1-11 | 1-11 |
Sénat de Belgique |
Belgische Senaat |
Annales parlementaires |
Parlementaire handelingen |
SÉANCE DU MERCREDI 29 NOVEMBRE 1995 |
VERGADERING VAN WOENSDAG 29 NOVEMBER 1995 |
Algemene beraadslaging en stemming over de artikelen
Discussion générale et vote des articles
De Voorzitter. Wij vatten de bespreking aan van het wetsvoorstel strekkende tot controle op de toepassing van de resoluties van de Wereldvrouwenconferentie die van 4 tot 14 september 1995 in Peking heeft plaatsgehad.
Nous abordons l'examen de la proposition de loi visant au contrôle de l'application des résolutions de la Conférence mondiale sur les femmes réunie à Pékin du 4 au 14 septembre 1995.
De algemene beraadslaging is geopend.
La discussion générale est ouverte.
Het woord is aan de rapporteur.
Mevrouw Sémer (SP), rapporteur. Mijnheer de Voorzitter, de bedoeling van dit wetsvoorstel is dat de Regering jaarlijks aan de federale Kamers een verslag voorlegt in verband met de maatregelen ter uitvoering van de twee slotdocumenten van de Wereldvrouwenconferentie die van 4 tot 14 september in Peking heeft plaatsgehad.
De bespreking van het wetsvoorstel gebeurde op 14 november en 23 november jongstleden in de commissie voor de Buitenlandse Aangelegenheden. Zij was kort, want het bleek dat men vlug tot een ruime consensus zou komen.
Volgende punten kwamen aan bod : het al dan niet vermelden in de toelichting bij dit wetsvoorstel van de ongelijke toegang en ongelijke deelname van mannen en vrouwen aan het politieke besluitvormingsproces; het al dan niet rekening houden met de besluiten geformuleerd door het Forum van de niet-gouvernementele organisaties in Peking; de inhoud van het rapport te bezorgen door het departement van Ontwikkelingssamenwerking; het feit dat wat de VN beslist geen afdwingende kracht heeft in de lidstaten van de VN; de stimulerende rol die België zou kunnen spelen in de Europese Unie wat betreft het actieprogramma van Peking.
In de artikelsgewijze bespreking werden drie artikelen geamendeerd.
Artikel 1 werd zonder opmerkingen aangenomen met negen stemmen, bij één onthouding.
Artikel 2 werd uitgebreid met het amendement nummer 1 in verband met het betrekken van de besluiten van het Forum van de niet-gouvernementele organisaties bij de jaarlijkse evaluatie en werd vervolgens aangenomen met negen stemmen, bij één onthouding.
Het amendement op artikel 3 waarin gevraagd wordt dat het jaarlijkse rapport een voortgangsnota zou zijn en een evaluatie van de genomen maatregelen zou inhouden, werd aangenomen met acht stemmen, bij twee onthoudingen. Het aldus geamendeerde artikel 3 werd aangenomen met negen stemmen, bij één onthouding.
Artikel 4 werd geamendeerd in dezelfde zin als artikel 3 en vervolgens aangenomen met negen stemmen, bij één onthouding.
Artikel 5 werd zonder opmerkingen aangenomen met negen stemmen, bij één onthouding.
Het geheel van het geamendeerde wetsvoorstel werd aangenomen met acht stemmen, bij twee onthoudingen.
Wegens tijdsgebrek werd de tekst vrij vlug goedgekeurd. Op de valreep werden nog enkele redactionele wijzigingen aangebracht, zonder dat de inhoud werd gewijzigd.
Na dit verslag van de commissiewerkzaamheden wil ik hier ook enkele punten van commentaar geven.
De vierde Wereldconferentie van de Verenigde Naties in Peking werd geen vleugellamme eend zoals heel wat vrouwen, die bij de voorbereiding ervan betrokken waren, vreesden. Zij konden achteraf opgelucht ademen : de moeizaam bedongen verworvenheden als resultaat van de vorige VN-vrouwenconferenties in Mexico, Kopenhagen, Nairobi, en van de andere grote conferenties die inmiddels hadden plaatsgehad, zoals die in Wenen, New York, Cairo en Kopenhagen, werden niet op de helling gezet.
Uit rapporten, zowel van het Forum van de niet-gouvernementele organisaties als van de officiële conferentie blijkt dat er door de Belgische delegaties actief en kritisch werd aan deelgenomen. Peking en Huairou waren levendig en strijdbaar.
Het resultaat van deze vierde VN-vrouwenconferentie wordt verheugend genoemd : 18 deelnemende landen hebben een overeenstemming bereikt over een programma, het zogenaamde actieplatform met 359 richtlijnen betreffende verschillende thema's. Bij die thema's vinden wij oude en nieuwe problemen. Ze gaan over armoede en de vervrouwelijking ervan; opleiding en het wegwerken van de discriminaties; gezondheid en de zelfbeschikking van vrouwen over hun eigen lichaam; initiatieven ter bestrijding van SOA; research voor vrouwengezondheidszorg; geweld tegen vrouwen en vrouwenhandel; economie met onder meer de bevordering van zelfbeschikking door de toegang tot de arbeid te stimuleren, de harmonisering tussen arbeid en gezin te versoepelen, de gezinsverantwoordelijkheid tussen mannen en vrouwen evenwichtig te verdelen; beslissingsmacht met maatregelen voor gelijke toegang voor mannen en vrouwen tot de machtsstructuren; organisaties met onder meer het integreren van het « gender principe »; verhoging van de aanwezigheid van vrouwen in de beslissingsorganen van de media, wegwerken van de stereotiepe beeldvorming; leefmilieu met onder meer aandacht voor ontwikkelingsprogramma's gericht op vrouwenprojecten; discriminaties met onder meer het elimineren van negatieve culturele gewoontes ten opzichte van meisjes.
De richtlijnen van het platform met reserves van 42 landen voornamelijk voor seksualiteit, seksuele rechten en gezondheid werden samen met een « Declaration of Beijing » goedgekeurd.
Collega Francy Van der Wildt onderstreept in dit halfrond al het belang van het principe « vrouwenrechten zijn mensenrechten ». Ook maakte zij duidelijk wat het belang is van het toepassen van genderstatistieken in alle facetten van de strijd voor rechtsgelijkheid.
Als wij human development als uitgangspunt nemen, staat België op de wereldranglijst op de twaalfde plaats. Wat het gender development betreft, komen wij op de achttiende plaats.
Alhoewel er de laatste jaren vooruitgang is geboekt, is de gelijkheid tussen mannen en vrouwen jammer genoeg nog niet volledig. In bepaalde situaties doen zich nieuwe vormen van ongelijkheid voor. Zo hebben migrantenvrouwen en vluchtelingen onze solidariteit nodig, net zoals de vrouwen in Midden- en Oost-Europa. Hoe de wereld er de volgende eeuw zal uitzien, hangt immers grotendeels af van de situatie van de vrouw, zowel in het rijke westen als in de ontwikkelingslanden.
Het hart van de vrouwenbeweging klopt het luidst voor de derde-wereldlanden. De Afrikaanse vrouwen bijvoorbeeld hopen op een solidariteit van de vrouwen in de westerse regeringen en parlementen om hun ontwikkeling beter dan in het verleden te ondersteunen. Voor solidariteit met vrouwen in ontwikkelingslanden zijn geld en middelen nodig. Een concreet actieterrein voor de toekomst in het Belgische rapport van Peking is onder meer een doelgericht ontwikkelingsbeleid waarin het budget voor een belangrijk percentage ten goede komt aan de projecten van en met vrouwen.
Het actieplatform bevat de uitdrukkelijke vraag dat de deelnemende landen de richtlijnen zouden implementeren in hun eigen wetgeving en ze hard zouden maken in de organisatie van hun maatschappelijk leven. Het is dus duidelijk dat wij met parlementaire ondersteuning en met parlementaire initiatieven de Regering moeten aansporen op de ingeslagen weg voort te gaan.
Belangrijke principes dienen uitgevoerd te worden; ze komen alle neer op een systematische geslachtsgelijke benadering en toetsing van maatregelen op beleidsgebieden betreffende de gelijke kansen van mannen en vrouwen in het onderwijs, de arbeidsmarkt, de beleidsbeslissingen.
Wij moeten blijven werken aan de beeldvorming van mannen en vrouwen, hun gelijkheid en hun gedeelde verantwoordelijkheid in alle facetten van de samenleving. Daarbij hoort beslist een systematische controle van de vorderingen over het gevoerde beleid overeenkomstig de doelstellingen van de recentste Wereldconferentie en het Forum van niet-gouvernementele organisaties. Dit kan door een jaarlijks verplicht rapport uitgebracht door de minister of staatssecretaris die bevoegd is voor het Beleid inzake de gelijke kansen van mannen en vrouwen en door de minister of staatssecretaris die bevoegd is voor Ontwikkelingssamenwerking. Het is wenselijk dat het rapport vooruitgang en evaluatie inhoudt.
Daarom vindt de SP-fractie het wetsvoorstel van Anne-Marie Lizin uiterst belangrijk en zal ze het steunen. (Applaus.)
M. le Président. La parole est à Mme Lizin.
Mme Lizin (PS). Monsieur le Président, la rapporteuse ayant très bien présenté le rapport et souligné sa nécessité, je ne m'étendrai pas sur ces points.
Les sénatrices et les membres de la Chambre des représentants qui ont participé au Sommet de Pékin ont immédiatement compris la responsabilité qui était la leur, à savoir transposer, dans notre législation, un très bon texte, sur lequel nous avons beaucoup travaillé. La plate-forme et la résolution sont en effet d'excellents documents. Leur contenu n'est certes pas entièrement applicable en Belgique, puisqu'ils concernent essentiellement les femmes confrontées à des situations extrêmement difficiles dans les pays en voie de développement. De nombreux chapitres traitent néanmoins des problèmes des femmes vivant en Europe.
Comment, dès lors, transposer cette résolution qui n'engage que superficiellement les gouvernements qui l'ont acceptée en une formulation contraignante ?
Dans les pays bénéficiant d'un régime parlementaire comme le nôtre, il appartient au Parlement de contrôler la manière dont le Gouvernement qui s'est engagé à Pékin mettra le texte en oeuvre, et la proposition de loi dont nous discutons traite de ce point. En Belgique, il convient de distinguer deux aspects : les matières internes, gérées par Mme Miet Smet, et celles relevant de la coopération au développement. La plate-forme et la résolution consacrent en effet l'engagement de notre Gouvernement à destiner une plus grande part du budget de la Coopération au Développement à des projets permettant d'accroître le rôle des femmes dans les pays concernés. Cet engagement suppose en outre que désormais aucun projet de coopération au développement ne puisse être mené sans une appréciation préalable du progrès réalisé en faveur des femmes vivant dans ces pays.
Deux rapports seront donc déposés à la Chambre et au Sénat. Ils ne comporteront pas un exposé linéaire mais une analyse des progrès réalisés par rapport à l'application de la plate-forme. Je pense que cette formule nous aidera à remplir notre rôle en créant le cadre contraignant qui permettra de vérifier si le Gouvernement respecte bien ses engagements.
Quelles sont les priorités ? Je pense que le chapitre traitant de la violence exercée à l'encontre des femmes est primordial. Une grande partie de ce chapitre porte sur la violence que subissent les femmes en situation de guerre. Une autre partie, tout aussi importante, concerne la violence privée ou violence conjugale dont les femmes font l'objet. Ce domaine n'avait jusqu'à présent fait l'objet d'aucun texte international. Le Gouvernement doit donc impérativement se pencher sur la nécessité de l'adoption d'une attitude différente par les parquets et les polices en cette matière. À cet égard, je ne pense pas qu'il suffit de légiférer. Il faut également veiller à donner les instructions nécessaires. Par conséquent, l'action à mener par le biais du rapport annuel obligatoire doit être entreprise à de multiples échelons.
Quant à l'autre volet, il prévoit également un rapport annuel, dont la rédaction revient au secrétaire d'État à la Coopération au Développement. Ces dispositions permettront aux parlementaires d'assumer leur responsabilité de surveillance, sans préjudice du contrôle international mis en place par la plate-forme prévoyant également la création d'instruments internationaux de nature à améliorer la protection des droits des femmes. Ainsi, une structure permanente pourrait s'installer à Genève afin de traduire dans la réalité l'ensemble du travail réalisé à Pékin dans le domaine de la traite des femmes et des enfants à des fins de prostitution forcée. Certes, notre proposition de loi ne recouvre pas cette problématique, mais nous suggérons au Gouvernement de soutenir toute initiative prise en ce sens au sein des Nations unies.
Tels sont les éléments que je souhaitais ajouter à l'excellent rapport de Mme Sémer. Je remercierai par ailleurs l'ensemble du Sénat pour la bienveillance avec laquelle il s'est penché sur cette proposition. (Applaudissements.)
De Voorzitter. Het woord is aan mevrouw Nelis.
Mevrouw Nelis-Van Liedekerke (VLD). Mijnheer de Voorzitter, in de voorbije decennia is op wereldniveau heel wat vooruitgang geboekt in het wegwerken van de ongelijkheid tussen mannen en vrouwen. Op de Wereldconferentie van Peking is nochtans duidelijk gebleken dat er nog heel wat werk aan de winkel is. Hoewel de vrouw als zeer belangrijk wordt erkend vrouwen hebben een grote invloed in de maatschappij moeten wij vaststellen dat er nog altijd heel wat discriminatie bestaat op sociaal, economisch, politiek en cultureel vlak.
Uit een studie van de internationale arbeidsorganisatie blijkt dat er in het voorbije decennium nauwelijks verbetering is gekomen in de ongelijke behandeling tussen mannen en vrouwen. Het gemiddeld loon voor vrouwen bedraagt nog altijd niet meer dan twee derden van dat van de mannen. Nochtans vormden de vrouwen in 1990 wereldwijd één derde van de arbeidskrachten. Dit aandeel zal tegen het jaar 2000 vermoedelijk oplopen tot ongeveer de helft.
Niet alleen op het vlak van de lonen blijven vrouwen achtergesteld. Indien het huidig emancipatietempo aanhoudt, zal het nog een halve eeuw duren vooraleer de vrouwen evenveel leidinggevende functies zullen bekleden als de mannen.
De heer Swaelen treedt opnieuw als voorzitter op
Naast de positie van de vrouw zijn op wereldvlak nog andere thema's belangrijk. Ik denk hierbij in de eerste plaats aan gezondheid en onderwijs, vaak gebaseerd op geweld. Ik zal hier echter niet verder over uitweiden. Toch wil ik nog even stilstaan bij het probleem van de armoede bij vrouwen. Wij kunnen niet meer naast het fenomeen van de feminisering van de armoede kijken. Het grote risico van bestaansonzekerheid bij vrouwen stijgt voortdurend ten gevolge van een cumulatie van een antal achterstandskenmerken onder meer lagere lonen, toenemende gezinsinstabiliteit, hoge werkloosheidsgraad. Dit is duidelijk in het rapport van Peking naar voren gebracht. Uit de cijfers van september in Vlaanderen blijkt dat de werkloosheid bij vrouwen 19 tot 21 pct. bedraagt tegenover 10 pct. bij de mannen. Voorts is er een toenemende gezinsinstabiliteit, die veel vrouwen uiterst kwetsbaar maakt. Het beleid moet verantwoordelijk blijven voor de bescherming van deze zwakke sociale groep, die dagelijks wordt geconfronteerd met grote armoede.
Ik zal niet verder ingaan op het fysieke en het seksuele geweld op vrouwen, maar deze problematiek moet een topprioriteit blijven van het emancipatiebeleid.
Uit verschillende andere rapporten is gebleken dat vrouwen nog veel problemen ondervinden ten gevolge van ongewenste seksuele intimiteiten. Over heel de wereld wordt 1 op de 12 vrouwen gedwongen haar job op te geven omdat zij seksueel wordt lastig gevallen.
De cijfergegevens over de vluchthuizen voor hulpverlening aan mishandelde vrouwen en kinderen zijn hallucinant.
In de toelichting van het onderhavig wetsvoorstel worden naar analogie van de resoluties van de conferentie twaalf problemen opgesomd. Ik heb reeds gesproken over armoede en geweld, maar wil nog even dieper ingaan op het punt F van deze resolutie, namelijk de ongelijke toegang tot en de ongelijke deelneming aan de economische structuren, het exonomisch beleid en het produktieproces.
Ik wil enkele knelpunten aanraken die specifiek zijn voor de vrouw in het bedrijfsleven en vooral voor de vrouw in de kleine en middelgrote onderneming. Over deze groep vrouwen wordt bijna nooit gesproken. Nochtans is ten gevolge van het toenemend aantal vrouwen op de arbeidsmarkt ook de participatie van vrouwen aan het bedrijfsleven gestegen; dat weten we allemaal.
We stellen echter vast dat vrouwen in de ondernemerswereld in grote mate ondervertegenwoordigd zijn, met andere woorden dat vrouwelijke ondernemers nog altijd eerder uitzondering dan regel zijn. Daarvoor zijn vele redenen.
Enerzijds zijn er de algemene problemen waarmee alle zelfstandige ondernemers geconfronteerd worden en daar zal ik uiteraard niet over uitweiden. Vrouwen moeten echter hogere drempels overwinnen, hoewel zij op het gebied van opleiding en kennis even hoog en zelfs hoger scoren dan de mannen. De jongste cijfers van de universitaire opleidingen en hun resultaten tonen dit overigens aan.
Anderzijds zijn er problemen waarmee vrouwelijke zelfstandigen geregeld geconfronteerd worden terwijl dat voor mannen veel minder het geval is. Een klein voorbeeld hiervan is de kinderopvang, maar er zijn er nog vele andere.
Het combineren van sociaal-economische verantwoordelijkheden met de verantwoordelijkheden in het gezin is ongetwijfeld een cruciaal knelpunt. Ook deze vrouwen zitten vaak met een dubbel schuldgevoel : enerzijds willen zij honderd percent ten dienste staan van hun gezin, anderzijds eist ook hun zaak dat zij totaal beschikbaar zijn. Een mannelijke ondernemer kan meestal rekenen op de ondersteuning van zijn gezin en omgeving, terwijl voor een vrouwelijke ondernemer de carrière vaak als vrijblijvend, zelfs als bijkomstig wordt beschouwd. Zij moet met andere woorden meestal een eenzame weg afleggen. Deze lijn kan uiteraard voor een deel doorgetrokken worden naar vrouwelijke politici. Vaak horen we nog de oubollige opmerking dat je met je carrière kunt doorgaan als dit geen te grote opoffering vraagt vanwege je gezin of je omgeving. Een dergelijke opvatting is nog zeer verspreid, al durft men het vaak niet openlijk zeggen.
Ik erger mij ook vaak aan de hemeltergende houding van kredietinstellingen tegenover vrouwelijke zelfstandige starters en ondernemers. Om te kiezen voor een zelfstandige loopbaan met veel vraagtekens, grote onzekerheid en grote risico's, vooral op financieel vlak, daar is veel lef voor nodig. En daar komen dan nog eens de problemen met het gezin bij.
De verschillende maatregelen en reglementeringen van de jongste jaren die we allemaal kennen om gezin en arbeid beter op elkaar af te stemmen, zijn zeker lovenswaardig en komen tegemoet aan de problemen van een groot deel van de gezinnen waarvan de partners in dienstverband werken. Deze maatregelen zijn echter vaak zeer nefast voor vrouwelijke zelfstandigen of meewerkende echtgenoten. Ik geef een voorbeeld : afwezigheid om dringende familieredenen, moederschapsverlof en loopbaanonderbreking. Als vrouwen staan wij daar allen achter, maar ze maken het ons niet gemakkelijk om een bedrijf te leiden, zeker niet als men niet al te veel personeel heeft. Ik pleit duidelijk voor meer begrip voor vrouwelijke ondernemers, want het combineren van onderneming en gezin, betekent twee heren dienen. Ik zal geen maatregelen opsommen, maar zowel op fiscaal als sociaal vlak moet het zekerheidsstelsel herbekeken worden. Flexibiliteit in kinderopvang is voor vrouwelijke zelfstandige ondernemers meer dan nodig.
Wat nu concreet het wetsvoorstel betreft, kunnen we algemeen zeggen dat de inzet voor de rechten van de vrouw door deze vierde werelfconferentie een sterk mondiale impuls heeft gekregen. De nieuwe prioriteiten werden duidelijk gedefinieerd en vastgelegd.
Naast de politieke dimensie was ook de bijdrage van de niet-gouvernementele organisaties heel positief. Het voorbereiden van deze conferentie moet werkelijk een titanenwerk geweest zijn.
De deelname van België aan deze conferentie is belangrijk. Het Belgische nationaal verslag is een waardevol document dat de verschillende aspecten van de situatie van de vrouw duidelijk belicht. De ministers hebben op deze vierde conferentie moeten beloven om voor het einde van volgend jaar een actieprogramme uit te werken op basis van het actieplatform. België heeft zich er ook toe verbonden dat beleid te voeren, zowel in eigen land als in het buitenland.
Het lijkt me evident dat de Regering verslag uitbrengt over haar beleid. Wij vinden het uiteraard belangrijk dat het Parlement ook de kans krijgt de Regering geregeld op haar verantwoordelijkheid te wijzen. Wij zullen dit wetsvoorstel dan ook goedkeuren. (Applaus.)
M. le Président. La parole est à Mme Bribosia.
Mme Bribosia-Picard (PSC). Monsieur le Président, je vais essayer de ne pas revenir sur les points développés par les oratrices précédentes.
Jeudi dernier, nous avons décidé de modifier le Règlement du Sénat, afin de créer un Comité d'avis pour l'égalité des chances entre les femmes et les hommes. À cette occasion, si une des oratrices souligna que les femmes composaient un quart de notre assemblée du jamais vu au Parlement belge ! , tous les orateurs et oratrices s'accordèrent à admettre que si, légalement, l'égalité entre les hommes et les femmes était reconnue en Belgique, dans les faits, la réalité était tout autre.
La quatrième Conférence mondiale sur les femmes qui vient de se tenir à Pékin a permis à des femmes du monde entier de confronter leurs expériences.
À des degrés divers, toutes, même les Européennes, ont dénoncé les inégalités entre les hommes et les femmes, les discriminations directes et indirectes qu'elles vivent au quotidien, que ce soit dans la famille, dans le travail, dans les médias, dans la participation à la décision et particulièrement à la décision politique ...
Le principe de l'égalité entre les hommes et les femmes nous apparaît comme incontestable et incontesté. Et pourtant, il n'est pas explicitement inscrit dans notre Constitution.
Le Traité de Rome, quant à lui, dans son article 119, prévoit bien l'égalité de rémunération, le « à travail égal, salaire égal » qui a servi de base légale aux grandes directives européennes, traduites ensuite dans notre législation nationale : directive sur l'égalité de salaire, sur l'égalité de traitement dans l'accès à la formation et à l'emploi, sur l'égalité dans la sécurité sociale ...
Mais l'article 119 est circonscrit au domaine du travail professionnel. C'est pourquoi les femmes de tous les pays et de tous les partis réclament l'inscription du principe de l'égalité entre les hommes et les femmes dans le nouveau traité de l'Union européenne.
À Pékin, notre Gouvernement s'est engagé à mettre en oeuvre le programme d'action de la conférence, mais nous savons par expérience ce que valent les meilleures intentions du monde. C'est pourquoi le groupe PSC votera en faveur de la proposition de loi qui vous est présentée. Celle-ci obligera le Gouvernement et, en particulier, les ministres ou secrétaires d'État ayant, soit la Politique d'égalité des chances entre les hommes et les femmes, soit la Coopération au Développement dans leurs attributions, à rédiger un rapport sur le suivi de la Conférence de Pékin dans les trois mois suivant la rentrée parlementaire. Ne pensez pas que ce soit superflu; rien que dans le Plan pluriannuel pour l'emploi, les mesures de flexibilité et d'encouragement au temps partiel vont, une fois de plus, ainsi que le souligne le Comité de liaison des femmes francophones, pénaliser avant tout les femmes, à qui les formes de travail atypiques sont de tout temps réservées, avec tous les effets pervers qu'elles entraînent sur leurs chances de promotion, sur leur salaire et, plus tard, sur leurs pensions.
En Belgique, 28 p.c. des femmes et moins de 4 p.c. des hommes en activité travaillent à temps partiel. L'enquête sur les forces de travail de l'INS de 1994 a démontré que, contrairement aux idées reçues, seulement 12,3 p.c. des femmes travaillant à temps partiel interrogées ne voulaient pas d'un travail à temps plein. Ce constat est bien éloigné des idées véhiculées dans les conversations tenues au café du Commerce !
Ne parlons pas de la mesure qui durcit encore l'application du trop fameux article 80 de l'arrêté royal du 25 novembre 1991, celui qui réserve aux seuls cohabitants pour 85 p.c., des femmes les allocations de chômage réduites et, dans certains cas, l'exclusion. Sur 21 230 exclusions du chômage en 1994, on dénombre 18 927 femmes; cela se passe de commentaires.
D'ici peu, attendons-nous à voir revenir dans la réforme des pensions, au nom de l'égalité, l'harmonisation du mode de calcul de la pension des hommes et des femmes, harmonisation qui diminuera encore le montant de la pension des femmes, déjà inférieure à celle des hommes d'environ 30 p.c. D'accord pour l'égalité dans le calcul de la pension, mais pas avant d'avoir réduit en amont toutes les autres inégalités qui, celles-là, discriminent les femmes.
J'évoquerai aussi les pays en développement où l'économie repose bien souvent sur les femmes : les hommes palabrent pendant qu'elles remontent l'eau de la rivière, mais combien de femmes participent à l'élaboration des projets de développement ?
Non, monsieur le Président, il n'est pas inutile d'appeler chaque année le Gouvernement au rapport, pour vérifier la concordance entre les bonnes intentions qu'il a manifestées en signant la Déclaration de Pékin et ses oeuvres. Après s'en être inspiré, qu'il suive les avis du Conseil de l'égalité des chances entre les hommes et les femmes, conseil consultatif fédéral qu'il a installé en 1993 et qui a déjà rendu, notamment sur la réforme des pensions, un avis très circonstancié dont je vous recommande la lecture. Que le Gouvernement sache aussi que notre nouveau comité d'avis au Sénat jouera son rôle avec beaucoup de vigilance. (Applaudissements.)
De Voorzitter. Het woord is aan mevrouw Thijs.
Mevrouw Thijs (CVP). Mijnheer de Voorzitter, dit wetsvoorstel is voor ons, zowel mannen als vrouwen, belangrijk. Ik betreur het dan ook dat hier geen man op het podium komt om het te ondersteunen.
Ik beperk mij tot het wetsvoorstel zelf, want binnen het nieuw opgerichte adviescomité voor gelijke kansen zullen zeker zeer veel thema's betreffende deze problematiek worden besproken.
De Vierde Wereldvrouwenconferentie heeft geleid tot een verklaring en een actieprogramma. Dit is een grote verdienste. Immers, bij het begin van de conferentie bevatte het voorgelegd ontwerp nog tal van discussiepunten. Men spreekt zelfs over 40 pct. van de tekst die nog ter discussie lag. Aan de goedkeuring van de verklaring en van het actieprogramma zijn trouwens moeilijke onderhandelingen voorafgegaan. Een grote delegatie vrouwen uit België heeft hieraan bijgedragen.
Gedurende meer dan een jaar werd de conferentie hier voorbereid. Ook al willen wij het anders, de ongelijkheid tussen mannen en vrouwen blijft, ook in ons land, groot, ondanks de vele inspanningen van de vrouwengroepen en beleidsverantwoordelijken. De voorbereiding was ook een gelegenheid om een balans op te maken van de situatie van de vrouwen in België. Dit was niet zo gemakkelijk, want er bestaan nog maar weinig statistische gegevens om de man-vrouw-verhouding op alle gebieden te ontleden, zeker op het vlak van de fiscaliteit, de sociale zekerheid, de kredietverlening en investeringen, het geweld en de criminaliteit. Daarom is het van zeer groot belang om nu in alle statistische gegevens de man-vrouw-verhouding op te nemen.
De weg is dus nog niet ten einde. De allergrootste uitdaging wordt het uitvoeren van het actieprogramma. Dit actieprogramma bindt de deelnemende Staten niet, maar het is de taak van een Staat om ongeacht het politieke, economische of culturele bestel de mensenrechten en alle fundamentele vrijheden te bevorderen en te beschermen. Naast de politieke bereidheid moet er natuurlijk ook de nodige financiële inzet zijn, want ook in ons land moet nog voldaan worden aan tal van voorwaarden om tot een gelijke behandeling van mannen en vrouwen te komen.
Er bestaat zeker al een positieve intentie op dat gebied, maar dit volstaat niet. Het is dus van het grootste belang dat we dit wetsvoorstel steunen, zodat in de toekomst niemand, noch de Regering, noch de minister of staatssecretaris bevoegd voor het Beleid van gelijke kansen, noch de minister of staatssecretaris van Ontwikkelingssamenwerking, zich zal kunnen verschuilen. Elk jaar zullen we hier een verslag van de Regering en specifieke verslagen van de bevoegde beleidsmensen verwachten, zodat wij ons werk als parlementsleden grondig kunnen doen. (Applaus.)
De Voorzitter. Daar niemand meer het woord vraagt in de algemene beraadslaging verklaar ik ze voor gesloten en bespreken wij de artikelen van het wetsvoorstel.
Plus personne ne demandant la parole dans la discussion générale, je la déclare close, et nous passons à l'examen des articles de la proposition de loi.
Artikel één luidt :
Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.
Article premier. La présente loi règle une matière visée à l'article 78 de la Constitution.
Aangenomen.
Adopté.
Art. 2. De Regering brengt aan de federale Kamers jaarlijks verslag uit over het beleid gevoerd overeenkomstig de doelstellingen van de vierde Wereldvrouwenconferentie die in september 1995 te Peking heeft plaatsgehad.
Bij de redactie van dit verslag wordt in de mate van het mogelijke rekening gehouden met de besluiten die werden geformuleerd door het Forum van de niet-gouvernementele organisaties, dat gelijktijdig met de Wereldvrouwenconferentie in China werd gehouden.
Art. 2. Le Gouvernement transmet annuellement aux Chambres fédérales un rapport sur la politique menée conformément aux objectifs de la quatrième Conférence mondiale sur les femmes tenue à Pékin en septembre 1995.
Il y a lieu de prendre en compte, dans la mesure du possible, dans ce rapport, les conclusions formulées par le Forum des organisations non gouvernementales, qui s'est tenu en Chine, en même temps que la Conférence mondiale sur les femmes.
Aangenomen.
Adopté.
Art. 3. De minister of de staatssecretaris die bevoegd is voor het Beleid van gelijke kansen voor mannen en vrouwen, bezorgt de federale Kamers, eveneens jaarlijks, een specifiek verslag over zijn departement.
Dit verslag is een voortgangsnota en houdt een evaluatie in van de maatregelen die werden genomen.
Art. 3. Le ministre ou le secrétaire d'État qui a la Politique d'égalité des chances entre les hommes et les femmes dans ses attributions soumettra, également chaque année, aux Chambres fédérales, un rapport spécifique relatif à son département.
Ce rapport est une note portant sur le suivi et contient une évaluation des mesures qui ont été prises.
Aangenomen.
Adopté.
Art. 4. De minister of de staatssecretaris die bevoegd is voor de Ontwikkelingssamenwerking, bezorgt de federale Kamers, eveneens jaarlijks, een specifiek verslag over zijn departement.
Dit verslag is een voortgangsnota en houdt een evaluatie in van de maatregelen die werden genomen.
Art. 4. Le ministre ou le secrétaire d'État qui a la Politique de la Coopération au Développement dans ses attributions soumettra, également chaque année, aux Chambres fédérales, un rapport spécifique relatif à son département.
Ce rapport est une note portant sur le suivi et contient une évaluation des mesures qui ont été prises.
Aangenomen.
Adopté.
Art. 5. De eerste verslagen worden ingediend uiterlijk op 1 december 1996.
Art. 5. Les premiers rapports seront déposés au plus tard le 1er décembre 1996.
Aangenomen.
Adopté.
De Voorzitter. We stemmen later over het wetsvoorstel in zijn geheel.
Il sera procédé ultérieurement au vote sur l'ensemble de la proposition de loi.