1-1003/1

1-1003/1

Belgische Senaat

ZITTING 1997-1998

28 MEI 1998


Voorstel van resolutie betreffende de Conventie van de Raad van Europa inzake de rechten van de mens en de biogeneeskunde

(Ingediend door de heer Buelens)


TOELICHTING


Het Belgische gebrek aan een wettelijke omkadering van bepaalde biogeneeskundige toepassingen dreigt een vacuüm te creëren dat willekeur en misbruik niet uitsluit. De leemten in de bestaande wetgeving vormden de belangrijkste oorzaak van het feit dat de Belgische regering in tegenstelling tot de regeringen van 22 andere Europese Staten niet overging tot de ondertekening van de Conventie inzake de rechten van de mens en de biogeneeskunde. Deze Conventie werd op 16 november 1996 door het Comité van ministers van de Raad van Europa aangenomen. De belangrijkste reden voor de niet-ondertekening van de Conventie die de Belgische regering tot nu toe aanhaalt, bestaat in de onenigheid omtrent artikel 18 van de Conventie. In dit artikel wordt bepaald dat de ondertekenende lidstaten van de Raad van Europa zich akkoord verklaren met het principe dat de creatie van menselijke embryo's voor wetenschappelijke doeleinden moet verboden zijn. Sommigen stellen de vrijheid van het wetenschappelijk onderzoek voorop en vinden om die reden dat de Conventie te verregaand is. Anderen wijzen dan weer de creatie van menselijke embryo's voor wetenschappelijke doelstellingen af omdat dit volgens hen een schending van de waardigheid van het menselijke leven zou inhouden.

Doordat er tot nu toe geen wettelijke regeling voor het onderzoek op embryo's in België was, kon de Belgische regering zich niet beroepen op artikel 36 van de Conventie. Dat artikel laat de ondertekenende partijen toe om voorbehoud te maken bij een bepaling van het verdrag indien een reeds bestaande nationale wet strijdig is met diezelfde bepaling. Het is dan ook onaanvaardbaar dat de nalatigheid van de Belgische wetgever wordt ingeroepen als een excuus om de Conventie niet te ondertekenen. Het misbruik van embryonaal onderzoek voor financiële of andere doeleinden moet ten allen prijze worden vermeden. De goedkeuring van de principiële uitgangspunten van de Conventie is daarom onontbeerlijk. De Conventie biedt de nodige waarborgen tegen mogelijke uitwassen van de biogeneeskunde daar zij duidelijk de primauteit van het menselijke wezen poneert : het belang en het welzijn van de mens moet voorrang hebben op het loutere belang van de maatschappij of van de wetenschap. Zij onderstreept de noodzaak van het respect voor het menselijke wezen als individu en als deel uitmakend van de menselijke soort. Op die manier wordt verhinderd dat in naam van de vrijheid van de wetenschap de vrijheid en de waardigheid van de mens worden aangetast. De indieners zijn dan ook van oordeel dat de Belgische regering de Conventie alsnog dient te ondertekenen. Overigens dient er dringend werk te worden gemaakt van een aangepaste wetgeving die met de principes ervan overeenstemt. Tevens dient de mogelijkheid te worden afgewezen om via de nationale wetgeving de Conventie te omzeilen. De grootst mogelijke convergentie van de wetgevingen van de onderscheiden landen, zowel op Europees als op mondiaal vlak, moet immers in deze aangelegenheid nagestreefd worden.

Door BUELENS.

VOORSTEL VAN RESOLUTIE


De Senaat,

vraagt de regering de Conventie van de Raad van Europa over de rechten van de mens en de biogeneeskunde (Convention for the Protection of Human Rights and Dignity of the Human Being with regard to the Applications of Biology and Medecine : Convention on Human Rights and Biomedecine) onverwijld en zonder voorbehoud te ondertekenen.

Door BUELENS.