1-848/4

1-848/4

Belgische Senaat

ZITTING 1997-1998

17 FEBRUARI 1998


Wetsontwerp tot wijziging van de wet van 20 juli 1971 op de begraafplaatsen en de lijkbezorging


Evocatieprocedure


AMENDEMENTEN (1)


Nr. 14 VAN DE HEER CALUWÉ

Opschrift

Het opschrift van dit wetsontwerp doen luiden als volgt :

« Wetsontwerp tot wijziging van sommige bepalingen van het Burgerlijk Wetboek en tot wijziging van de wet van 20 juli 1971 op de begraafplaatsen en de lijkbezorging. »

Verantwoording

Zelfde verantwoording als amendement nr. 4.

Nr. 15 VAN DE HEER CALUWÉ

Art. 22

Het laatste lid van § 1 van het voorgestelde artikel 22 doen vervallen.

Subsidiair :

Het laatste lid van § 1 van het voorgestelde artikel 22 aanvullen met de woorden « ... van de woonplaats van de overledene ».

Verantwoording

Dit lid werd via een amendement in de tekst ingevoegd. Het is niet duidelijk waarom de gemeenten geen retributie mogen vragen voor de extra-kosten die crematie met zich brengt.

Is men toch van oordeel dat de gemeenschap deze kosten moet dragen, dan moet toch worden vermeden dat deze al te zeer ten laste zouden vallen van de gemeenten die grote ziekenhuizen op hun grondgebied hebben.

Nr. 16 VAN DE HEER CALUWÉ

Art. 29 (nieuw)

Een artikel 29 (nieuw) invoegen, luidende :

« Art. 29. ­ In hoofdstuk IV van boek I, titel II, van het Burgerlijk Wetboek wordt een nieuw artikel 76bis ingevoegd, luidende :

« Art. 76bis. ­ Na ieder overlijden dient een verklaring van overlijden te worden opgemaakt door een arts. Tussen de arts en de overledene mag er geen bloed- of aanverwantschap bestaan tot in de vierde graad. Al evenmin mag de arts met de overledene hebben samengewoond. »

Verantwoording

Zelfde verantwoording als amendement nr. 5 maar wetsgevingstechnisch betere verwoording.

Nr. 17 VAN DE HEER CALUWÉ

Art. 29bis (nieuw)

Een artikel 29bis (nieuw) invoegen, luidende :

« In hoofdstuk IV van Boek I, titel II, van het Burgerlijk Wetboek wordt een nieuw artikel 76ter ingevoegd, luidende :

« Art. 76ter. ­ § 1. Indien de arts die het overlijden heeft vastgesteld ervan overtuigd is dat de dood is ingetreden tengevolge van een natuurlijke oorzaak, maakt hij de verklaring van overlijden op.

§ 2. Artsen, erkende specialisten in de gerechtelijke geneeskunde en verbonden aan een erkend instituut voor forensische geneeskunde oefenen steekproefsgewijze, overeenkomstig door de Koning nader te bepalen regels, toezicht uit op de waarachtigheid van de verklaring van overlijden ten gevolge van een natuurlijke oorzaak. Zij kunnen daartoe overgaan tot uitwendig en inwendig onderzoek van het lijk.

§ 3. Aangifte van het overlijden dient te gebeuren door een nabestaande van de overledene door overhandiging van de verklaring van overlijden of bij ontstentenis van een nabestaande door de arts die de verklaring heeft opgesteld.

§ 4. De Koning bepaalt de datum waarop § 2 van dit artikel in werking treedt. »

Verantwoording

Zelfde verantwoording als amendement nr. 5 maar wetsgevingstechnisch betere verwoording.

Er dienen nog een aantal koninklijke besluiten getroffen te worden met betrekking tot de instituten voor gerechtelijke geneeskunde, vooraleer deze wet in werking kan treden. Het is moeilijk in te schatten hoeveel tijd dit zal vragen. Daarom dat de bepaling van de termijn van de inwerkingtreding van § 2 wordt overgelaten aan de Koning.

Nr. 18 VAN DE HEER CALUWÉ

Art. 30bis (nieuw)

Een artikel 30bis (nieuw) invoegen, luidende :

« Artikel 78 van het Burgerlijk Wetboek wordt vervangen als volgt :

« Art. 78. ­ De akte van overlijden wordt opgemaakt door de ambtenaar van de Burgerlijke Stand. »

Verantwoording

Gezien het overlijden voortaan wordt aangegeven op basis van een verklaring opgesteld door een arts, is de aangifte door twee getuigen overbodig geworden.

Nr. 19 VAN DE HEER CALUWÉ

Art. 32 (nieuw)

Een artikel 32 (nieuw) invoegen, luidende :

« Art. 32. ­ Artikel 81 van het Burgerlijk Wetboek wordt vervangen als volgt :

« Art. 81. ­ § 1. Indien de arts die het overlijden heeft vastgesteld, er niet van overtuigd is dat het overlijden het gevolg is van een natuurlijke doodsoorzaak, mag hij geen verklaring van overlijden opstellen. De arts dient het overlijden onverwijld te melden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand.

§ 2. De ambtenaar van de burgerlijke stand die bewijs krijgt van het ongewoon overlijden zoals bedoeld in § 1 dient dit op zijn beurt onverwijld te melden aan de procureur des Konings. De procureur des Konings gaat in ieder geval over tot de aanduiding van een arts, verbonden aan en onder toezicht van een erkend instituut voor gerechtelijke geneeskunde. Het is deze arts die in deze gevallen de aangifte van overlijden opstelt. De teraardebestelling kan slechts geschieden mits toestemming van de procureur des Konings.

§ 3. De Koning bepaalt de datum waarop § 2 van dit artikel in werking treedt. »

Verantwoording

Zelfde verantwoording als amendement nr. 8.

Er dient nog een aantal koninklijke besluiten getroffen te worden met betrekking tot de instituten voor gerechtelijke geneeskunde, vooraleer deze wet in werking kan treden. Het is moeilijk in te schatten hoeveel tijd dit zal vragen. Daarom dat de bepaling van inwerkingtreding van § 2 wordt overgelaten aan de Koning.

Nr. 20 VAN DE HEER CALUWÉ

Art. 36 (nieuw)

Een artikel 36 (nieuw) invoegen, luidende :

« Art. 36. ­ In artikel 84 van het Burgerlijk Wetboek de woorden « die zich ter plaatse begeeft, zoals in artikel 80 bepaald is » te vervangen door de woorden « die zich van het overlijden vergewist door middel van de verklaring van overlijden. »

Verantwoording

Zelfde verantwoording als amendement nr. 4.

Ludwig CALUWÉ.

(1) Ter vervanging van het vroeger rondgedeelde stuk 1-848/4.