1-57

1-57

Sénat de Belgique

Belgische Senaat

Annales parlementaires

Parlementaire handelingen

SÉANCE DU MERCREDI 10 JUILLET 1996

VERGADERING VAN WOENSDAG 10 JULI 1996

(Vervolg-Suite)

MONDELINGE VRAAG VAN MEVROUW LEDUC AAN DE VICE-EERSTE MINISTER EN MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN OVER « DE IDENTITEITSBEWIJZEN VOOR KINDEREN VAN MINDER DAN TWAALF JAAR »

QUESTION ORALE DE MME LEDUC AU VICE-PREMIER MINISTRE ET MINISTRE DE L'INTÉRIEUR SUR « LES DOCUMENTS D'IDENTITÉ POUR LES ENFANTS DE MOINS DE DOUZE ANS »

De Voorzitter. ­ Aan de orde is de mondelinge vraag van mevrouw Leduc aan de Vice-Eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken over « de identiteitsbewijzen voor kinderen van minder dan twaalf jaar ».

Het woord is aan mevrouw Leduc.

Mevrouw Leduc (VLD). ­ Mijnheer de Voorzitter, volgens de vigerende reglementering beschikken de kinderen pas vanaf twaalf jaar over een volwaardige identiteitskaart volgens het Europees model.

Het enige officiële document voor kinderen van minder dan twaalf jaar is het bij koninklijk besluit van 14 juli 1954 ingevoerde identiteitsdocument dat gekend is onder de naam « scapulier ». Dit document bevat slechts enkele summiere gegevens zoals de naam, de voornaam, de geboorteplaats en -datum, de nationaliteit en de gemeente.

Omdat op dit document zowel een foto als de vermelding van een adres ontbreekt, ontstaan er geregeld problemen bij buitenlandse reizen. Men staat immers vaak nogal wantrouwig tegenover het nietszeggende witte kaartje dat nochtans het officiële Belgische identiteitsdocument is voor kinderen onder de twaalf jaar.

Om de problemen aan de grensovergangen op te lossen, werd bij omzendbrief van 7 juli 1982 ­ toch ook al weer een hele tijd geleden ­ voorzien in « een bewijs van identiteit voor een kind van minder dan twaalf jaar ». Op deze witte kaart ­ die dus niet officieel is ­ staat wel een foto en ze heeft een geldigheidsduur van één jaar. Het document heeft echter geen enkele reglementaire basis.

Ik veronderstel dat de minister door de vele vragen die hem in dat verband ongetwijfeld worden gesteld, inmiddels overtuigd is geraakt van de noodzaak van een degelijke identificatie voor kinderen onder de twaalf jaar.

Wanneer en hoe zal de Vice-Eerste minister dit prangende probleem oplossen ? Wij mogen niet vergeten dat er tijdens de vakantieperiodes geregeld kinderen verdwijnen. Deze kinderen zullen gemakkelijker kunnen worden teruggevonden wanneer zij een degelijk identiteitsbewijs op zich zouden dragen.

De Voorzitter. ­ Het woord is aan Vice-Eerste minister Vande Lanotte.

De heer Vande Lanotte, Vice-Eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken. ­ Mijnheer de Voorzitter, ik wens in de eerste plaats de aandacht erop te vestigen dat het paspoort het officiële document is dat door de autoriteiten van een Staat wordt afgegeven aan zijn onderdanen zodat zij hun identiteit zouden kunnen bewijzen en naar het buitenland zouden kunnen reizen. Aangezien ook minderjarige kinderen een dergelijk paspoort kunnen krijgen, is er volgens mij geen fundamenteel probleem van identificatie.

Om praktische redenen aanvaarden een toenemend aantal landen echter ook de identiteiskaart als reisdocument. Die identiteitskaart is in eerste instantie een bewijs van inschrijving in het bevolkingsregister, het is dus geen echt identificatiebewijs in het buitenland. Het koninklijk besluit van 29 juli 1985 voorziet maar in de afgifte van een identiteitskaart aan kinderen vanaf twaalf jaar.

Het identiteitsdocument ­ het scapulier zoals het hier genoemd werd ­ ingevoerd bij koninklijk besluit van 14 november 1955 geldt als bewijs van inschrijving in de bevolkingsregisters voor kinderen van minder dan twaalf jaar. Voor het buitenland geldt in principe voor iedereen het paspoort.

Een aantal gemeentebesturen zijn indertijd op eigen initiatief begonnen met de afgifte van een kaart met foto, die geldt als identiteitsbewijs voor kinderen van minder dan twaalf jaar. Dit identiteitsbewijs werd officieel door de omzendbrief van 7 juli 1982, die tevens een eenvormig model oplegde.

Mede om veiligheidsredenen heb ik ingezien dat het nuttig is te voorzien in een identiteitsbewijs dat een snelle identificatie van kinderen onder de twaalf jaar mogelijk maakt, met name tijdens hun verplaatsingen zowel binnen als buiten het grondgebied van het koninkrijk.

Het ministerie van Binnenlandse Zaken heeft derhalve een ontwerp van koninklijk besluit dat voor kinderen van minder dan twaalf jaar voorziet in de afgifte van een identiteitsdocument overeenkomstig het model van 1955 en in een identiteitsbewijs dat wordt afgegeven door het gemeentebestuur waar het kind in de registers is ingeschreven op verzoek van de persoon of personen die het ouderlijk gezag uitoefenen over dat kind. Dit identiteitsbewijs zal in principe twee jaar geldig zijn en behalve de foto, de identiteit en het adres van het kind ook de gegevens van een contactpersoon vermelden. Daarnaast bevat het ontwerp aanbevelingen voor de houder met het oog op zijn veiligheid om een einde te maken aan de verwarring die is ontstaan als gevolg van de verspreiding van zogenaamde veiligheidspasjes.

Het ligt in mijn bedoeling dit besluit in werking te doen treden vanaf 1 januari 1997 zodat ook het probleem van de reglementaire basis ervoor zal zijn opgelost.

De Voorzitter. ­ Het incident is gesloten.

L'incident est clos.