1-46 | 1-46 |
Sénat de Belgique |
Belgische Senaat |
Annales parlementaires |
Parlementaire handelingen |
SÉANCE DU JEUDI 23 MAI 1996 |
VERGADERING VAN DONDERDAG 23 MEI 1996 |
De Voorzitter. Het woord is aan de heer Bourgeois voor een opmerking betreffende onze agenda.
De heer Bourgeois (CVP). Mijnheer de Voorzitter, het was mijn bedoeling om hier vandaag een mondelinge vraag te stellen aan minister Daerden. Ik werd echter opgebeld met de mededeling dat zowel de minister als zijn medewerkers zich in Parijs bevinden en het bijgevolg niet mogelijk was om tegen vandaag een antwoord op mijn vraag voor te bereiden. Ik werd verzocht om mijn vraag volgende week te stellen, maar ik heb net vernomen dat er volgende week geen vergadering zou zijn.
Ik dacht nochtans dat, wanneer een minister hier niet kan aanwezig zijn om te antwoorden op een mondelinge vraag die tot hem is gericht ik begrijp dat een minister niet altijd in het land kan zijn , hij een collega verzoekt om in zijn naam te antwoorden. Overigens zouden ministers ook schikkingen moeten nemen om op donderdag aanwezig te kunnen zijn om op vragen, die hen zowel in de Kamer als in de Senaat gesteld kunnen worden, te antwoorden.
De Voorzitter. Ik neem acte van uw opmerking, mijnheer Bourgeois.
Ten eerste meen ik dat de openbare zitting van de Senaat en van de Kamer, in het bijzonder de donderdag, voor de ministers heilig moet zijn. Een minister mag een inhuldiging van een TGV-lijn niet laten voorgaan op zijn aanwezigheid in Kamer of Senaat, wat hier het geval is.
Ten tweede is het wel mogelijk, als een minister werkelijk verhinderd is, dat hij aan één van zijn collega's vraagt om hem te vervangen, maar dit mag slechts uitzonderlijk gebeuren. Het is geenszins de gewoonte. Een minister moet zelf antwoorden op de vragen die hem hier worden gesteld.