1-120

1-120

Sénat de Belgique

Belgische Senaat

Annales parlementaires

Parlementaire handelingen

SÉANCES DU MERCREDI 25 JUIN 1997

VERGADERINGEN VAN WOENSDAG 25 JUNI 1997

(Vervolg-Suite)

VRAAG OM UITLEG VAN DE HEER BUELENS AAN DE VICE-EERSTE MINISTER EN MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN OVER « DE BENDEVORMING EN CHANTAGE IN DE ANTWERPSE RANDGEMEENTEN »

DEMANDE D'EXPLICATIONS DE M. BUELENS AU VICE-PREMIER MINISTRE ET MINISTRE DE L'INTÉRIEUR SUR « LA CONSTITUTION DE BANDES ET L'USAGE DU CHANTAGE DANS LES COMMUNES DE LA PÉRIPHÉRIE ANVERSOISE »

De voorzitter. ­ Aan de orde is de vraag om uitleg van de heer Buelens aan de vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken.

Het woord is aan de heer Buelens.

De heer Buelens (Vl. Bl.). ­ Mijnheer de voorzitter, in de nacht van zaterdag 23 op zondag 24 mei ontstond in zaal Prinsenhof in de Kapelstraat te Hove een gevecht in regel rond een feestzaal waar geregeld fuiven worden georganiseerd. De uitbater heeft de zaak zo goed onder controle dat jonge mensen er graag komen. Baldadigheden en drugs worden er niet geduld.

Op de bewuste nacht werden de bezoekers echter lastig gevallen door een groepje drugsdealers. Enkele mensen moesten onder dreigement hun geld tonen en moesten onder dwang drugs kopen. De zaaluitbater werd verwittigd en slaagde erin de bende te verjagen. Via de GSM wist deze echter vrij vlug een bende oproerkraaiers ­ ik gebruik nog een eufemisme voor dit uitschot ­ te verwittigen. Deze kwamen even later aan in drie bestelwagens en begonnen een echte belegering van de feestzaal. In Gazet van Antwerpen werd de hele zaak afgedaan als « Duwen en trekken aan de deur van een café ». Het was echter ernstiger. Er was voor 39 000 frank schade en de zaaluitbater moest naar het universitair ziekenhuis worden gebracht. Hij was gedurende drie weken werkonbekwaam.

Mocht het om een eenmalig feit gaan, dan zou men dit kunnen afwimpelen als de zoveelste caféruzie. Na een gesprek met jongeren die in Mortsel, Edegem en Kontich uitgaan, kwamen echter vele andere onfrisse voorvallen aan het licht. Zo werd gesproken over bedreigingen van alleenstaande jonge vrouwen in dancings, het roven van geld uit handtassen, het neersteken van een jonge man die om wat voor reden dan ook werd geviseerd ­ er werd trouwens klacht ingediend ­ en het aanbieden van bescherming in pure gangsterstijl, zoals in zaal Prinsenhof. De afgewezen kandidaat-portier organiseerde de oproer op de parking. De toegang tot de woning ­ waarbij werd binnengedrongen tot in de keuken ­ werd afgedwongen door een kennis van de uitbater, een regelmatig bezoeker van de dancing, die met bedreiging van een mes de opening van een gesloten deur afdwong.

De opgeroepen politiepatrouille wou enkel een klacht tegen onbekenden noteren hoewel verscheidene aanwezigen een aantal van de bende-aanvoerders bij naam kennen. Geregeld wordt de mensen aangeraden bij dergelijke voorvallen niet zelf op te treden. Zo werd ooit een fietsenhandelaar, die gewapend met een bezemsteel een flagrante diefstal wou verhinderen, als provocateur afgeschilderd. Een met een revolver gewapend bendelid aan de overkant van de straat werd aangewezen door getuigen, maar hij werd niet gefouilleerd omdat hij niet bij het gevecht betrokken zou zijn geweest.

Vele jongeren zijn bang en worden kwaad. De echtgenote van de zaaluitbater die een wapenvergunning heeft, maar het wapen tot nu toe uitsluitend als een afschrikkingsmiddel beschouwde, verklaarde dat zij kogels heeft aangeschaft en dat het wapen bij een volgend voorval zal worden gebruikt.

Is de vice-eerste minister op de hoogte van de verplaatsing van gekende haarden van onrust van de stad naar de randgemeenten ? Worden er maatregelen genomen om dergelijke voorvallen in de toekomst te vermijden ? Er zou reeds een gezamenlijke vergadering van de ordediensten van Hove, Mortsel, Lint, Kontich en van enkele andere gemeenten hebben plaatsgevonden. Wat was het resultaat van deze bijeenkomst ? Werden er pro-actieve maatregelen genomen ? Weet de vice-eerste minister dat twee rijkswachters de hele Rupelstreek ­ elf gemeenten ­ moeten bewaken en dus onmogelijk kunnen optreden bij elk ongevalletje ?

De jeugdige slachtoffers en de zaaluitbaters kennen de namen van de individuen die deze razzia's organiseren. Zijn deze namen ook gekend bij de politie en de rijkswacht en zullen de daders worden gestraft ?

De voorzitter. ­ Het woord is aan vice-eerste minister Vande Lanotte.

De heer Vande Lanotte, vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken. ­ Mijnheer de voorzitter, vechtpartijen met jongeren zijn een fenomeen van alle tijden en plaatsen. In de regio die de heer Buelens heeft beschreven, had men hoofdzakelijk in de eerste helft van 1996 te kampen met dit probleem.

Er werden een aantal vergaderingen belegd, waarop deze problematiek werd besproken. Zo had op 3 juni 1996 het vijfhoeksoverleg plaats en op 25 juni 1996 werd er een coördinatievergadering georganiseerd met de gemeentelijke en de gerechtelijke politiediensten.

De feiten waarvan sprake hebben zich het jongste jaar slechts in zeer beperkte mate voorgedaan. Het incident van 23 op 24 mei 1997 moet dus worden beschouwd als een tijdelijke heropflakkering van dit fenomeen.

Het incident vereist uiteraard een gerechtelijk onderzoek omdat het niet tot de regelmatige ordebeheersing behoort. Het gerechtelijk onderzoek is op het ogenblik aan de gang. Er zijn PV's opgesteld. Ik hoop dat de mensen die de namen van de oproerkraaiers kennen, deze ook zullen meedelen teneinde het werk van de politiediensten te vergemakkelijken en om tot effectieve veroordelingen te kunnen komen. Over de vooruitgang van het gerechtelijk onderzoek kan ik natuurlijk niets meedelen.

Hoewel dit incident niet als een banale caféruzie kan worden beschouwd, mag de omvang ervan toch niet worden overdreven. Het gaat niet om een fenomeen dat uitzaait over de verschillende gemeenten. Het ging om een ernstig incident. De activiteiten en de houding van bepaalde personen kan niet worden getolereerd. Er moet dan ook gerechtelijk worden opgetreden.

Ik erken dat er problemen zijn op het vlak van de patrouillering. In het gebied zijn nog steeds geen afspraken gemaakt over de interpolitiezones. Dit betekent dat meestal enkel de rijkswacht en ­ niet altijd en in alle gemeenten ­ de gemeentepolitie, instaat voor de patrouilles.

Op het ogenblik probeer ik de problematiek van de interpolitiezones provincie per provincie op te lossen. Er van reeds vergaderingen plaats in Limburg, Luik, West-Vlaanderen en Henegouwen. Ook Antwerpen zal aan bod komen. Pas wanneer die problematiek is opgelost, kan een goede patrouillering worden uitgewerkt.

De rijkswacht gaat intussen na of er geen maatregelen moeten worden genomen om in de rijkswachtdistricten tijdens de piekmomenten bijkomende interventieploegen in te zetten.

Ik herhaal dat het gaat om een eenmalig incident van die omvang. De rijkswacht is waakzaam. Zodra dergelijke feiten zich opnieuw voordoen, zal er snel worden gereageerd. Er zullen processen-verbaal worden opgesteld, gerechtelijke vervolging worden ingesteld en de interventiecapaciteit zal worden verhoogd. Deze maatregelen zijn afhankelijk van de evolutie van de door de heer Buelens naar voren gebrachte zaak en het resultaat van het gerechtelijk onderzoek.

De voorzitter. ­ Het woord is aan de heer Buelens.

De heer Buelens (Vl. Bl.). ­ Mijnheer de voorzitter, ik dank de vice-eerste minister voor zijn antwoord en zijn geruststellende woorden. Het stemt mij tevreden dat een gerechtelijk onderzoek werd ingesteld en dat wordt beloofd dat de kleine groep rijkswachters in aantal zal toenemen.

Ik ben op bezoek geweest bij verschillende politiecommissariaten. De grote gemeenten trekken blijkbaar hun plan, maar de kleinere zijn afhankelijk van de rijkswachtpatrouilles. Bijgevolg moet dringend worden ingegrepen.

De vice-eerste minister beweert dat het om een eenmalig voorval gaat. Dat moet ik tegenspreken. De jeugd wordt op verschillende plaatsen geterroriseerd. Velen durven echter niet getuigen zodat er inderdaad een probleem bestaat in verband met het geven van namen en het aanklagen van bepaalde toestanden.

Wat het dossier-Prinsenhof betreft, willen bepaalde mensen wel getuigen. Kennissen van mij in Kontich en Edegem wensen dat eveneens. Ook ik ken een aantal, zoals te verwachten, buitenlandse namen van oproerkraaiers, die echter moeilijk te spellen zijn.

Ik durf te wedden dat er, als de politie de getuigen ondervraagt, meer uit de bus zal komen dan wat de vice-eerste minister ons heeft meegedeeld.

De voorzitter. ­ Het woord is aan de vice-eerste minister Vande Lanotte.

De heer Vande Lanotte, vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken. ­ Mijnheer de voorzitter, ik nodig de heer Buelens uit de politie of rijkswacht de namen te verstrekken van de mensen die een getuigenis willen afleggen.

De voorzitter. ­ Het incident is gesloten.

L'incident est clos.

Dames en heren, onze agenda voor vanmorgen is afgewerkt.

Notre ordre du jour est ainsi épuisé.

De Senaat vergadert opnieuw deze namiddag om 14.30 uur.

Le Sénat se réunira cet après-midi à 14 h 30.

De vergadering is gesloten.

La séance est levée.

(De vergadering wordt gesloten om 11.05 uur.)

(La séance est levée à 11 h 05.)