1-46 | 1-46 |
Sénat de Belgique |
Belgische Senaat |
Annales parlementaires |
Parlementaire handelingen |
SÉANCE DU JEUDI 23 MAI 1996 |
VERGADERING VAN DONDERDAG 23 MEI 1996 |
De Voorzitter. Aan de orde is de mondelinge vraag van de heer Verreycken aan de Vice-Eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken over « de rit per politie-combi van mevrouw Demeester doorheen Antwerpen ».
Het woord is aan de heer Verreycken.
De heer Verreycken (Vl. Bl.). Mijnheer de Voorzitter, tijdens het voorbije weekeinde ondernam mevrouw Wivina Demeester, Vlaams minister van Financiën, Begroting en Gezondheidsbeleid, een uitstap doorheen Antwerpen. Hiervoor kon zij een beroep doen op een combi van de Antwerpse politie. Volgens de media was dit bezoek of onaangekondigd, of minstens « vrij onverwacht ». Voor zover mij bekend is, behoort de verantwoordelijkheid voor de politie nochtans uitsluitend tot de bevoegdheid van het departement van Binnenlandse Zaken.
Tijdens de uitstap werd de Vlaamse minister geconfronteerd met de bloedige zegeningen van de multiculturele smeltkroes. Het ware in dat licht misschien aangewezen dat alle verdedigers van deze smeltkroes een dergelijke rit zouden ondernemen. Het zou hun subjectieve onveiligheidsgevoelens ongetwijfeld omzetten in objectieve gevoelens.
Mijn vragen zijn de volgende.
Ten eerste, werden dit bezoek en deze rondrit op voorhand gemeld aan de diensten van de minister ?
Ten tweede, kan iedereen meerijden met een politie-combi ? Indien niet, aan wie is dit recht dan voorbehouden ? Speelt bijvoorbeeld de titel « schaduwminister voor stedelijk beleid » hierbij een rol ?
De Voorzitter. Het woord is aan Vice-Eerste minister Vande Lanotte.
De heer Vande Lanotte, Vice-Eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken. Mijnheer de Voorzitter, het bezoek van mevrouw Demeester aan de politie van Antwerpen is een zaak van de stad Antwerpen. Indien iemand graag meegaat met een politiepatrouille, moet hij dat vragen aan de burgemeester of aan de politiecommissaris. Hiervoor bestaan geen bijzondere regels. De politie beslist of de persoon al dan niet kan meegaan.
Mijns inziens was het een goede beslissing om mevrouw Demeester te laten meegaan. Zoiets kadert immers in haar bevoegdheden in het algemeen en in haar bevoegdheid inzake preventiebeleid in het bijzonder. Het zou goed zijn indien ook andere verantwoordelijken dit zouden doen, op een geordende wijze natuurlijk en met de toestemming van de politie.
Iedereen kan dus zo'n vraag stellen aan de politie. Ik vind wel dat deze zaak op een objectieve manier moet worden weergegeven en dat de vraagsteller zich niet moet baseren op oprispingen.
De Voorzitter. Het woord is aan de heer Verreycken voor een repliek.
De heer Verreycken (Vl. Bl.). Mijnheer de Voorzitter, ik apprecieer het dat de Vice-Eerste minister in zijn antwoord zegt dat iedereen zo'n bezoek kan aanvragen. Dit zet mij ertoe aan een plaats te reserveren in de volgende politie-combi die een rondrit door Borgerhout maakt. Dit interesseert mij immers ten zeerste. Ik zal het antwoord van de Vice-Eerste minister ook doorgeven aan de politie van de stad Antwerpen.
Wat het bezoek zelf van mevrouw Demeester betreft, begrijp ik uiteraard dat zij zich in Antwerpen wil profileren en haar partijgenoot Leo Delcroix hierbij wil voor zijn. Het gaat hier om een electoraal spelletje. Ik heb er wel problemen mee dat de politie daar voor wordt misbruikt.
Ik meen ook dat het vergezellen van de politie door allerhande personen moet worden beperkt. Indien iedereen hiervan kan gebruik maken, zonder zich te kunnen beroepen op een of andere bevoegdheid, dan gaan wij naar een totale chaos. Het kan ook niet dat de gemeente of de politie toestemming voor zo'n bezoek kan verlenen zonder zich hiervoor te baseren op een of andere regel. Waar legt men hierbij de grens ? Bestaat niet het gevaar dat men zich enkel zal baseren op de politieke kleur van de aanvrager ? Daar heb ik problemen mee, want dan zou het kunnen dat men bepaalde zaken toedekt. Er moeten dus criteria worden opgesteld en zulke activiteiten mogen zeker niet ingegeven zijn door electorale overwegingen.
De Voorzitter. Het woord is aan Vice-Eerste minister Vande Lanotte.
De heer Vande Lanotte, Vice-Eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken. Mijnheer de Voorzitter, de heer Verreycken heeft mijn woorden verkeerd begrepen. Ik heb willen zeggen dat er ter zake geen wettelijke bepalingen zijn. Ik ga ervan uit dat de politie en de gemeente de aanvragen correct beoordelen. Een minister kan volgens mij toch wel beschouwd worden als iemand die verantwoordelijkheidszin heeft. Het is dus normaal dat de politie op de vraag van een minister ingaat. De heer Verreycken voert hier overigens zelf een electoraal spelletje op.
De Voorzitter. Het incident is gesloten.
L'incident est clos.
Mijnheer de Vice-Eerste minister, ik maak van deze gelegenheid gebruik om u te signaleren dat uw departement nog 24 schriftelijke vragen van senatoren moet beantwoorden. Ik dring erop aan die achterstand zo spoedig mogelijk op te halen. (Applaus.)
De heer Vande Lanotte, Vice-Eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken. Mijnheer de Voorzitter, wij proberen sinds anderhalve maand die achterstand op te halen. U moet wel weten dat het aantal vragen in stijgende lijn gaat. Wij beantwoorden maandelijks een twintigtal vragen en wij zitten nu ongeveer met een achterstand van anderhalve maand. Wij willen op zoveel mogelijk vragen van kamerleden en senatoren antwoorden. Ik denk trouwens dat mijn achterstand in de Kamer nog groter is. Wij doen echter ons best. Ik heb instructies gegeven om de schriftelijke vragen systematisch op te volgen, maar ik vraag u enige clementie, gewoon omdat wij zoveel vragen krijgen.
De Voorzitter. De Senaat heeft alle begrip voor de moeilijkheden die u ondervindt bij het beantwoorden van de schriftelijke vragen, mijnheer de Vice-Eerste minister. U moet echter weten dat het stellen van schriftelijke vragen één van de meest voor de hand liggende manieren is waarop het Parlement van de Regering inlichtingen kan krijgen.
Wanneer de schriftelijke vragen niet binnen een redelijke termijn worden beantwoord, dan resulteren ze in mondelinge vragen en interpellaties, waardoor de agenda van het Parlement en van de Regering onnodig wordt bezwaard.
Antwoorden binnen een redelijke termijn is dan ook de eerste vereiste. Daarom ben ik zo vrij de ministers hierop te wijzen.
La parole est à M. Hatry.
M. Hatry (PRL-FDF). Monsieur le Président, je voudrais à la fois vous remercier et vous féliciter d'avoir évoqué ce problème en séance plénière. Toutefois, au nom de l'égalité de traitement, je vous demande de bien vouloir nous informer des autres retards enregistrés en matière de réponse aux questions écrites. En effet, le délai est encore plus long pour certains collègues de M. Vande Lanotte que pour ce dernier.
M. le Président. J'ai profité de la présence du ministre en séance pour aborder ce problème, monsieur Hatry. Il va de soi que je poserai la même question aux autres ministres concernés.