1-24

1-24

Sénat de Belgique

Belgische Senaat

Annales parlementaires

Parlementaire handelingen

SÉANCE DU JEUDI 8 FÉVRIER 1996

VERGADERING VAN DONDERDAG 8 FEBRUARI 1996

(Vervolg-Suite)

MONDELINGE VRAAG VAN DE HEER BUELENS AAN DE VICE-EERSTE MINISTER EN MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN OVER « EEN MOGELIJK ONDERZOEK MET BETREKKING TOT HET HOOG COMITE VAN TOEZICHT »

QUESTION ORALE DE M. BUELENS AU VICE-PREMIER MINISTRE ET MINISTRE DE L'INTÉRIEUR SUR « UNE ENQUÊTE ÉVENTUELLE PORTANT SUR LE COMITÉ SUPÉRIEUR DE CONTRÔLE »

De Voorzitter. ­ Aan de orde is de mondelinge vraag van de heer Buelens aan de Vice-Eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken over « een mogelijk onderzoek met betrekking tot het Hoog Comité van toezicht ».

Het woord is aan de heer Buelens.

De heer Buelens (Vl. Bl.). ­ Mijnheer de Voorzitter, de heer Johan Demol, hoofdcommissaris van de politie te Schaarbeek, is erin geslaagd om de criminaliteit in zijn gemeente in belangrijke mate terug te dringen. Dat heeft hem het applaus opgeleverd van de inwoners van zijn gemeente, maar niet van sommige politiek bevooroordeelde speurders. Deze laatsten ontdekten namelijk dat de heer Demol zowat 20 jaar geleden geabonneerd was op een blad dat extreem rechts wordt genoemd. De resultaten van zijn professioneel werk werden daardoor in een minder gunstig daglicht geplaatst en de minister zelf heeft aangekondigd een onderzoek in te stellen naar de ideologische achtergronden van de heer Demol.

De heer Moens, ondervoorzitter,

treedt als voorzitter op

Ik deel de bezorgdheid van de minister voor de politieke maagdelijkheid van ambtenaren. En in het licht hiervan had ik van hem willen vernemen of het klopt dat de heer Canneel, administrateur-generaal van het Hoog Comité van toezicht, ooit veroordeeld werd tot veertien dagen hechtenis wegens feiten gepleegd bij activiteiten van een trotskistische beweging.

Mocht dit stroken met de werkelijkheid dan zou ik graag van de minister vernemen of hij ook in deze zaak een onderzoek heeft ingesteld of zal laten instellen en of hij, zoals beloofd in het geval van de heer Demol, ook hieruit de nodige conclusies zal trekken.

De Voorzitter. ­ Het woord is aan minister Flahaut die antwoordt namens de Vice-Eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken.

M. Flahaut, ministre de la Fonction publique. ­ Monsieur le Président, en réponse à la question orale de M. Buelens en ce qui concerne le Comité supérieur de contrôle, permettez-moi tout d'abord de signaler que je ne suis pas la personne qui a demandé une enquête sur les antécédents idéologiques de M. Demol, commissaire principal à la police de Schaerbeek.

En ce qui concerne la question relative à l'administrateur général du Comité supérieur de contrôle, vous devez savoir qu'il remplit toutes les conditions d'admissibilité telles que prévues par le statut des agents de l'État. Au moment de sa nomination, la personne concernée a dû produire, comme tout autre fonctionnaire, un certificat de bonne vie et moeurs qui ne portait aucune mention particulière.

De Voorzitter. ­ Het woord is aan de heer Buelens voor een repliek.

De heer Buelens (Vl. Bl.). ­ Mijnheer de Voorzitter, voor de heer Demol scheen dat ook allemaal in orde te zijn. Voor de heer Canneel vond men het niet nodig een onderzoek in te stellen, maar voor de heer Demol wel en dan vraagt men zich toch af waarom. Als het hebben van een abonnement op een extreem-rechts blad al gevaarlijker is dan lid te zijn van een trotskistische beweging, die op de lijst van de Staatsveiligheid staat, dan begint men zich toch af te vragen waarmee de minister bezig is. Ik bedoel hiermee natuurlijk niet minister Flahaut, maar wel de minister van Binnenlandse Zaken die hem dit antwoord liet voorlezen. In elk geval dank ik hem voor dit antwoord.

De Voorzitter. ­ Het woord is aan de heer Verreycken.

De heer Verreycken (Vl. Bl.). ­ Mijnheer de Voorzitter, lijkt het u niet aangewezen dat wij erop aandringen dat de betrokken minister zelf antwoordt wanneer hem een vraag wordt gesteld ? Anders wordt het wel zeer moeilijk. In dit geval heeft de minister van Ambtenarenzaken geantwoord op een vraag over een dossier van Binnenlandse Zaken, maar in de repliek kan deze minister uiteraard niet ingaan op de grond van de zaak, want het is niet zijn bevoegdheid en hij heeft gewoon voorgelezen wat de minister van Binnenlandse Zaken heeft geschreven. Met alle respect voor wat er geschreven staat, maar dit maakt een echt debat onmogelijk.

In het buitenland is het vragenuurtje, de question time , het hoogtepunt van het parlementaire werk, maar wanneer wij ons beperken tot het voorlezen van opstelletjes, dan kan dat natuurlijk niet zo zijn. Ik dring er dus op aan de betrokken ministers te vragen hier aanwezig te zijn, als zij ter beschikking zijn. Dit laatste kan echter geen probleem zijn, want precies daarom is het vragenuurtje in de Kamer om 14 uur en dat in de Senaat om 15 uur. De ministers kunnen dus zelf antwoorden en hoeven geen bode te sturen.

M. le Président. ­ La parole est à M. Flahaut, ministre.

M. Flahaut, ministre de la Fonction publique. ­ Monsieur le Président, si j'ai répondu à cette question, c'est tout simplement parce que celle-ci m'a été adressée en tant que ministre de tutelle du Comité supérieur de contrôle.

Les membres qui désirent interroger certains de mes collègues peuvent s'adresser à eux mais, en ce qui me concerne, je réponds uniquement aux questions relevant de mes compétences.

De Voorzitter. ­ In dit geval is de zaak misschien betwistbaar, maar in het verleden hebben wij reeds dergelijke gevallen gehad. In het Bureau hebben wij daarover reeds gesproken en ik zal de aandacht van Voorzitter Swaelen erop vestigen dat wij dit opnieuw ter sprake moeten brengen.

Het incident is gesloten.

L'incident est clos.