1-135

1-135

Sénat de Belgique

Belgische Senaat

Annales parlementaires

Parlementaire handelingen

SÉANCES DU JEUDI 23 OCTOBRE 1997

VERGADERINGEN VAN DONDERDAG 23 OKTOBER 1997

(Vervolg-Suite)

MONDELINGE VRAAG VAN DE HEER GORIS AAN DE VICE-EERSTE MINISTER EN MINISTER VAN FINANCIËN EN BUITENLANDSE HANDEL EN AAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN OVER « DE UITVOER VAN LANSEN EN ANDERE BLANKE WAPENS IN 1993 EN 1994 »

QUESTION ORALE DE M. GORIS AU VICE-PREMIER MINISTRE ET MINISTRE DES FINANCES ET DU COMMERCE EXTÉRIEUR ET AU MINISTRE DES AFFAIRES ÉTRANGÈRES SUR « L'EXPORTATION DE LANCES ET D'AUTRES ARMES BLANCHES EN 1993 ET 1994 »

De voorzitter. ­ Aan de orde is de mondelinge vraag van de heer Goris aan de vice-eerste minister en minister van Financiën en Buitenlandse Handel en aan de minister van Buitenlandse Zaken.

Het woord is aan de heer Goris.

De heer Goris (VLD). ­ Mijnheer de voorzitter, volgens cijfergegevens afkomstig uit het jongste verslag aan het Parlement over de uitvoer van wapens blijkt dat ons land in 1993 voor 7 613 000 Belgische frank lansen en andere blanke wapens uitvoerde. Ook in 1994 voerden wij voor 7 387 000 frank blanke wapens uit, terwijl in 1995 dit bedrag daalt tot minder dan een tiende, namelijk 614 000 frank.

Precies in de jaren 1993 en 1994 vonden de voorbereiding en de uitvoering van de genocide in Rwanda plaats, waarbij bijna 1 miljoen mensen de dood vonden. Heel de wereld heeft met afgrijzen kunnen vaststellen dat deze genocide zich voltrok, voornamelijk door het gebruik van blanke wapens. Voor de Rwanda-commissie in de Senaat getuigde de heer Galand, voorzitter van het CNCD en expert in internationale financiële transacties, dat vooral vanaf 1993 Rwandese burgermilities overgingen tot de massale aankoop van blanke wapens, zoals machetes, hakken en messen in proporties die niet overeenstemmen met de voorgaande jaren. Deze expert besluit hieruit dat er wel degelijk een correlatie bestaat tussen deze aankoop en het gebruik van deze wapens voor genocidaire doeleinden.

Kan de minister verduidelijken of Belgische ondernemingen, en zo ja welke, van 1992 tot 1994 blanke wapens uitvoerden naar Rwanda of naar andere Afrikaanse bestemmingen ? Wat was de specifieke aard van deze leveringen en hoe groot waren ze ? Wat was de exacte bestemming van deze transacties ? Werden de bestemmelingen doorgelicht en geëvalueerd en zo ja, op welke manier ? Kan de minister zeggen welk lid van de toenmalige regering de diverse uitvoervergunningen voor blanke wapens heeft afgeleverd ? Werd dit in de Ministerraad besproken ?

De voorzitter. ­ Het woord is aan minister Derycke.

De heer Derycke, minister van Buitenlandse Zaken. ­ Mijnheer de voorzitter, vorige week was ik niet in staat op deze vraag te antwoorden. Samen met de minister van Financiën en Buitenlandse Handel heb ik de zaak inmiddels zorgvuldig bekeken. Ik antwoord bijgevolg uit ons beider naam.

De uitvoercijfers waaraan senator Goris refereert, hebben eigenlijk betrekking op de goederencode 9307 die onder meer slaat op sabels, degens en bajonetten. De goederen die onder deze codes vallen zijn in België noch in andere landen onderworpen aan een uitvoervergunning. Het gaat hier overigens meestal om stukken uit historische collecties.

De uitvoer van materiaal als machetes en hakken wordt opgetekend onder de goederencode 8201, zijnde handgereedschap voor land-, tuin- of bosbouw. Messen vallen onder de codes 8211 of 8214. De producten die onder deze goederencodes vallen, vergen geen vergunning; hun uitvoer wordt dus slechts a posteriori geregistreerd door het Nationaal Instituut voor de Statistiek, dat ressorteert onder de bevoegdheid van de minister van Economische Zaken.

In oktober 1990 heeft de regering beslist voor wapens naar Rwanda niet langer uitvoervergunningen te verlenen. Sedert die datum werd door de bevoegde ministers dan ook geen enkele uitvoervergunning naar Rwanda meer goedgekeurd.

De voorzitter. ­ Het woord is aan de heer Goris voor een repliek.

De heer Goris (VLD). ­ Mijnheer de voorzitter, aangezien deze zaak mij ten zeerste verontrust, zou ik mijn vraag ook aan de minister van Economische Zaken willen stellen.

Minister Derycke heeft de afkomst, noch de bestemming van al die stukken uit historische collecties aangegeven. Zeker is dat het bedrag voor deze transacties in 1993 en 1994 tienmaal hoger ligt dan in andere jaren. Mag ik de minister nogmaals verzoeken om te laten nagaan of deze transacties wel degelijk stukken uit historische collecties betreffen ? Ik heb daarover de grootste twijfels. De minister mag geen vrede nemen met het vermelden van de algemene beschrijving van de goederencodes. Zijn diensten zouden moeten nagaan of er onder voormelde codes ook effectief historische verzamelingen werden ingeschreven. In de gegeven omstandigheden is een vertienvoudiging van de uitvoer onrustwekkend en verdient ze al onze aandacht.

De voorzitter. ­ Het incident is gesloten.

L'incident est clos.