1-821/3

1-821/3

Belgische Senaat

ZITTING 1997-1998

25 FEBRUARI 1998


Wetsvoorstel houdende de oprichting van een Tabakspreventiefonds


ADVIES VAN DE RAAD VAN STATE


De RAAD VAN STATE, afdeling wetgeving, derde kamer, op 16 januari 1998 door de voorzitter van de Senaat verzocht hem van advies te dienen over een wetsvoorstel « houdende de oprichting van een Tabakspreventiefonds », heeft, na de zaak te hebben onderzocht op de zittingen van 3 februari 1998 en 17 februari 1998, op laatstvermelde datum het volgende advies gegeven :

STREKKING VAN HET WETSVOORSTEL

Het wetsvoorstel heeft als doelstelling « een compensatie te bieden voor het wegvallen van de sponsoring door de tabaksindustrie » (1) ten gevolge van de wet van 10 december 1997 houdende verbod op de reclame voor tabaksproducten (2). Daartoe creëert het voorstel de wettelijke basis voor de oprichting van een « Tabakspreventiefonds » (artikel 2). Dit fonds wordt gestijfd door een jaarlijkse heffing ten laste van iedere in België gevestigde producent en invoerder van tabaksproducten; het totale bedrag van die heffing wordt berekend op het bedrag dat in 1997 door de voornoemde producenten en invoerders werd besteed aan sponsoring, en de bijdrage ten laste van de individuele producent en invoerder wordt bepaald op basis van de gedurende het jaar vóór dat van de heffing geproduceerde en ingevoerde tabaksproducten (artikel 3). De middelen van het Fonds hebben een dubbele bestemming (artikel 4). Enerzijds zullen zij worden aangewend voor de ondersteuning van manifestaties in de door de Koning vast te stellen sectoren waar schade wordt geleden ten gevolge van het verbod te sponsoren door tabaksproducten; hierbij wordt inzonderheid gedacht aan culturele en sportieve manifestaties (3), zoals muziekfestivals en de autosport (4). Anderzijds ­ en dit blijkt de uiteindelijke doelstelling te zijn (5) ­ zal een gedeelte van de middelen van het Fonds worden aangewend voor initiatieven inzake tabakspreventie, die velerlei kunnen zijn en die bij voorkeur plaatsvinden in het kader van de ondersteuning van manifestaties (6).

BEVOEGDHEID VAN DE FEDERALE WETGEVER

Zoals hiervóór beschreven, komt het wetsvoorstel in wezen erop neer de middelen van een « Tabakspreventiefonds » te bestemmen voor de ondersteuning van culturele en sportieve manifestaties, eensdeels, en voor initiatieven inzake tabakspreventie, anderdeels. Aldus werden financiële middelen bestemd voor aangelegenheden die tot de bevoegdheid van de gemeenschappen behoren. Het ondersteunen van de bedoelde manifestaties dient immers te worden gerekend tot de culturele aangelegenheden bedoeld in artikel 4 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, en de tabakspreventie maakt, zoals in de toelichting (blz. 3) terecht wordt gesteld, deel uit van de preventieve gezondheidszorg, die volgens artikel 5, § 1, I, 2º, van de voornoemde bijzondere wet een persoonsgebonden aangelegenheid is.

Het komt de federale wetgever niet toe, ook niet via de bestemming van financiële middelen of het sluiten van een samenwerkingsakkoord, zich te mengen in aangelegenheden die tot de uitsluitende bevoegdheid van de gemeenschappen behoren. Het wetsvoorstel gaat derhalve de bevoegdheid van de federale overheid te buiten.

Die conclusie ontslaat de Raad van State van het onderzoek van de overige aspecten van het wetsvoorstel.

De kamer was samengesteld uit :

De heer W. DEROOVER, voorzitter;

De heren P. LEMMENS, L. HELLIN, staatsraden;

De heren A. ALEN, H. COUSY, assessoren van de afdeling wetgeving;

Mevrouw F. LIEVENS, griffier.

De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst werd nagezien onder toezicht van de heer H. DEROOVER.

Het verslag werd uitgebracht door de heer P. DEPUYDT, auditeur. De nota van het Coördinatiebureau werd opgesteld door de heer W. WEYMEERSCH, adjunct-auditeur.

De Griffier, De Voorzitter,
F. LIEVENS. W. DEROOVER.

(1) Toelichting bij het wetsvoorstel, blz. 3.

(2) Bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 11 februari 1998.

(3) Toelichting bij het wetsvoorstel, blz. 2.

(4) Toelichting bij het wetsvoorstel, blz. 4.

(5) Toelichting bij het wetsvoorstel, blz. 3.

(6) Ibidem .