het erop aankomt bepaalde fenomenen van de drugsverslaving aan te pakken.
Dit is precies de bedoeling van de nieuwe richtlijn die zo mogelijk tegen het einde van dit jaar moet worden uitgevaardigd in overleg met het college van procureurs-generaal. Ik wacht op het advies van de gerechtelijke autoriteiten over het geplande project. Ondertussen moet de behandeling van het « Methadon-wetsvoorstel », aangevuld met diverse regeringsamendementen, zo snel mogelijk worden afgerond. Het heeft geen zin om zomaar heroïneprojecten te bespreken of van start te laten gaan, als wij nog niet tot een besluit zijn gekomen wat de fase ervoor betreft en wij voor de Methadon-verstrekking nog geen wettelijke basis hebben uitgebouwd. Er is reeds gevraagd dit op de agenda te plaatsen van de commissie voor de Justitie en van de commissie van de Sociale Aangelegenheden.
Ik herhaal dus dat projecten zoals het heroïneproject dat in Luik wordt overwogen, bespreekbaar moet zijn indien zij uitsluitend van toepassing zijn op hopeloos en definitief verslaafden en rekening wordt gehouden met de wetenschappelijke en medische evolutie.
De voorzitter. Het woord is aan de heer Devolder voor een repliek.
De heer Devolder (VLD). Mijnheer de voorzitter, ik dank de minister voor zijn antwoord waarin hij mij gedeeltelijk gelijk geeft. Het gaat inderdaad niet op nu reeds projecten op te starten waarbij aan verslaafden heroïne wordt verstrekt als juridisch nog geen volledige klaarheid bestaat over het vervangmiddel Methadon.
Op andere aspecten van mijn vraag heeft de minister echter niet geantwoord. Ik ben van oordeel dat heroïnegebruikers die nog een familieband hebben, het best thuis kunnen worden begeleid door een huisarts die hiervoor de verantwoordelijkheid nog op zich durft te nemen. Deze artsen lopen echter risico te worden beschuldigd van het in stand houden van toxicomanie en te worden vervolgd door de Orde van Geneesheren.
De minister was eerder vaag en sprak over therapeutische doeleinden. Een dergelijk project kan echter onmogelijk therapeutisch verantwoord zijn, want het succes van elke afkickmethode wordt bepaald door de duur van de verslaving. Zij moet zo kort mogelijk zijn.
Als de overheid de verslaving met begeleidende projecten onderhoudt, in plaats van te opteren voor Naltraxone en Acomprosat waarmede men, zoals ik reeds opmerkte, in Duitsland goede resultaten boekt, dan voorkomt zij wel dat verslaafden voor hun drugs hoeven te stelen, en dus in de criminaliteit terechtkomen, maar draagt zij mede de verantwoordelijkheid dat mensen het etiket « definitief en hopeloos verslaafd » krijgen.
De voorzitter. Het incident is gesloten.
L'incident est clos.