(Vervolg-Suite)

PROJET DE LOI MODIFIANT CERTAINES DISPOSITIONS EN MATIÈRE DE BAUX (ÉVOCATION)

PROPOSITION DE LOI VISANT À MODIFIER UN CERTAIN NOMBRE DE DISPOSITIONS DE LA NOUVELLE SECTION II, INTITULÉE « DES RÈGLES PARTICULIÈRES AUX BAUX RELATIFS À LA RÉSIDENCE PRINCIPALE DU PRENEUR » ET INSÉRÉE À LA SUITE DE L'ARTICLE 1762BIS DU CODE CIVIL PAR LA LOI DU 20 FÉVRIER 1991

Vote

WETSONTWERP TOT WIJZIGING VAN SOMMIGE BEPALINGEN BETREFFENDE DE HUUROVEREENKOMSTEN (EVOCATIE)

WETSVOORSTEL HOUDENDE WIJZIGING VAN EEN AANTAL BEPALINGEN VAN DE NIEUWE AFDELING II MET ALS OPSCHRIFT « REGELS BETREFFENDE DE HUUROVEREENKOMSTEN MET BETREKKING TOT DE HOOFDVERBLIJFPLAATS VAN DE HUURDER IN HET BIJZONDER », DOOR DE WET VAN 20 FEBRUARI 1991 INGEVOEGD NA ARTIKEL 1762BIS VAN HET BURGERLIJK WETBOEK

Stemming

M. le président. ­ Mesdames, messieurs, nous devons nous prononcer maintenant sur l'ensemble du projet de loi modifiant certaines dispositions en matière de baux.

Wij moeten ons nu uitspreken over het geheel van het wetsontwerp tot wijziging van sommige bepalingen betreffende de huurovereenkomsten.

La parole est à M. Foret pour une explication de vote.

M. Foret (PRL-FDF). ­ Monsieur le président, en 1991, c'est avec enthousiasme que les partis de la majorité votaient la loi sur les baux de résidence principale. À l'époque, on nous vantait les mérites d'une loi qui se voulait définitive, qui réalisait un nouvel équilibre entre les droits et obligations respectives des propriétaires et des locataires et qui, de surcroît, poursuivait un objectif socio-économique.

Aujourd'hui, je constate qu'aucun de ces trois objectifs n'a été réalisé.

Tout d'abord, cette législation, que le PRL et le FDF ont combattue à l'époque, a engendré l'insécurité juridique et mécontenté tous les usagers. Sa complexité a entraîné une confusion jurisprudentielle inqualifiable. Le projet « rectificatif » que nous sommes amenés à voter aujourd'hui en est une preuve flagrante, au même titre que la loi de décembre 1995 qui prorogeait certains baux.

Ensuite, loin d'avoir simplifié les rapports propriétaire-locataire, la loi Wathelet les a compliqués, sans compter que sous certains aspects, le locataire est bien moins protégé qu'avant. Néanmoins, jusqu'à présent, il restait une catégorie de baux qui avait été épargnée : les baux de courte durée. Or, ce projet réduit considérablement la possibilité de conclure à l'avenir de tels contrats. Faut-il rappeler que les baux de courte durée correspondent aux attentes de nombreuses catégories de locataires : jeunes ménages, travailleurs devant faire face à des exigences de flexibilité de plus en plus grande, etc. ?

Enfin, faisant fi de nos traditions juridiques, ce projet remet une nouvelle fois en cause le principe fondamental de la liberté contractuelle, avec pour conséquence un désengagement des particuliers et un probable desinvestissement immobilier. Or, cela entraînera la raréfaction de l'offre de logement et la dégradation du patrimoine existant.

Depuis plusieurs années, la majorité tente de faire supporter par les propriétaires privés ses carences et son incapacité à mener une véritable politique sociale du logement. Devant les problèmes de logement rencontrés par nos concitoyens, le PRL-FDF a, par contre, formulé des propositions complètes, concrètes et consensuelles dont M. Desmedt vous a exposé un des aspects. Nous estimons, en effet, qu'il faut restaurer la confiance des propriétaires privés car plus l'offre en logement sera importante, plus bas seront les loyers et meilleure sera la qualité des logements. À cette fin, il est indispensable d'en revenir à un système clair, reposant sur la liberté contractuelle, mais garantissant un véritable équilibre entre propriétaire et locataire.

Je regrette sincèrement que la majorité n'ait porté davantage de considération aux amendements de mon groupe. Dans ces conditions, nous ne pouvons que nous opposer au présent projet de loi. (Applaudissements.)

De voorzitter. ­ Het woord is aan de heer Goris voor een stemverklaring.

De heer Goris (VLD). ­ Mijnheer de voorzitter, in dit wetsontwerp worden een aantal fundamentele rechtsprincipes met voeten getreden.

In de eerste plaats wordt de appreciatiebevoegdheid van de vrederechter aan banden gelegd. De VLD-fractie verkiest zich te baseren op de billijkheid van de vrederechter die ex aequo et bono zal oordelen in plaats van aan de huurder de mogelijkheid te geven om de vrederechter tot een oordeel te dwingen om werken te doen uitvoeren.

Vervolgens wordt de relativiteit van de rechtsverbintenissen als belangrijk rechtsprincipe geschonden. Volgens het onderhavige ontwerp kan een derde partij rechten putten uit een bestaande overeenkomst, zelfs indien de derde partij helemaal niet aanwezig was bij het ontstaan van de overeenkomst.

Wij willen niettemin onze steun betuigen aan de intentie van het ontwerp. Tot onze spijt wil men met het ontwerp echter resultaten bereiken door een uitbreiding van de regelgeving en een inperking van de vrijheden van de beide contracterende partijen. Wij zijn ervan overtuigd dat dit een pervers averechts effect zal opleveren. Het ware volgens ons beter een aantal fiscale en andere positieve stimuli bij wet in te voeren ten einde minimumvereisten inzake woon- en leefcomfort te bekomen. Wij zijn het dus eens met de bedoelingen die met het ontwerp worden beoogd, maar wij trachten op een positieve manier resultaten te bereiken. Deze positieve inbreng zou zowel de kwaliteit van het wonen ten goede komen, als het aanbod op de markt doen toenemen. Dit is uiteraard in het belang van de huurder. Ik heb er daarstraks reeds op gewezen dat de huurder de dupe wordt van dit ontwerp. Door de goedkeuring van deze regulerende wetgeving worden de belangen van de huurders noch die van de verhuurders gediend. De VLD zal dan ook resoluut tegen het ontwerp stemmen. (Applaus.)

M. le président. ­ Nous passons au vote.

Wij gaan over tot de stemming.

­ Il est procédé au vote nominatif.

Er wordt tot naamstemming overgegaan.

56 membres sont présents.

56 leden zijn aanwezig.

37 votent oui.

37 stemmen ja.

14 votent non.

14 stemmen neen.

5 s'abstiennent.

5 onthouden zich.

En conséquence, le projet de loi est adopté.

Derhalve is het wetsontwerp aangenomen.

Étant donné que le Sénat a adopté ce projet sans aucune modification, il est censé avoir décidé de ne pas l'amender. Le projet sera transmis à la Chambre des représentants en vue de la sanction royale.

Aangezien wij dit ontwerp ongewijzigd hebben aangenomen, wordt de Senaat geacht beslist te hebben dit wetsontwerp niet te amenderen. Het zal aan de Kamer van volksvertegenwoordigers worden overgezonden met het oog op de koninklijke bekrachtiging.

Ont voté oui :

Ja hebben gestemd :

MM. Anciaux, Bourgeois, Mme Bribosia-Picard, MM. Buelens, Caluwé, Mme Cantillon, MM. Ceder, Ph. Charlier, Mmes de Bethune, Delcourt-Pêtre, MM. D'Hooghe, Erdman, Hostekint, Hotyat, Lallemand, Loones, Mahoux, Mmes Maximus, Merchiers, Milquet, MM. Moens, Olivier, Pinoie, Poty, Santkin, Mme Sémer, M. Swaelen, Mme Thijs, MM. Tobback, Urbain, Vandenberghe, Vandenbroeke, Mme Van der Wildt, MM. Van Hauthem, Verreycken, Weyts et Mme Willame-Boonen.

Ont voté non :

Neen hebben gestemd :

MM. Bock, Coene, Mme Cornet d'Elzius, MM. Coveliers, Desmedt, Destexhe, Devolder, Foret, Goris, Hazette, Mmes Leduc, Mayence-Goossens, Nelis-Van Liedekerke et M. Vergote.

Se sont abstenus

Onthouden hebben zich :

MM. Boutmans, Daras, Mme Dardenne, MM. Jonckheer et Vautmans.

M. le président. ­ L'adoption du projet de loi modifiant certaines dispositions en matière de baux implique que la proposition de loi visant à modifier un certain nombre de dispositions de la nouvelle section II, intitulée « Des règles particulières aux baux relatifs à la résidence principale du preneur » et insérée à la suite de l'article 1762bis du Code civil par la loi du 20 février 1991, vient à tomber.

De goedkeuring van het wetsontwerp tot wijziging van sommige bepalingen betreffende de huurovereenkomsten impliceert dat het wetsvoorstel houdende wijziging van een aantal bepalingen van de nieuwe afdeling II met als opschrift « Regels betreffende de huurovereenkomsten met betrekking tot de hoofdverblijfplaats van de huurder in het bijzonder », door de wet van 20 februari 1991 ingevoegd na artikel 1762bis van het Burgerlijk Wetboek, vervalt.